De Tweede Kamer maakt zichzelf ziek

Vera Bergkamp
De nieuwe Kamervoorzitter Vera Bergkamp (D66) zegt met premier Rutte te gaan praten over de werkdruk in het parlement. Zou dat helpen?

De Tweede Kamer is een burn-outfabriek, zegt Zihni Özdil.

Het voormalige Kamerlid voor GroenLinks is ervaringsdeskundige: hij werd in 2018 getroffen door een burn-out en was geruime tijd uit de running.

Hij heeft er nooit geheimzinnig over gedaan en dat is opmerkelijk. Een burn-out wordt toch vaak gezien als een smet, een signaal dat je werk niet aan kan, dat je eigenlijk een loser bent.

Vooral mensen op hoge maatschappelijke posities willen er niet van weten. Daarom ontkennen ze vaak hun oververmoeidheid en jagen door totdat ze letterlijk omvallen. Minister Bruins liet dat vorig jaar zien toen hij in Vak K in elkaar zakte.

Taboe doorbroken

Misschien heeft Özdil met zijn openheid in politiek Den Haag een taboe doorbroken. Bruins was er in elk geval eerlijk over en ook twee Kamerleden gaven de afgelopen tijd opening van zaken, Harry van der Molen van het CDA  en Rens Raemakers van D66.

Recent werden ook Pieter Omtzigt en minister Bas van ’t Wout aan het lijstje toegevoegd.

Openheid troef? Nou nee, althans niet volgens insiders. Menig politicus zou op zijn of haar laatste benen lopen, maar dat voor de goegemeente verborgen houden.

Het bracht Zihni Özdil tot de krasse uitspraak over de Tweede Kamer als burn-outfabriek.

Heeft hij gelijk?

Volksziekte

Burn-out is een volksziekte geworden. Naar schatting is 1 op de 8 werkenden burn-out, variërend van kapot thuis zitten tot tijdelijk doormodderen op de hiervoor beschreven manier.

Het herstel kan lang duren. Oud-minister Bruins was er weer snel bovenop, maar anderen kunnen er jaren mee bezig zijn, soms zonder volledig herstel. Het grootste obstakel zit tussen de oren, zeker bij mensen die ‘last’ hebben van perfectionisme en een hoog aspiratieniveau. Kamerleden bijvoorbeeld.

We hebben zo goed als geen harde gegevens over de Tweede Kamer, maar mijn vermoeden is dat die 1 op 8 daar niet wordt gehaald. In het algemeen hebben hoogopgeleiden met een ‘kantoorbaan’ een laag verzuim, zeker als ze op een verantwoordelijke functie met nogal wat autonomie zitten.

Kamerlidmaatschap is een extreem ongestructureerde baan

Dat neemt niet weg dat er vast heel wat Kamerleden vaak erg moe zullen zijn, slecht slapen en ongezond leven.

Dat kan geen verbazing wekken. Het Kamerlidmaatschap is misschien wel de meest ongestructureerde baan die je je maar kunt indenken.

De actualiteit is allesbepalend, het scala van onderwerpen is oneindig en de interacties onderling en met kabinet, de media en samenleving zijn ontelbaar.

Door de maatschappelijke polarisatie en de daarmee samenhangende versplintering in de Kamer is de dynamiek enorm toegenomen.

Het lijkt soms alsof elke rem weg is: het regent moties, spoeddebatten, stemmingen en Kamervragen. Vergaderingen kunnen eindeloos duren. Voor zoiets alledaags als het kiezen van een nieuwe Kamervoorzitter neemt men ongegeneerd zeven uur de tijd.

En dan heb je ook nog het dagelijkse corvee van stukken lezen, vergaderen, corresponderen en werkoverlegjes met collega’s en beleidsmedewerkers.

Het Systeem heeft het gedaan

Werkdagen van 16 tot 18 uur zijn hier heel normaal, oreerden Kamerleden ten overstaan van haastig toegesnelde journalisten.

Ingezonden brieven, talkshows, aandacht van alle kanten. Politici waren opeens zielig. Slachtoffers van Het Systeem. En zoals bekend houden wij Nederlanders erg van schuldeloze slachtoffers.

