Agressie tegen hulpverleners komt voort uit schaamte

rellen
Rellen in de Haagse Schilderswijk.

De afgelopen week kende veel geweldsincidenten en andere uitingen van agressie. Een overrompelend aantal vernielingen, plunderingen en branden zorgt voor een kostenpost van miljoenen euro’s. Hulpverleners en ordehandhavers moeten het ontgelden. Juist dat brengt een golf van verontwaardiging met zich mee én de vraag waarom mensen in de uitoefening van hun werk worden belemmerd.

Waarom zou je politie, brandweer, verkeersregelaars, boa’s en ambulancepersoneel bekogelen met vuurwerkbommen, ermee op de vuist gaan of ze anderszins intimideren? De problematiek doet zich overigens al jaren voor, niet uitsluitend tijdens de jaarwisseling en in uiteenlopende (meer of minder) openbare ruimtes tijdens de heersende pandemie. Wat voedt deze agressie? Voor de minister-president betreft het ‘idioten’, waar je verder vooral geen woorden aan vuil moet maken.

Nieuws- en praatprogramma’s laten (ervarings)deskundigen juist wel uitgebreid aan het woord. Zij weten echter geen antwoord op de vraag waarom ambulante hulp- en zorgverleners, ordehandhavers, alsook verplegers, artsen en leerkrachten met agressie worden geconfronteerd, terwijl zij er bovenal zijn om ieder van ons de helpende hand te bieden. Juist dáár wringt de schoen!

Schaamte

Naar deze specifieke uiting van agressie is weinig onderzoek gedaan, maar agressie als algemeen menselijk fenomeen is ruimschoots onderzocht. Sla er maar eens werk op na van Roy Baumeister, David M. Buss, Thomas Scheff, Jack Katz, June P. Tangney, June M. Twenge, Robert Sapolsky, Kipling D. Williams, James Gilligan, enzovoorts, enzovoorts. We weten dondersgoed wat de brandstof voor (gewelddadige) agressie is: het opdoen van vernederingen en de angst voor of dreiging van nieuwe vernederingen. Daar hebben we een woord voor: schaamte.

We willen absoluut niet dat venijnige gevoel ervaren van waardeloos en machteloos te zijn, van overgeleverd te zijn aan uitsluiting, kleinering, krenkende afhankelijkheid. We gruwen van het schrijnende samenballen van angst, verdriet en woede dat die ervaringen met zich meebrengen. We verlangen juist geborgenheid, waardering en aanzien bij mensen die er voor ons toedoen, vooral de sociale groep waartoe we behoren, onze ‘peers’.

Aanval als beste verdediging

Bij een opeenstapeling van vernederende ervaringen gaat schaamte ons handelen flink beïnvloeden. Het kan zelfs ons doen en laten teisteren. Er ontstaat het gevoel dat hoe dan ook moet worden teruggeslagen. De aanval wordt de beste verdediging. Daartoe kies je min of meer bewust je slachtoffers.

De voorkeur gaat uit naar degene die je de vernederingen toebrengt, maar dat is lang niet altijd een optie, want onbekend of te krachtig of te confronterend. Menige vernedering moet ook worden toegeschreven aan eigen gemankeerd handelen of beperkte capaciteiten. We zoeken dan ‘gepaste’ alternatieven.

Wat dreigt een ander ons aan te doen

In een notendop samengevat: met vormen van agressie, zoals fysiek geweld, zetten we schaamte op afstand. Geweld wil schaamte lozen. Voor een uitgebreide onderbouwing verwijs ik met beperkte bescheidenheid naar mijn De terreur van schaamte; Brandstof voor agressie (Haarlem, 2015).

Zowel de ‘vernederingen’ als de ‘agressie’ komen in allerhande vormen op ons af. Die zijn met name afhankelijk van sociale en culturele factoren, terwijl in enige mate persoonlijkheidsfactoren nog een rol spelen. Drank, pilletjes of groepsdruk geven dikwijls een duwtje. De essentie blijft de genoemde brandstof. Evenals agressie is ook ‘schaamte’ een algemeen menselijk verschijnsel. Terzijde, schaamte moet niet verward worden met ‘schuld’; bij schuldgevoelens vragen we ons af wat wij een ander hebben aangedaan, terwijl bij schaamte we onze eigen kant op denken: wat dreigt een ander ons aan pijnlijks – fysiek of vooral in emotionele zin – aan te doen.

Hulpverleners zorgen voor nieuwe schaamte-ervaringen

Degenen die ordehandhavers en hulpverleners op enigerlei wijze lastigvallen, vertonen een vorm van agressie die ongetwijfeld wordt gevoed door ‘schaamte’. Ongewild, maar daarom niet minder doeltreffend confronteren die ordehandhavers en hulpverleners de betreffende onruststokers met hun eigen onvermogen en tekortkomingen, met hun gebrek aan succes en aan prestaties, met het gegeven dat zij ‘losers’ zijn. Zij wrijven het buitengesloten worden er nog eens flink in. Kortom, zij bezorgen hen nieuwe schaamte-ervaringen. Hoe vernederend wil je het hebben! Zij werken als de spreekwoordelijke rode lap op een stier.

Deze agressie wordt meer dan eens aangescherpt, wanneer de onruststoker(s) zelf mede verantwoordelijk blijken te zijn voor het leed waarvoor de hulpverleners worden ingeroepen. Voorbeelden te over, zoals bij een brand op een feestje – nee, geen kortsluiting! – of een wat fors uitgevallen pak slaag van je kind van vier – nee, niet van de trap gevallen! – of bij een ‘onverhoeds’ schot uit een revolver, dat een lichaamsdeel raakt – ja, persoonlijke onkunde! – of toch in het ziekenhuis beland – nee, geen verbod van jouw god, maar een eigen keuze.

Hoe schaamte en agressie te kanaliseren?

Ongetwijfeld kan het optreden van hulpverleners en ordehandhavers ter plekke een verschil maken. Het smeulende vuur van agressie kan juist aanwakkeren of afnemen en uitgaan. Dit laatste lukt lang niet altijd. De agressie brandt al volop. Dan is het criterium waarnaar gehandeld moet worden, snel gevonden: de hulp- of zorgverlener, het onderwijzend personeel en de ordehandhaver willen zelf ook niet vernederd worden. Wanneer ‘beschaming’ – fysiek of anderszins – van hen dreigt, dan is de keuze wie in de eerste plaats beschermd moet worden niet moeilijk te maken! Buiten de directe gevarenzone buigen we ons vervolgens over de vraag hoe de vernederingen en bijkomende agressie bij de onruststokers kunnen worden gekanaliseerd.