De parallelle levens van Hans en Hans

1200px-Parlementaire_delegatie_naar_China,_Vondeling,_Van_Mierlo_B._de_Gaay_Fortman_en_,_Bestanddeelnr_926-6163
Hans van Mierlo (tweede van links) en Hans Wiegel (rechts) hier met PvdA’er Anne Vondeling (links) en Bas de Gaay Fortman (PPR) op parlementair bezoek in China, 1973.

Het is nog maar nauwelijks voorstelbaar, maar tot ver in de jaren negentig van de vorige eeuw verschenen in Nederland nauwelijks biografieën. Terwijl je in Britse, Amerikaanse, Duitse en Franse boekwinkels struikelde over de vuistdikke levensbeschrijvingen van historische kopstukken als Winston Churchill, John F. Kennedy, Konrad Adenauer en Charles de Gaulle, hadden Nederlandse historici nauwelijks belangstelling voor het biografische genre. Over de meeste grote vaderlanders – van Johan Rudolf Thorbecke tot Multatuli, van Anton Philips tot Aletta Jacobs en van koningin Wilhelmina tot Joseph Luns – bestond geen enkel fatsoenlijk boek.  

Het verloop van de geschiedenis, zo hoorde je Nederlandse historici vaak beweren, wordt niet bepaald door personen, maar door processen: industrialisatie, (de)kolonisatie, verzuiling, democratisering, emancipatie, enzovoorts. Daarnaast werd de weerzin tegen biografieën gevoed door de protestantse angst – in Nederland wijdverbreid – voor het ‘ophemelen’ van individuen. Van feministische zijde kwam daar nog de afkeer bij tegen geschiedschrijving met ‘grote mannen’ in de hoofdrol. Al met al een dodelijke cocktail.

Maar nu: een tsunami van biografieën

Inmiddels is alles anders. Het anti-biografische klimaat is de afgelopen vijfentwintig jaar dermate drastisch omgeslagen dat het bijvoorbeeld moeilijk is geworden om een prominente, twintigste-eeuwse politicus te noemen wiens leven nog níet is geboekstaafd. De oud-premiers Abraham Kuyper, Dirk Jan de Geer en Joop den Uyl maar ook VVD-boegbeeld Neelie Kroes en D66-prominent Hans Gruijters kregen zelfs twee keer een biografie. Meerdelige boekwerken verschenen over Willem Drees (vier banden) en Hendrik Colijn (twee); Wim Kok (deel twee in voorbereiding) en Pim Fortuyn (idem) staat dat nog te wachten. Het hek is, kortom, helemaal van de dam.

Dat is overigens niet iets om over te klagen. Zeer welkom was bijvoorbeeld het eind vorig jaar verschenen boek van journalist Pieter Sijpersma over Hans Wiegel. Het werd – terecht – een bestseller. Deze week verscheen de biografie van Hans van Mierlo, geschreven door Hubert Smeets, voormalig redacteur van NRC Handelsblad.

De twee Hansen hebben misschien meer gemeen dat we geneigd zijn te denken.

Wiegel (Amsterdam, 1941) werd geboren als zoon van een sociaaldemocratische meubelmaker; Van Mierlo (Breda, 1931) groeide op in een Brabantse bankiersfamilie waar katholiek werd gestemd: voor de oorlog RKSP, daarna KVP. Maar beiden braken met hun politieke lotsbestemming en belandden in het liberale kamp: Wiegel bij de behoudende liberalen van de VVD, Van Mierlo – hoewel hij zich altijd tegen dat etiket is blijven verzetten – bij de sociaal-liberalen van D66.

Na de Tweede Kamerverkiezingen van 1967 debuteerden ze samen op het Binnenhof. Het was een legendarische lichting, met ook Frans Andriessen (KVP), Ed van Thijn (PvdA) en de VVD’ers Koos Rietkerk en Henk Vonhoff.

Vijftien jaar later, in 1982, verdwenen ze samen weer uit de politieke spotlights. Wiegel werd commissaris van de koningin in Friesland; Van Mierlo koos na een ministerschap op Defensie voor de luwte van de Eerste Kamer.

De twee werden daarna om de haverklap het middelpunt van speculaties omtrent een mogelijke terugkeer als partijleider. Bij Van Mierlo kwam het er daadwerkelijk van: in 1986 werd hij voor het eerst in veertien jaar weer lijsttrekker en fractievoorzitter; in 1994 tevens opnieuw minister, nu op Buitenlandse Zaken.

Comeback: Van Mierlo wel, Wiegel niet

Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1994 leek ook Wiegel in de markt om zijn comeback als lijsttrekker te maken. Het partijbestuur van de VVD stak daar echter een stokje voor. Wel werd Wiegel in 1995 lid van de Eerste Kamer, waar hij vier jaar later – door tegen een wetsvoorstel voor een correctief referendum te stemmen – een nacht op zijn naam bracht.

De Griekse filosoof Plutarchus introduceerde aan het eind van de eerste eeuw het concept van ‘parallelle levens’: dubbelbiografieën van personen die – in grote lijnen – hetzelfde levenspad aflegden en/of soortgelijke keuzes moesten maken. Met Hans Wiegel en Hans van Mierlo zou hij vermoedelijk ook wel raad hebben geweten.