Democratie in de islamitische wereld? Hoe dan?

anti-amerikaanse-rellen-in-kaboel-mei-2006
Anti-Amerikaanse rellen in Kaboel, mei 2006.

Volgens de door mij gewaardeerde Volkskrant-columnist Erdal Balci is het nooit de intentie van het Westen geweest democratie te brengen naar de islamitische wereld. Het Westen wilde de democratie hand in hand laten gaan met de politieke islam. En dat is onmogelijk.

Balci meent dat voor het brengen van democratie allereerst secularisering nodig is. Als je de godsdienst weet terug te duwen in de kerk, wat in het Westen gelukt is, dan volgt de democratie vanzelf. Dat zou ook in de islamitische wereld moeten gebeuren. Balci’s advies is: ‘Geen geweer, geen kogel, geen bom naar de islamitische wereld, maar boeken, krantenartikelen, theaterstukken, films, muziekinstrumenten. Werk samen met de bijzondere, weinige mensen die in die meest onmogelijke omstandigheden kennis hebben weten te vergaren en de Verlichtingsidealen hebben omarmd.’

En: ‘Vermijd de politieke islam.’

In Afghanistan bestaat het individu niet

Ik denk dat Balci ongelijk heeft. De eerste voorwaarde voor democratie is niet secularisering, maar individualisering. De democratisering van Irak en Afghanistan was bij voorbaat tot mislukken gedoemd omdat Irak en Afghanistan tribale samenlevingen zijn. Het individu bestaat daar niet.

Dat geldt voor de hele islamitische wereld. Je hebt geen waarde als individu, maar alleen als lid van een familie, die weer deel uitmaakt van een stam, die weer deel uitmaakt van een clan.  

25 piek als je KVP stemt

Aan de basis van een democratische rechtsstaat staat het individu. Toen wij voor het eerst mochten stemmen, op ons achttiende, in 1971, vertelde een vriend dat zijn oom hem vanachter het gordijn toefluisterde dat hij 25 gulden kreeg als hij KVP zou stemmen. Hij deed het niet. Dat is westerse individualiteit.

Die is ons niet gegeven met de secularisering, maar bestond al lang daarvoor. In zijn fenomenale werk Inventing the individual beschrijft de Amerikaans-Britse historicus Larry Siedentop de ontwikkeling van de gedachte dat alle mensen gelijk zijn.

‘Geen jood of heiden, geen slaaf of vrije, geen man of vrouw’

Dat idee bestond al in het jodendom. Jezus sprak over God als over zijn ‘vader’ die van al zijn kinderen hield en juist ook van de meest marginalen onder hen.

De apostel Paulus, de eigenlijke stichter van het christendom, zette die gedachte voort. In zijn Brief aan de Galaten schrijft hij: ‘Er is geen jood of heiden meer, er is geen slaaf of vrije, er is geen man en vrouw, want u bent allen één in Christus Jezus.’

Het lijkt Afghanistan wel

Hiermee zette Paulus de wereld van zijn tijd, de eerste eeuw na Christus, op zijn kop. In die wereld was alleen maar aangeboren ongelijkheid. Je waarde werd bepaald door je familie en je plaats binnen die familie. De pater familias oefende de opperheerschappij uit en zijn jongere broers en zonen zijn hem absolute gehoorzaamheid verschuldigd.

De positie van de vrouw zag er volgens Siedentop zo uit: ‘Als meisje staat ze onder controle van haar vader, als haar vader sterft, komt ze onder de hoede van haar broers, als ze trouwt valt ze onder de heerschappij van haar man, en als die sterft, onder die van haar zoons of van de naaste manlijke verwant van haar man.’ Dat lijkt sterk op het lot van de vrouw in Afghanistan.

Van gelijkheid voor God naar gelijkheid voor de wet

In die wereld introduceert Paulus de gelijkheid van alle mensen voor God. Een revolutie. Siedentop beschrijft hoe die gelijkheidsgedachte heel geleidelijk, met veel vallen en opstaan, juridisch verankerd raakt in de westerse cultuur, via Karel de Grote, het canoniek recht en de scholastiek. De kerk heeft daarin een cruciale rol gespeeld die, heel in het kort, kan worden omschreven als van ‘gelijkheid voor God’ naar ‘gelijkheid voor de wet’.

De gelijkheid van alle mensen impliceert de ‘uitvinding van het individu’. Die gelijkheid betekent namelijk dat je waarde niet afhangt van je geslacht (man of vrouw), etniciteit (jood of heiden) of sociale positie (slaaf of vrij). 

Het fokken van een griffioen

Het idee dat mensen in hun individualiteit gelijk zijn, heeft op de lange duur geleid tot de democratische rechtsstaat en grondrechten, rechten die mensen ‘van nature’ hebben, gewoon omdat ze mensen zijn. Die ontwikkeling, waarvan ook de ‘secularisering’ deel uitmaakt,  heeft zich uitsluitend voorgedaan in de christelijke cultuur, niet in de islamitische wereld. De islam, of het nu de politieke islam is of de gewone islam (wie weet trouwens het verschil?), is tot op de dag van vandaag tribaal gebleven.

Het is daarom welhaast onmogelijk om in het hart van die islamitische wereld, in een land als Afghanistan, een democratische rechtsstaat te vestigen. Die onderneming is ‘even kansrijk als de poging een griffioen te fokken door een leeuw met een arend te laten paren’, zoals David P. Goldman het onlangs omschreef.

De politieke islam

Evenmin heeft het zin om, zoals Balci wil, uitingen van de westerse cultuur (muziek, film, theater, literatuur) te verspreiden in de islamitische wereld. Die cultuur is gemaakt door en voor individuen, en zal in een tribale wereld eenvoudigweg niet begrepen worden.

Bovendien zullen de Taliban die verspreiding fanatiek tegengaan. Je kunt de politieke islam wel vermijden, maar de politieke islam vermijdt jou niet.

Mix van tribalisme en islamisme

Ook is het niet zo dat ‘wij allemaal’ Afghanistan verloren hebben, zoals een andere door mij gewaardeerde Volkskrantcolumnist, Arie Elshout, meent. Dat idee komt voort uit het schuldgevoel dat weliswaar ook een vrucht van het christendom is, maar een vrucht waarop we wat minder trots kunnen zijn dan op de uitvinding van het individu.

Elshout geeft zelf het juiste antwoord op de vraag waardoor Afghanistan voor het Westen verloren is gegaan: ‘De middeleeuwse mix van tribalisme en islamisme’ bleek ‘een onneembare horde op de weg naar een moderne, open samenleving’.

Ayaan Hirsi Ali

Maar betekent dit nu dat mensen uit de niet-christelijke, niet-westerse wereld nooit de zegeningen van de democratische rechtsstaat deelachtig kunnen worden? Nee, zeker niet.

Mensen die afkomstig zijn uit die wereld zouden de woorden van Ayaan Hirsi Ali ter harte kunnen nemen. Zij houdt in het laatste hoofdstuk van haar boek Nomade een pleidooi voor het christendom. Als asielzoeker in het AZC Lunteren merkte zij dat ‘een paar migrantengezinnen zich bekeerden tot het christendom en in de lokale kerkgemeenschap werden opgenomen en al snel werd duidelijk dat deze migranten het beter deden dan hun lotgenoten in typische migrantenwijken’.