Diep in de Duitser zit een Nederlander (en andersom ook)

rutte-merkel
Rutte en Merkel: zij gaat.

Ook deze zomer zal het weer veel Nederlandse toeristen zijn overkomen: ze worden in het buitenland aangezien voor Duitsers. Hoe kan dat toch?

De meeste Nederlanders verkeren in de veronderstelling dat onze ‘gezellige’, ‘tolerante’, ‘egalitaire’ en ‘ongecompliceerde’ volksaard radicaal verschilt van die van onze oosterburen. Want de gemiddelde Duitser, is die niet arrogant, lawaaierig, humorloos en gesteld op orde en hiërarchie? Om de pijn een beetje te verzachten, houden we onszelf graag voor dat de woorden ‘Dutch’ en ‘Deutsch’ dezelfde klank hebben – en dat zo de verwarring moet zijn ontstaan.

We lijken op elkaar, jawel

De werkelijkheid is dat Duitsers en Nederlanders wel degelijk veel op elkaar lijken. Neem de meer dan frappante overeenkomsten op politiek gebied.

Decennialang werd het politieke krachtenveld in de Bondsrepubliek gedomineerd door twee grote volkspartijen: de christen-democratische ‘Union’ van CDU en CSU en de sociaaldemocratische SPD. Bij sommige Bondsdagverkiezingen scoorden ze samen boven de 90 procent.

Ook hier: confessioneel-rood

Zoals bekend kende ook Nederland lange tijd twee grote volkspartijen van christendemocratische en sociaaldemocratische snit: het CDA en de PvdA. Samen waren ze tot de jaren negentig van de vorige eeuw goed voor tussen de 60 en 80 procent van de stemmen.

De derde politieke partij van het land was in de Bondsrepubliek lange tijd de liberale FDP. In Nederland was dat tot de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 vrijwel voortdurend de liberale VVD.

Ook hier: linkse groenen

In Duitsland drong in de jaren tachtig voor het eerst een groene partij door tot de volksvertegenwoordiging. Dat gebeurde vrijwel tegelijkertijd ook in Nederland – dankzij GroenLinks.

In hetzelfde decennium meldden zich in beide landen anti-immigratiepartijen: in de Bondsrepubliek de Republikaner van Franz Schönhuber, bij ons de Centrumpartij van Hans Janmaat.

In de jaren negentig kregen de Duitse sociaaldemocraten een nieuwe concurrent op links: de socialistische PDS, later omgedoopt in Die Linke. In Nederland overkwam de PvdA exact hetzelfde: toen de SP in 1994 debuteerde op het Binnenhof.

Ook als het om zogenoemde ‘rechts-populistische’ partijen gaat, zitten Nederland en Duitsland in hetzelfde schuitje: Alternative für Deutschland (AfD) trekt nauwelijks minder kiezers dan bij ons de PVV en Forum van Democratie. Door de andere partijen is de AfD melaats verklaard – net als bij ons de PVV en Forum.

En wat te denken van de kanseliers en premiers? In Duitsland staat de in 1982 aangetreden christendemocraat Helmut Kohl in de boeken als de langstzittende regeringsleider ooit. In Nederland is dat de in 1982 aangetreden christendemocraat Ruud Lubbers.

Hunkering naar wederopbouw-leiders

Nog een mooie overeenkomst: vraag Duitsers naar de staatsman die ze het meest bewonderen en ze noemen in meerderheid de naam van iemand die vooral furore maakte in de jaren vijftig: bondskanselier Konrad Adenauer, bijnaam ‘Der Alte’. Stel dezelfde vraag aan Nederlanders en ze noemen een politieke tijdgenoot van Adenauer met een identiek imago: ‘vadertje’ Willem Drees.

Na de eeuwwisseling begon in beide landen de electorale ineenstorting van de sociaaldemocratie. Zowel de SPD als de PvdA boekten in 2017 hun slechtste stembusresultaat ooit.

Een soortgelijke ontwikkeling deed zich voor bij de christendemocraten. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 belandde het CDA op een historisch dieptepunt, vijf jaar later maakte de CDU/CSU hetzelfde mee: de slechtste score bij Bondsdagverkiezingen sinds 1949.

Maar daar bleven christendemocraten groot (nog wel)

Belangrijk verschil: hoewel het verkiezingsresultaat dat Angela Merkel in 2017 boekte (32,9 procent) niet kon tippen aan de scores van voormalige partijgenoten als Adenauer (50,2 procent in 1957), Ludwig Erhard (47,6 procent in 1965), Franz Josef Strauß  (44,5 procent in 1980) en Helmut Kohl (48,8 procent in 1983), bleven de Duitse christendemocraten wel ‘stärkste politische Kraft’. De Nederlandse christendemocraten moesten hun nummer één-positie in 2010 afstaan aan de VVD.

