Bestaat die ‘toenemende ongelijkheid’ eigenlijk wel?

VALKENBERG061121-gelijkheid

Dat links tegen ongelijkheid is, ligt voor de hand. Toen PvdA en GroenLinks warmliepen voor de kabinetsformatie, wilden ze onderhandelen over de ‘bestrijding van ongelijkheid’. Logisch, gezien hun politieke kleur. Inmiddels maken ook andere partijen en apolitieke instellingen zich druk om dit verschijnsel.

De SER kwam deze zomer met aanbevelingen en dit adviseert de Raad voor de Leefomgeving en infrastructuur (Rli) over het Nationaal Groeifonds: de 20 miljard van het fonds zou onder meer moeten worden gebruikt tegen ‘de toenemende ongelijkheid’. Maar welke toenemende ongelijkheid dan?

Praten over ongelijkheid neemt wel toe

De Piketty-hype mag alweer enkele jaren terug zijn, ongelijkheid is alleen maar prominenter op de agenda komen te staan. Alleen: wat staat er precies op de agenda? Meestal komen we niet meer te weten dan dát het gelijker moet. Deze vaagheid over het begrip staat een breed draagvlak voor tegenmaatregelen niet in de weg.

De pleitbezorgers voor nivellering maken gebruik van de kracht der herhaling. Hier dreigt de iteratieve drogreden. Als je een boodschap vaak genoeg herhaalt, raakt het publiek eraan gewend. En gewenning is het voorportaal van de aanvaarding.

Groeiende inkomensongelijkheid?

Is ongelijkheid de misstand die het lijkt? Eerst moet duidelijk zijn wat het betekent. Sommige beleidsmakers geven iets meer prijs dan enkel hun afkeuring. Thierry Baudet ziet hoe ongevaccineerden worden gediscrimineerd. Ook een vorm van ongelijke behandeling, vindt hij. Maar de meeste kritiek gaat over geld, zoals die van Sigrid Kaag in haar HJ Schoolezing. Nederland is, aldus de D66-leider, een land waar de ‘sociaaleconomische ongelijkheid welig tiert.’

De klacht bestaat uit twee elementen. De ene groep heeft meer dan de andere groep, wat al twijfelachtig is. En: de verschillen worden groter – helemaal kwalijk.

Het gelijke Nederland

De feiten zeggen iets anders. Nederland valt net buiten de top tien van landen met de laagste inkomensongelijkheid. Anderzijds zegt dat niets zegt over de ontwikkeling van de laatste jaren. Misschien namen de verschillen overal toe en hier net iets minder. Dat heeft zich niet voorgedaan, zo blijkt. ‘De inkomensongelijkheid in Nederland is namelijk al dertig jaar vrijwel onveranderd.’

Hier spreekt geen vrijmarktfundamentalist die gruwelt van nivellering, maar Peter Hein van Mulligen in Met ons gaat het nog altijd goed (2020). De hoofdeconoom van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) doet wat velen nalaten: de ongelijkheidsclaim toetsen aan datasets. Nog een verrassende observatie: ‘Tot in de jaren zestig lag de ongelijkheid op een veel hoger niveau dan nu.’

26 steenrijken

Maar de vermogens dan? Daar zou volgens critici, geïnspireerd door eerdergenoemde Piketty, de grootste scheefgroei plaatsvinden. Het sentiment wordt aangewakkerd door berichten van het type: ‘Het vermogen van de 10 rijkste mensen is vorig jaar met 413 miljard dollar toegenomen. Dit is 11 keer meer dan het bedrag dat volgens de VN nodig is voor alle humanitaire hulp. 26 rijken bezitten evenveel als de armste helft van de wereld’. Moeilijk om bij het lezen hiervan niet te denken: schande!

Retorisch is zulk gegoochel met getallen sterk, een doorwrochte analyse vergt meer. Historische gegevens over de vermogensongelijkheid zijn schaars, zegt Van Mulligen. En dan volgt deze zin: ‘De cijfers die er zijn, suggereren dat de vermogensongelijkheid in Nederland de afgelopen 25 jaar weliswaar hoog is, maar ook redelijk constant.’

Opnieuw relativerende woorden. En opnieuw is de alarmistische toon over de allerrijksten voorbarig. Daarbij wordt de drommel met knorrende maag niet geraakt door de ongelijkheid. Niet de rijkdom van Jeff Bezos en Elon Musk treft hem, hij wordt gekweld door het gebrek.