In één keer hoorde je niemand meer over de zakkenvullers in Den Haag die torenhoge salarissen opstrijken, eindeloos veel en lange vakanties hebben, slechts een paar dagen per week werken (het laatste woord bij voorkeur geplaatst tussen honende aanhalingstekens), op hun telefoon zitten te loeren of op hun kamer zitten te Netflixen tot ze worden geroepen om hun voorgeprogrammeerde stem uit te brengen. En dan hebben we het nog niet eens over de stomme beslissingen die ze nemen.

Aldus het dankbare volk in andere tijden.

Wijze raad

Van alle kanten kwamen deskundigen met goede adviezen.

Méér Kamerleden bijvoorbeeld. In vergelijking met andere landen hebben wij relatief weinig parlementariërs. Die 150 van ons dateren uit een tijd dat Nederland krap 11 miljoen inwoners had, nu ruim 17 miljoen.

Maar waarom zou uitbreiding van de Kamer leiden tot meer structuur en minder chaos in het leven van volksvertegenwoordigers?

Het omgekeerde laat zich net zo gemakkelijk construeren. Zonder kiesdrempel zit je zo op 25, 30 fracties. En komt er wel een kiesdrempel, dan zit je weer met grote fracties waar Kamerleden die laag in de pikorde zitten, minuscule portefeuilles toebedeeld krijgen.

En dan vergeten we maar dat verandering van de omvang van de Kamer een grondwetswijziging vergt en dat kost al snel een jaar of tien.

Een ander veel gehoord advies is om meer fractiemedewerkers aan te trekken, om zo tegenwicht te bieden tegen de duizenden ambtenaren die het kabinet ter beschikking heeft. Alsof honderd, tweehonderd of zelfs vierhonderd stafmensen erbij meer is dan een druppel op de gloeiende plaat.

Bovendien, gaan die nieuwe medewerkers hun werk anders doen dan de huidige? Zijn Kamerleden ook goede managers? Zo nee, dan versterkt het alleen maar de turbulentie rond Kamerleden.

Overigens staat niets de Kamer in de weg om nu al de ondersteuning uit te breiden. De Kamer heeft het budgetrecht.

Noteert u ondertussen dat het geld op dit moment niet naar de individuele Kamerleden gaat, maar naar de fractieleiders die dit ouderwets verdelen: ‘Ik een beetje meer dan jij.’

Eskimo in de Sahara

De nieuwe Kamervoorzitter weet het ook niet en kondigde aan dat ze met premier Rutte zou gaan praten.

Tja.

Als er één politicus nooit last lijkt te hebben van stress en werkdruk en altijd de indruk geeft kwiek en fit uit zijn bed te stappen, dan is het Rutte. Alsof je met een Eskimo gaat praten over de hitte in de Sahara.

Persoonlijke aanleg

Daarmee is ook een ander, zeer bepalend aspect aangesneden. Het Systeem – of, minder beladen, de omgeving – heeft zeker invloed, maar of iemand wordt geveld door een burn-out is uiteindelijk heel individueel bepaald.

Je moet er als het ware aanleg voor hebben. Je ziet het zoals gezegd vaak bij mensen die niet kunnen loslaten omdat ze erg perfectionistisch zijn  of een enorme aspiratie voelen, maar je kunt dat niet omkeren. Mensen met dezelfde eigenschappen kunnen fluitend door het leven gaan. En sloddervossen en luiaards kunnen op hun beurt omvallen.

Wat wel bekend is, dat het onheil vaak niet uit één bron komt. Een echtscheiding, gezondheidsproblemen thuis, conflicten op het werk, opvoedproblemen, schulden. Juist die zogeheten multicausaliteit maakt het genezingsproces vaak zo complex en langdurig.

De slotsom is somber en lijkt dus op het echte leven buiten het Binnenhof. Burn-outs zijn heel vervelend, maar ze horen er inmiddels bij.

Geen hoop?

Valt er dan helemaal niets tegen te doen? Jazeker, nou ja een beetje.

Laten we beginnen met een relativering die door sommigen waarschijnlijk als cynisch zal worden aangemerkt. Als 1 op de 8 werkenden burn-out heeft, hebben 7 dat niet. Dat is elders ook zo.

