De gekwelde postkoloniaal is gretig op zoek naar geërfde schuldigheid

VALKENBERG210522-kolonialeerfschuld
Idyllisch: landschap in Nederlands Indië in de jaren veertig van de negentiende eeuw

‘Hoe onderzoek je zelf het koloniale verleden van je voorouders?’ Deze vraag is voor De Volkskrant zo belangrijk dat de krant er een speciale webpagina voor heeft gemaakt. De webpagina hoort weer bij een serie artikelen over mensen die het spoor terug volgen, totdat ze stuiten op een schuldige familielijn. Opvallend is de aanname dat het gewroet heel vanzelfsprekend is.

Let op de vraagstelling. De vraag is niet óf je het verleden moet onderzoeken. Het staat al vast dat dit moet. Er rest slechts nog de vraag hóe dat dient te gebeuren. Terecht verbaasde Elma Drayer zich over de kennelijke aanname: dat iemand geacht wordt zich verantwoordelijk te voelen voor misstanden, begaan door hele verre, historische verwanten. De morele introspectie gaat hier in de overdrive.

Grijs verleden

Het geweten leek juist wat minder zwaar belast te worden. Met reuzenpassen: lang gold de Tweede Wereldoorlog als onze nationale schandvlek. De geschiedschrijving van die periode was er één van wit versus zwart, van helden versus schurken. Deze zienswijze werd ons bijgebracht door rijkshistoricus Lou de Jong. Niet alleen door hem natuurlijk, maar dat neemt niet weg dat hij sinds de jaren ’60 fungeerde als ‘de strenge bovenmeester van de indeling tussen Goed en Fout.’

Toen brak een nieuwe eeuw aan. Grijs verleden (2001), van historicus Chris van der Heijden, verscheen. Het boek was een correctie op het heersende beeld. De auteur wilde het zwart-witdenken van de decennia daarvoor nuanceren. De realiteit was te onoverzichtelijk voor simpel moralisme. Goed en fout tegenover elkaar? Tijdens de bezetting lag het subtieler.

Door de bank genomen waren Nederlanders ‘schipperende en beginselloze slapjanussen’ geweest, vat publicist Rob Hartmans het nieuwe frame samen. Tijdens de bezetting pasten de meeste Nederlanders zich aan. Ze keken weg van de misstanden en probeerden de oorlog te overleven. Laakbaar misschien, maar meedogenloze schurken waren het niet.

Een nieuw richtpunt voor onze boetvaardigheid

Overigens kon ook de ‘grijze’ benadering rekenen op forse kritiek. ‘Van der Heijden beweert eigenlijk dat het niet zo veel uitmaakt; goed, fout, men was grijs en redde zijn hachje. De mens is nou eenmaal een modderaar met allerlei tekorten,’ reageerde NIOD-onderzoeker Jolande Withuis (en auteur van een biografie over verzetsheld Pim Boellaard). ‘Hij maakt ervan dat goed-in-de-oorlog niet bestaat. We moeten niet vergeten dat de oorlog in sommigen het allerbeste naar boven heeft gebracht.’

Een terechte waarschuwing, de grens tussen nuanceren en relativeren dreigde soms te vervagen. Het neemt niet weg dat er een morele ontspanning intrad. Totdat we ons Koloniale Verleden ontdekten. Een nieuwe schandvlek. Onze boetvaardigheid kreeg een nieuw richtpunt.

Verdrongen geschiedenis

Eigenlijk moeten we spreken over een ‘ontdekking’. De afgelopen jaren klonk het weliswaar veelvuldig dat deze zwarte bladzijde uit onze geschiedenis niet de belangstelling kreeg die ze verdient, maar hoe terecht is die aanklacht? De feiten zeggen iets anders.

In 2020 onderzocht Historisch Nieuwsblad de lesmethode geschiedenis voor het middelbare onderwijs. Hebben we echt een blinde vlek voor de overzeese misstanden, zoals het verwijt luidt? Nou nee. ‘Slavernij en kolonialisme prominent in schoolboeken’, luidde de conclusie van het onderzoek. Deze uitkomst maakte weinig indruk. Zoals Martin Sommer al zei:  ‘Slavernij was verdrongen geschiedenis. Punt uit.’

Vijf generaties

Welbeschouwd is het kolonialisme nog erger dan de Tweede Wereldoorlog, omdat het tijdvak nog niet het verleden behoort. Het voorbije herdenk je, zoals dat gebeurt met de oorlog. Duurt een gebeurtenis daarentegen voort, zoals het kolonialisme, dan is zulke distantie ongepast. De lat ligt hoger. Er bestaat een plicht tot zelfonderzoek, waarbij we onszelf streng bevragen.

