Boycot de nieuwe canon!

anton-de-kom
Anton de Kom (vooraan) werd ook één van de vijftig ‘vensters’ van de Canon van de Nederlandse geschiedenis.

De nieuwe historische canon, die vorige maand werd onthuld, blijkt lang niet iedereen te bevallen. In de vorige uitgave was een plaats ingeruimd voor Willem Drees, symbool van de naoorlogse rooms-rode politiek van wederopbouw. Drees is vervangen door Marga Klompé en dat kwam bij velen hard aan.

Dat Floris V en Karel V zijn ingeruild voor Maria van Bourgondië lijkt daarentegen bijna niemand te zijn opgevallen. Kenners van de Middeleeuwen vragen zich echter af waarom er een “venster” werd toebedeeld aan een vorstin, die maar vijf jaar (1477-1482) regeerde voordat ze van haar paard viel en stierf. Voor de samenstellers van de canon was het blijkbaar belangrijk dat haar korte regeringsperiode de kans bood om een witte man te vervangen door een vrouw.

Helaas lijkt Maria’s huidskleur – als je het portret mag geloven – nog witter dan dat van haar mannelijke voorgangers. Haar uitzonderlijke positie geeft een verkeerde indruk van de toenmalige maatschappelijke verhoudingen, want in Europa waren de afgelopen millennia mannen in het openbare leven op alle niveaus belangrijker dan vrouwen. Wil je begrijpen wie er in ons land eeuwenlang aan de touwtjes trokken, dan moet je dit venster overslaan.    

Vooraf al ruzie

Dat er kritiek zou komen, was overigens te verwachten. Een keuze uit meer dan drieduizend jaar (pre-)historie kan nooit op ieders instemming rekenen. Ook tegen de keuze van de onderwerpen van de eerste canon, samengesteld door de commissie-Van Oostrom, kwamen er bezwaren. Het kritiseren van de canon lijkt dus langzamerhand een soort folklore te worden.    

Maar met de nieuwe canon is meer aan de hand, want er was al ruzie over de opdracht aan de nieuwe canoncommissie, vóórdat zij onder voorzitterschap van James Kennedy aan de herziening was begonnen. De huidige minister van onderwijs, Ingrid van Engelshoven, had namelijk bedacht dat de herziene canon ook de schaduwkanten van de Nederlandse geschiedenis moest laten zien en de commissie heeft daar nog een andere doelstelling aan toegevoegd: de keuze van de onderwerpen diende meer “inclusief” te zijn. Meer aandacht dus voor vrouwen en minderheidsgroepen.

Marga Klompé was atypisch

Deze hedendaagse politiek gemotiveerde voorwaarden verhinderen dat de canon een goed beeld van het verleden geeft. Als de leerlingen van de basisscholen en het middelbaar onderwijs iets willen begrijpen van de positie van de vrouw in Nederland vlak na de Tweede Wereldoorlog, krijgen ze met het venster over Marga Klompé een volstrekt verkeerde indruk. Mejuffrouw Klompé was ongetrouwd, had geen kinderen en was minister, zij het van het nieuwe en niet erg serieus genomen departement van Maatschappelijk Werk.

Dat was in het toenmalige Nederland uitzonderlijk, want verreweg de meeste vrouwen waren wel getrouwd en het gemiddelde gezin telde tenminste drie kinderen. Het ministerschap van Klompé verdoezelt bovendien het feit dat vrouwen in Nederland na hun huwelijk meestal ontslagen en tot 1956 zelfs handelingsonbekwaam werden.

Had dan niet beter Soekarno in de canon gekund?

Anton de Kom is ook zo’n uitzonderlijke figuur. Het aan hem gewijde venster doet sympathiek aan, maar maskeert het feit dat er in het Caribisch gebied nauwelijks sprake was van nationalisme. Hoe is het anders te verklaren dat de Nederlandse regering in de jaren zeventig drie miljard gulden moest uittrekken om de Surinamers ervan te overtuigen dat ze de band met de koloniale uitbuiter eindelijk eens moesten doorknippen?

Tot op heden willen de Antillianen dat nog steeds niet. En waarom is de helft van de Caribische Nederlanders dan vrijwillig naar het land van de racistische onderdrukkers verhuisd?  In plaats van Anton de Kom had een venster over Soekarno de onafhankelijkheidsbewegingen in de koloniën wel goed kunnen illustreren.

Altijd die hang naar “zwarte bladzijden”

De Tweede Kamer mag dan de nadruk op de “zwarte bladzijden” uit de opdracht hebben gehaald, de tendens om deze bladzijden nog eens duidelijk aan de orde te stellen is in de nieuwe canon nog steeds merkbaar. Zo wordt er in de tekst van het venster over admiraal De Ruijter op gewezen dat diens “zeemanscarrière ter discussie staat” in verband met “de verovering van de handelsforten op de Afrikaanse westkust, waarmee Nederland zijn positie in de slavenhandel kon behouden”. 

Blijkbaar waren niet alle commissieleden het eens over een duidelijke veroordeling van de admiraal. Daar kan ik inkomen, want ten tijde van De Ruijter was de handel in goederen op de Westkust van Afrika belangrijker dan die in slaven. Bovendien is deze constatering eng nationalistisch, terwijl de commissie zich nu juist voorgenomen had de Nederlandse gebeurtenissen in een breder kader te zetten.

Waarom ontbreken er in de tekst over De Ruijter dan de namen van zijn buitenlandse collega-vlootvoogden, die weigerden om gebieden te her- en veroveren, die een rol speelden in de slavenhandel? Die namen zijn er niet.

Dat verzwijgt de canon, want dan zou de gebruiker begrijpen dat het morele kompas van De Ruijter niet afweek van dat van zijn tijdgenoten in soortgelijke functies en dat de discussies over diens zeemanscarrière een anachronisme zijn. Als je leerlingen iets van historisch besef wilt bijbrengen, kun je ook dit venster dus beter overslaan.  

Er is over de imperatief van de  “zwarte bladzijden” nog wel meer op te merken, maar daarover een volgende keer.