Loterij als godsdienst, godsdienst als loterij

reclame-van-de-nederlandse-loterij
Reclame van de ‘Nederlandse Loterij’.

Laat ik beginnen met een bekentenis. Ik koop wel eens een lotje. Nee, erger. Ik koop wekelijks een lotje: per week één lotje. Het zijn van die lotjes die maar een paar euro kosten, maar waarmee je wel kans loopt op een gigantische hoofdprijs van 10 miljoen euro of meer.

Gezien mijn consumptiepatroon heb ik zulk een groot bedrag helemaal niet nodig. Toch is het een prettig gevoel om ruim bij kas te zitten. Wat ik prettig vind aan zulk een overgroot bedrag is het gevoel redelijkerwijs aan geen enkele financiële grens meer gebonden te zijn.

Of me dat vervolgens werkelijk gelukkiger zal maken, waag ik te betwijfelen. Ik denk dat de grens die ik ervaar eerder psychologisch dan financieel van aard is. Maar dat is een ander chapiter.

Kleine kans

Als ik ga nadenken over hoe klein de kans eigenlijk is dat ik zulk een hoofdprijs ooit win, dan vergaat mij de moed. De loterij waaraan ik deelneem, betreft niet alleen Nederland maar een groot deel van Europa. Al blijft ik mijn hele leven elke week een lot kopen, dan nog is de kans op de hoofdprijs niet groter dan dat de hoofdprijs deze week bij mij in de buurt valt. Als ik dan bedenk hoeveel van die buurten Europa telt, dan weet ik dat die kans héél klein is.

Nu kan ik wel zeggen: ik koop niet één maar meerdere loten per week. Op zich is dat nog wel rationeel. Een tweede lot geeft net zoveel kans als het eerste. En als ik dan toch één lot koop, waarom dan geen twee… of drie, of vier? Het probleem bij die aanpak is dat dan al snel het einde zoek is: waarom geen 1.000 loten elke week?

En wat nu als ik alle loten zou opkopen? Stel dat ik daar het geld voor had, dan zou ik die hoofdprijs toch gegarandeerd winnen! Dat is natuurlijk waar, maar dan zou blijken dat ik meer betaal voor het winnen van die hoofdprijs, dan dat die hoofdprijs me oplevert. Wat dan overblijft is weliswaar een zekere, maar wel een slechte deal.

Slechte deal

Ook het kopen van slechts één lot, is in principe een slechte deal. De kans op de hoofdprijs vermenigvuldigd met het bedrag van de hoofdprijs is lager dan de prijs van een lot. Dat komt omdat het verdienmodel van iedere loterij is dat de opbrengst door de verkoop van loten groter is dan de kosten van het totale prijzenpakket.

Maar dan nog is het in economisch opzicht rationeel als ik een kleine kans op miljoenen euro’s meer waardeer dan de zekerheid van de paar euro waarvoor ik het lotje koop. Dat komt, omdat in de economie behoeften als gegeven worden beschouwd.

In tegenstelling tot de psychologie pretendeert de economie niet behoeften te verklaren. Het enige wat ze wél verondersteld, is dat mensen in staat zijn de mate van behoeftebevrediging te rangschikken. Bijvoorbeeld: ik heb liever een appel dan een peer, of in het onderhavige geval: ik heb liever een lotje dan een paar euro in mijn portemonnee.

Voorpret

Door een lot te kopen, maak ik niet alleen een kans op de hoofprijs. Ik stel mezelf ook in de gelegenheid mij te verheugen of op zijn minst te hopen op de hoofdprijs. Bepaalde delen van mijn brein zijn ongetwijfeld in staat uit te rekenen hoe klein die kans om die hoofdprijs te behalen wel niet is.

Maar andere delen van datzelfde brein zijn daartoe totaal niet in staat. Die denken meer in termen van: misschien win ik deze week de hoofdprijs, misschien ook niet. Dat deel van het brein ziet die kans op een hoofdprijs als zeer reëel, zeg maar als fiftyfifty. Voor dat deel van het brein, maakt het ook niet uit hoeveel lootjes ik koop.

Het kopen van één lot per week is dus in die zin de voordeligste keuze, het is de goedkoopste manier om dat deel van mijn brein op te monteren met de zeer reëel geachte mogelijkheid van het winnen van de hoofprijs.

In haar reclames weet de Staatsloterij die hoop zeer goed te verbeelden. Dan zie je een man die danst tijdens de uitoefening van een weinig gewaardeerd beroep. Hij zit dan met zijn hoofd in de wolken omdat hij kan hopen op het winnen van de hoofdprijs. Eigenlijk laat de reclame zien dat voorpret ook meeweegt in de behoeftebevrediging die de aankoop van een staatslot biedt. Ook al win je niks, dan nog heb je je voorpret gehad.

Wie echter met de wolken in het hoofd rondloopt, is niet bezig met de realiteit. Dat is dan ook een argument om juist geen lot te kopen. Het is dus de vraag of dat gevoel dat je misschien wel de hoofdprijs wint nu eigenlijk wel zo’n zegen is. Hoewel ik er niet naar handel, denk ik eigenlijk van niet. Door jezelf de aankoop van een lot te ontzeggen, blijf je met beide benen op de grond staan, en besef je dat je eigen toekomst meer afhangt van wat je allemaal doet en beslist dan van de aankoop van een lotje.

