De werkelijke sterfte aan corona in Nederland is 70 procent hoger dan wat wordt gemeld

IC-UMCG-1078x516
Corona-afdeling Universitair Medisch Centrum Groningen.

Gisteren, vrijdag 14 mei 2021, passeerde het aantal slachtoffers in Nederland van covid-19 de dertigduizend, weer een tragische mijlpaal. Het Institute for Health Metrics and Evaluation (IHME) van de  University of Washington kwam een paar dagen geleden met een update, waar ik dit nieuwe cijfer van 30.000 uit overneem. We moeten tot juni wachten op een bevestiging van deze prognose door het CBS, maar ik verwacht geen belangrijke correctie.

Het model van het IHME wijkt voor december 2020 nauwelijks af van het eerste en enige cijfer dat het CBS vorige maand publiceerde voor het aantal overledenen in 2020, namelijk 19.622 (IHME) tegen 20.000 (CBS).

Met mondmaskers minder doden

Hoopgevend is dat het IHME een daling voorspelt in de dagelijkse sterfte aan covid-19 na een geschatte piek van 38 mensen per dag in de komende week. Daarna gaat de sterfte afnemen tot onder de tien slachtoffers per dag begin juli. Als Nederlanders consequent mondmaskers zouden dragen zou dat aantal verder kunnen dalen tot drie per dag.

Ter vergelijking: in het Verenigd Koninkrijk zijn tot in maart veel meer slachtoffers gevallen dan in Nederland, maar nu ligt het VK een paar maanden op ons voor in de bestrijding van covid-19 door de krachtige impuls van de vaccinaties.

IC-populatie in Nederland 15 keer zo groot als in het Verenigd Koninkrijk

In het VK snakken nu nog 200 patiënten naar adem op de intensive care; in Nederland meer dan 700. Omgerekend naar de bevolking is de IC-populatie in Nederland nu vijftien keer zo groot als in het VK.

Veel leed voor de patiënten aan de zuurstofmaskers en hun dierbaren; dat was te voorkomen geweest, zo laat het Engelse voorbeeld zien, bij snellere goedkeuring en distributie van de vaccins.

Kloof tussen officiële en werkelijke sterfte nergens zo groot als in Nederland

Er is al veel gezegd en geschreven over de missers in het Nederlandse covid-beleid en de tragische gevolgen daarvan. De analyses die het IHME een paar dagen geleden publiceerde laten nóg een ernstige tekortkoming zien, niet van de behandelaars in de ziekenhuizen, maar van de overleg-instanties in ons ‘middenveld’.

Voor het eerst blijkt uit de deze week openbaar gemaakte cijfers dat in geen enkel land in West-Europa de kloof tussen dagelijks officieel gemelde sterfte en feitelijke sterfte aan covid-19 zo enorm is als in Nederland. Gemeenten, GGD’s, huisartsen en directies van verpleeghuizen missen gezamenlijk zo veel, dat het officiële dagelijkse cijfer met 70 procent moet worden verhoogd.

Alleen in Oostenrijk – toevallig (?) ook bekend om een gepolitiseerd ‘middenveld’ – moeten de officiële cijfers worden opgehoogd met een vergelijkbare 60 procent; overal elders in de rijke westerse wereld, in het VK, Italië, Spanje, Frankrijk en ook in de VS zijn de vereiste correcties veel bescheidener.

Waarom de gemelde sterftecijfers juist moeten zijn

Waarom is het belangrijk dat de dagelijkse cijfers over de sterfte aan covid-19 de juiste informatie bevatten? Twee redenen:

1. Beleidmakers moeten maatregelen calibreren met de beste informatie over de ziekte. Stel je voor: het KNMI voorspelt een koude nacht, en de tuinders in het Westland stellen de verwarming van hun kassen bij, maar de prognose voor de daling in de temperatuur moet eigenlijk met 70 procent worden opgehoogd.

Of de politie vertelt de korpsbeheerder dat er veel opgewonden voetbalsupporters worden verwacht bij de belangrijke wedstrijd, maar hun schatting van de menigte is 70 procent te laag. Dat is de situatie bij covid-19 – nergens in West Europa zó fout als in Nederland.

2. De tweede reden dat zulke cijfers schade berokkenen: ministers hebben de taak de burgers zo goed mogelijk te overtuigen van de bittere noodzaak hun vrijheid in te perken. Dat lukt minder goed wanneer de ernst van de situatie voortdurend wordt onderschat en de gerapporteerde cijfers over de dagelijkse sterfte dag in dag uit in werkelijkheid met 70 procent moeten worden opgehoogd.

Aan de vergadertafels van het middenveld is heel slecht gewerkt

Aan het bed is keihard gewerkt, vaak met risico voor eigen gezondheid. Als onze premier deze week in Nieuwsuur meldt dat hij ‘ontzettend trots’ is, dan mag hij daar naar verwijzen.

Aan de vergadertafels van het ‘middenveld’ is heel slecht gewerkt. De premier, met zijn goede neus voor hoe de wind waait, zei in Nieuwsuur dat er misschien veel minder moet worden gesteund op vergadertafels. De beschamende laatste plaats in West-Europa voor de geloofwaardigheid van de covid-cijfers is het laatste bewijs.

Door slap overleg zijn de cijfers nog steeds 70 procent te laag. Een extra reden (alsof dat nodig is) om te hopen dat Pieter Omtzigt snel herstelt en kan bijdragen aan een politiek van eerlijke cijfers en eerlijk beleid.

Waarom het nooit wat wordt met de cryptocurrencies

Mijn column van vorige week over de cryptocurrencies leverde een groot aantal reacties op, bijna allemaal afkeurend. Graag verwijs ik naar drie artikelen die goed uitleggen waarom het nooit wat wordt met deze generatie van cryptocurrencies:

1. Bitcoin bad for business – Willem Buiter, hoogleraar Columbia, oud chief-economist van Citibank.

2. Digital payments – bitcoins – stablecoins – central banks – Raghuram Rajan, hoogleraar Universiteit van Chicago, oud chief-economist bij het IMF, voorspelde de bancaire crisis van 2008 twee jaar tevoren.

3. Verschillende artikelen van John Cochrane, oud-hoogleraar Finance Uni van Chicago, nu aan Stanford, waaronder “Basecoin” uit 2018, verkrijgbaar via zijn blog: The grumpy economist.

Alle drie – zie www.eduardbomhoff.com onder ‘Wynia’s Week Extra’ voor een kopie – zijn uitermate negatief over de cryptocurrencies.

Ik begrijp dat centrale banken in landen waar men nog cheques gebruikt, zoals de VS, elektronisch betalen willen aanmoedigen. Maar dat is wat wij in Nederland en veel andere landen al lang hebben: snel, veilig en gratis en zonder de juridische eigendomspuzzels die dreigen bij een lange ‘chain’.