Bovendien zijn de cijfers in Den Haag zoals gezegd waarschijnlijk gunstiger dan die gemiddelde ratio van 1 op 8 vanwege de aard van de functie en het niveau en persoonlijke vrijheid van Kamerleden.

Kandidaatstelling aanpakken

Je zou ook beter kunnen kijken wie je toelaat tot het Kamerlidmaatschap.

Het zijn de partijen die de kandidatenlijsten voor de Kamer vaststellen. Je kunt gevaarloos aannemen dat zo goed als nooit de weerbaarheid tegen stress en werkdruk bij de selectie zal worden meegenomen. Dat is ook niet eenvoudig, al was het maar omdat je niet weet hoe iemand in de praktijk zal functioneren.

Echter, het tegendeel hiervan is, dat je figuren op verkiesbare plaatsen zet die vooral gekend zijn om partijtrouw en volgzaamheid. En dat gebeurt op grote schaal. Uitlokking kun je dat noemen.

Net zo onnozel is het om ervaren Kamerleden te vervangen om de fractie ‘te verjongen’. Dit jaar kwamen er 69 nieuwkomers in het parlement, van wie vele tientallen als product van het verjongingsbeleid.

Het is zakelijk al nauwelijks uitlegbaar omdat een parlementariër meestal pas na één zittingstermijn effectief wordt. Maar het is ook menselijk en managerial een misser om ervaring in te wisselen voor een nieuwe ronde Russische roulette. En dan laten we de vierjarige ontwrichtende concurrentiestrijd tussen zittende Kamerleden buiten beschouwing.

De vrije hand

Er is evenwel geen schijn van kans dat de partijen hierin verandering zullen aanbrengen.

Ook allerlei andere suggesties die over de manier van werken van het parlement zijn gedaan – denk aan het zeer bescheiden rapport van de interne commissie-Van der Staaij – werden terzijde geschoven. Of gelooft iemand dat er minder moties, minder spoeddebatten, minder vragen, kortere vergaderingen of iets meer zelfdiscipline gaan komen?

Men wil de vrije hand, koste wat het koste. Letterlijk.

Wie zich kandideert voor de Kamer weet dit en zal er mee moeten dealen. Ik kan het niet mooier maken.

Bedrijfsartsen in plaats van fractiemedewerkers

Dat wetende zouden Kamerleden wel wat professioneler met hun lichamelijke en geestelijke conditie kunnen omgaan.

Medewerkers van de fracties kunnen een beroep doen op arbozorg en hebben een wettelijk recht op toegang tot een bedrijfsarts. Omdat ze werknemer zijn.

Dat geldt niet voor Kamerleden. Die zijn geen werknemer; ze zijn in dienst van niemand, nou ja, van u en mij. De Arbowet is op hen niet van toepassing en de meesten vinden dat prima.

‘We regelen het zelf wel c.q. we zijn nooit ziek dan wel we kunnen nooit ziek zijn’. Dat soort teksten, vaak ook gehoord bij kleine zelfstandigen.

Ik heb geprobeerd te achterhalen of er desalniettemin iets van arbozorg voor  Kamerleden is geregeld. Na heel veel gebel, ge-app, gemail en vooral gerappelleer – op zichzelf al een teken aan de wand – is mijn beeld dat in een beperkt aantal gevallen Kamerleden ‘als ze dat zelf willen’ een bedrijfsarts kunnen benaderen.

Zelfoverschatting, wegkijken, nonchalance. Zelfs voor de amateurvoetballers in de Hoofdklasse wordt beter gezorgd.

De wankele nieuwe Kamervoorzitter kan dus wat baanbrekends doen. Arbozorg en met name bedrijfsartsen en psychologen regelen voor de Kamerleden. Niet zoals bij de overheid gebruikelijk is voor een koopje, maar topexperts die dagelijks beschikbaar zijn en die grote ervaring hebben in complexe, chaotische organisaties, juist ook buiten Den Haag.

Beschikbaar op afroep, maar vooral ook voor periodieke medische controles. Voor coaching en waar nodig voor het afremmen en het aanbrengen van balans en proportie. Het is onder de omstandigheden de beste remedie voor een Kamer die zich verder door niets wil laten temperen.

Die bedrijfsartsen en psychologen leveren veel meer op dan een paar honderd extra fractiemedewerkers.