Hemel en hoofdprijs

Als ik wat dieper duik in dat gevoel van verwachting, dat ik wekelijks opwek door een lotje te kopen, dan besef ik welke impact dat heeft. Wat ik dan ervaar, wil ik vergelijken met de beleving van religie. Daarmee zeg ik overigens niet dat religie niet meer dan een loterij is.

Ik heb het nu even niet over theologische of filosofische argumenten voor het bestaan van God. Ook heb ik het er niet over hoe in diverse religies de relatie tussen mens en God (of goden) weer anders gedacht wordt. Laat ik gewoon uitleggen wat ik bedoel, alvorens ik me verder in theologische discussies verstrik.

In de meeste religies wordt God als groot en machtig beschouwd in vergelijking met de mens. De mens is dus klein en God is groot. Door zijn kleine inzet – zijn ‘gods-dienst’ – te leveren kan een mens een grote God echter gunstig stemmen.

Natuurlijk is niet ieders geloofsijver even groot, maar in vergelijking met God valt echter zelfs de grootst mogelijke geloofsijver in het niet. Zelf voor een Franciscus van Assisi blijft God groot. Je zou Franciscus kunnen vergelijken met iemand die zijn hele inkomen besteedt aan loten: ook die inzet valt in het niet in vergelijking met de hoofdprijs, of het totale prijzenpakket.

Geloofszekerheid

Door echter ook maar iets te doen om God te dienen, bijvoorbeeld bidden voor de maaltijd, wordt ook de voorstelling van God, en de hoop om de hemel te betreden gevoed. Net zo voedt mijn aankoop van een lot elke week mijn verwachting van de hoofdprijs. Inzet voor een doel roept dus de verwachting wakker om dat doel te bereiken.

Mijn inzet van enkele euro’s per week kan niet groot genoemd worden. Toch heeft ook die kleine inzet al een enorm effect op het beeld dat zich in mijn verbeelding vormt van mijn leven na het behalen van de hoofdprijs.

Maar belangrijker nog is wellicht dat ook met mijn verwachting de hoofdprijs te halen erdoor wordt gevoed. Er ontstaat een soort irrationeel vertrouwen in het feit dat ik die hoofdprijs ooit zal winnen. Die hoop is blijkbaar zo groot dat ik elke week in de verwachting leef dat het deze week wel eens zou kunnen gebeuren. Ook Jezus leefde in de verwachting dat het koninkrijk Gods nabij was. Na 2.000 jaar weten we dat dit toch een beetje tegenviel.

De aanhouder wint

Handig mechanisme is ook, dat de hoofdprijs de volgende week toeneemt als deze die week niet wordt uitgekeerd. Daardoor lijkt het erop dat een aanhoudende inzet tot een des te grotere beloning leidt. Alsof je inzet deze week niet verloren is, maar doorweegt in de komende week. Iets vergelijkbaars geldt ook voor geloofsijver.

Ook al wordt de geloofsijver niet meteen beloond, ooit zal die beloning toch volgen. De aanhouder wint. De loterij leert ons echter dat dit niet meer hoeft te betekenen dan dat de aanhouder niet vergeet elke keer opnieuw mee te dingen voor de hoofdprijs.

Het is dus niet zo dat de kans om deze week de hoofdprijs te winnen groter is, omdat ik de weken daaraan voorafgaand ook een lot heb gekocht. Het is gewoon een kwestie van: nieuwe ronde, nieuwe kansen, en: zoveel ronden, zoveel kansen.

Dat de verwachting de hoofdprijs te winnen irrationeel groot is, kan leiden tot het verwaarlozen van andere taken in het leven, zelfs taken die tot hetzelfde doel kunnen leiden, namelijk het verwerven van een geldbedrag. Men kan dus gaan denken dat het begunstigen van de huidige financiële situatie door hard werken, of verstandig te sparen niet zo’n grote noodzaak heeft, omdat het belang daarvan niet opweegt tegen de hoofdprijs waarop men zijn zinnen heeft gezet.

Het kan zelfs zo zijn dat men minder investeert in relatievorming omdat men denkt dat het winnen van de hoofdprijs ook op dat gebied meer mogelijkheden zal bieden. Van godsdienst is bekend dat het ertoe neigt al het aardse in de schaduw te stellen: het leven als slechts voorportaal van de hemel. En ook daar kan dat leiden tot verzaking van de eigen belangen in het dagelijkse leven.

Het kan ook tot een soort anti-materialisme leiden, omdat men denkt dat een te verwachten religieuze beloning elke materiële beloning ook in kwalitatief opzicht verreweg overtreft. Die omslag in het denken is bij een loterij niet mogelijk, omdat overduidelijk is dat de hoofdprijs, hoe groot dan ook, gewoonweg een geldbedrag is. Of men moet al denken dat toename in kwantiteit tot veranderingen in kwaliteit kan leiden. Transcendentie door kwantiteit.

Een paar maanden geleden  hoorde ik op de Vlaamse radio een kort interview met een van herkomst volkse man. Indertijd had hij in een loterij een bedrag van 15 miljoen euro gewonnen. Echt gelukkiger dan voorheen was hij er niet van geworden. Toch was hij er blij mee: comfortabel was het wel.