Deze populaire redenering gaat als volgt. Hoewel de slavernij meer dan anderhalve eeuw geleden werd afgeschaft, ‘zijn de raciale vooroordelen en structuren springlevend’, zei Alex van Stipriaan (hoogleraar Caraïbische geschiedenis) enige tijd terug. Als Afro-Nederlanders relatief vaak voorkomen in de criminaliteitsstatistieken, dan duidt dit volgens er volgens hem op dat slavernijverleden op een gemene manier doorwerkt. Het onderwerp dient derhalve een net zo prominente rol krijgen als de oorlog.

Hij mag tevreden zijn. De laatste paar jaar kreeg ons slavernijverleden niet slechts een prominentere rol, doodgewone burgers voelen de druk van vroeger op hun schouders drukken. Zie nogmaals De Volkskrant. De vraag hoe ‘je zelf het koloniale verleden van je voorouders’ onderzoekt, is geenszins tegen dovemansoren gericht.

In een stuk van bijna 4000 woorden kwam een vrouwelijke ‘manager bij een bedrijf dat liften keurt op veiligheid’ aan het woord. Ze bleek de afstammeling van een Surinaamse slavin – een héle verre afstammeling en dit besef was niet zomaar een interessant weetje. Ze heeft zwart bloed! Haar wereldbeeld kantelde, tekende de journaliste op. En dat naar aanleiding van een slavin, geboren in 1771. De familielijn ging vijf (!) generaties terug.

Vragen vermomd als imperatief

De afstand in de tijd doet nauwelijks nog ter zake. Een gedachte-experiment: stel dat iemand in pakweg 2150 het boetekleed aantrekt omdat een familielid vijf generaties eerder een NSB-er was. Kom op, wel een beetje maat houden, graag. Zo zal ongeveer de vermaning luiden aan zijn adres. Hij wordt ontslagen van de plicht tot zelfonderzoek.

Waarom leeft die verwachting dan wel ten aanzien van ons koloniale verleden? Nogmaals De Volkskrant: zelfde slavernij-reeks, ander stuk. Daarin werpen de auteurs een serie vragen op. Kun je een erfzonde aflossen? Is er überhaupt sprake van zoiets als een erfzonde? Hoe verhoud je je tot historisch daderschap? Hoe geef je rekenschap? En heb ik eigenlijk last van een schuldgevoel?

Het lijken slechts vragen. In werkelijkheid zijn het imperatieven vermomd als vraag. De geïnterviewde van dit artikel, een ambtenaar bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, raakt dan ook danig van zijn stuk als hij gaat graven in de familiearchieven. Het gegeven dat zijn voorouders meerdere plantages bezaten en Afrikaanse mensen verkochten, viel hem ‘rauw op zijn dak’. De rest van de familie reageerde lauw op deze ontdekking. ‘Ik meende wel enige verbazing te zien, maar geen grote schok.’

Zelfhulpsessie

De ambtenaar slaat dus een andere toon aan dan zijn familieleden. In het licht van vroeger leidt hij een schuldig leven. Hij moest, in lijn met de verwachting van zijn ouders, naar het categoraal gymnasium. Uit deze verwachting sprak zijn privilege en via deze beladen term, overgenomen uit het vocabulaire van Amerikaanse activisten, immer alert op perfide structuren in de maatschappij, zou een erfschuld blijken.

Ergens bestaat een link met de slavenhandel. Hoe die precies is, wordt dan weer niet echt duidelijk. Maar de feiten lijken van ondergeschikt belang, het zelfonderzoek heeft vooral een rituele betekenis.

De toonzetting is opvallend. Dat landen zich rekenschap geven van hun verleden: uiteraard. Ze doen wetenschappelijk onderzoek naar misstanden en er vinden plechtigheden plaats. Als we de Tweede Wereldoorlog gedenken, gaat dat via de route van de natiestaat. Ten aanzien van het kolonialisme dient het zelfonderzoek een individuele opgave te zijn die ook het karakter heeft van een persoonlijke zelfhulpsessie.

De goede deelnemer toont geen piëteit, maar masochisme. Omstandig geeft hij blijk van een gitzwart verleden, dat bovendien nog onvoltooid is. De gekwelde ziel. Je gunt hem een dosis grijs verleden.

Wynia’s Week volgt de postkoloniale schuld-discussie kritisch en op de voet. Steunt u deze onafhankelijke berichtgeving? Als donateur maakt u Wynia’s Week mogelijk. Doneren kan HIER. Hartelijk dank!