Ongelijkheid accepteren

Wat als ontsnappen uit de armoede steeds moeilijker wordt? Sociaal-economische ongelijkheid komt dan voort uit kansenongelijkheid: ook veelvuldig aangehaald als laakbaar, zeker sinds de documentaire Klassen eerder dit jaar. Het gaat critici er niet om dat er verschillen bestaan tussen rijk en arm, wel dat arm er moeilijk in slaagt om rijk te worden.

Het probleem van zulke uitspraken is dat ze algemeen zijn. Neem het onderwijs, dat vaak wordt verweten sociale klim te bemoeilijken. Opleidingen stapelen gaat inderdaad moeizamer dan voorheen, waardoor de VMBO-leerling minder makkelijk de universiteit haalt dan de MAVO-leerling van weleer. Een verspilling van talent doordat beleidsmakers administratieve hindernissen opwerpen. Zonde.

Een andere vorm van kansenongelijkheid is minder laakbaar. Die komt aan het licht tijdens het schooladvies. Twee kinderen met hetzelfde IQ, maar verschillende thuissituaties krijgen andere adviezen voor het middelbare onderwijs. De observatie leidt tot maximale ergernis, dit hoort niet te kunnen. In één moeite door volgt de reflex van: hier is actie vereist.

Afgaande op de verwijtende toon is deze kansenongelijkheid schandelijk. Toch is die gebaseerd op een twijfelachtige aanname: dat elke ongelijk ook te repareren valt. En nog een stap verder: dat hier een taak ligt voor de samenleving. Vaker wel dan niet blijkt dat een onrealistische ambitie. Maatschappelijk succes hangt slechts gedeeltelijk af van school; het grootste deel komt voor rekening van thuis.

Natuurlijk werkt het zo. Als een kind uit een gebroken gezin komt, waarvan beide ouders lager opgeleid zijn, misschien werkeloos en wie weet aan lager wal, werkt dat door in zijn schoolprestaties. Niet altijd, wel vaak. Idem als een ander kind opgroeit in een harmonieuze familie en de ouders hebben gestudeerd.

Twee verschillende thuissituaties: ontzettend ongelijk. En ook ontzettend overmoedig om te veronderstellen dat je dit kunt wegpoetsen met een zak geld en extra hulpverlening. Beleidsmakers die dat wel suggereren, doen valse beloftes. Nederigheid is een onderschatte politieke deugd.

Ongelijkheid waarderen

Als het debat over ongelijkheid iets zegt, is het dat je er nauwelijks in algemene termen over kunt spreken. Te vaak wordt de blokkwast gehanteerd waar het thema om het penseel vraagt.

Behalve slordig is dat misleidend. Oneliners en grote beloftes doen de vele nuances geen recht. Burgers koesteren onrealistische verwachtingen als beleidsmakers blijven hameren op het kwaad dat ongelijkheid heet. De ontnuchtering volgt als de realiteit zich niet voegt naar hun goede bedoelingen.

Het schaderapport is hiermee nog niet opgemaakt. Niet alleen is het minder erg gesteld qua ongelijkheid dan verontwaardigde beleidsmakers het doen voorkomen. Ook belemmeren ze het zicht op de zegeningen. Jawel, ongelijkheid heeft ook positieve kanten. Antropoloog Mark Nathan Cohen, hoogleraar aan State University of New York, noemt het zelfs ‘een geschenk’ van de beschaving.

Ter onderbouwing gaat Cohen terug in de geschiedenis. Wat blijkt? De vruchten van de vooruitgang komen aanvankelijk ten goede aan kleine groepen. Zo was het rond 1800, toen de economie begon te groeien na eeuwen van stagnatie. Een voorhoede werd rijker, de massa kwam pas in tweede instantie. Idem als er wetenschappelijke doorbraken en uitvindingen plaatsvinden. Eerst profiteert de enkeling, dan pas de meerderheid.

En zo is het nog steeds. Hier spreken we over het toedienen van een derde boosterprik, terwijl in Afrika nog slechts enkele procenten van de bevolking is ingeënt tegen corona. Deze verschillen zorgen voor de vertrouwde reactie: onbestaanbaar. Zeker, het tempo daar mag omhoog. Maar laten we niet vergeten dat het echte wonder is dat er überhaupt vaccins bestaan. De gelijkheid was groter toen ze nog niet bestonden. Toch wil niemand terug naar die tijd.

Verschillen als gevolg van de vooruitgang, waar uiteindelijk velen baat bij hebben. Een prikkelende benadering, die het politieke eensgezindheid tart. Laten politici de voordelen van ongelijkheid eens loven.

Sebastien Valkenberg schrijft voor Wynia’s Week regelmatig prikkelende artikelen over brandende kwesties. Steunt u deze broodnodige berichtgeving? Doneren aan Wynia’s Week kan HIER. Hartelijk dank!