Toch is het allerminst denkbeeldig dat de Union bij de Bondsdagverkiezingen van 26 september alsnog onttroond gaat worden. In de laatste peiling van onderzoeksbureau Kantar (11 augustus) staat de CDU/CSU op nog slechts 22 procent. Een catastrofale score, nauwelijks beter dan de Grünen (21).

Merkel is in Nederland populair (bij links)

Eveneens opvallend: ondanks het feit dat de Bondsrepubliek nog nooit een kanselier had met zulke magere electorale resultaten als Merkel, is haar populariteit in Nederland ongeëvenaard. Met name in linkse kringen kan ze met haar enthousiasme voor de Europese Unie, haar vluchtelingenpolitiek (‘Wir schaffen das’) en haar anti-kernenergiebeleid (‘Atomausstieg’) geen kwaad doen.

Dat was met politici van de Union weleens anders. Legendarisch is een tv-optreden van Helmut Kohl, toen nog oppositieleider, die in 1979 door een Nederlands studiopubliek werd onderworpen aan een waar kruisverhoor over de Tweede Wereldoorlog en de Duitse omgang met linkse terroristen. Kohl reageerde woedend en zelfs de bedaarde Frankfurter Allgemeine hekelde de ‘van haat vervulde’ Nederlandse vragenstellers.

Maar communisten leven voort in Duitsland

In de aanloop naar de Bondsdagverkiezingen vertoont Duitsland ook een paar trekken die – bezien vanuit Nederlands perspectief – het predicaat ‘ouderwets’ lijken te verdienen. Neem de verkiezingsdeelname van maar liefst drie communistische partijen.

Allereerst de DKP (Deutsche Kommunistische Partei). Dat is sinds 1968 de opvolger van de in de jaren vijftig door het Duitse constitutionele hof verboden KPD (Kommunistische Partei Deutschlands). Als enige Duitse partij verdedigt de DKP voluit het ‘DDR-socialisme’.

Ooit, in de jaren tachtig, had de DKP meer dan 50.000 leden en – ondanks landelijke verkiezingsresultaten in de buurt van de 0,2 procent – grote invloed op de West-Duitse studenten- en vredesbeweging. Nu heeft de partij nog slechts zo’n 2800 leden, maar nog altijd wel een eigen weekblad (Unsere Zeit) en een handvol zetels in gemeenteraden.

Maoïsten…

De maoïstische MLPD (Marxistisch-Leninistische Partei Deutschlands) wordt door sommige Duitse critici een ‘politieke sekte’ genoemd. Voorzitter is Gabi Fechtner, maar ook haar zus, haar stiefvader en diens voormalige echtgenote maken deel uit van de partijleiding.

Bij Bondsdagverkiezingen komt de MLPD al sinds de jaren tachtig niet verder dan 0,1 procent van de stemmen, maar dat blijkt geen beletsel om ook dit jaar weer een gooi naar de kiezersgunst te doen. Geld is het probleem niet: dankzij genereuze donateurs beheert de partij een miljoenenvermogen.  

Trotskisten…

Ook de SGP (Sozialistische Gleichheitspartei) is op 26 september weer present. Vroeger heette deze trotskistische mini-formatie Bund Sozialistischer Arbeiter (BSA). Die naam had als voordeel dat staatkundig gereformeerde vakantiegangers toen nog niet uit Duitsland terugkwamen met het verhaal dat hun ‘zusterpartij’ daar affiches ophing met het hoofd van de Russische revolutionair Leo Trotski.

Duitsland moet internet nog ontdekken

Vergeleken met Nederland spelen internet en sociale media in de Duitse verkiezingsstrijd een bescheiden rol. De mediawereld in de Bondsrepubliek staat bekend als traditioneel en gefragmenteerd en behoort op het gebied van internet tot de internationale achterhoede. Nog steeds beschikt slechts een zeer beperkt deel van Duitsland over glasvezel voor het vaste netwerk en ook met draadloze wifi-verbindingen – door de Duitsers ‘WLAN’ genoemd – is het op veel plekken behelpen.

Die Duitse achterstand is met name op Twitter duidelijk merkbaar. De Kanzlerkandidaten Armin Laschet (CDU/CSU, 169.000 volgers), Annalena Baerbock (Grünen, 332.000) en Olaf Scholz (SPD, 149.000) trekken er veel minder bekijks dan bijvoorbeeld Mark Rutte (1,2 miljoen) of Geert Wilders (880.000) en doen het niet of nauwelijks beter dan Jesse Klaver (291.000) en Thierry Baudet (259.000). Terwijl de Bondsrepubliek bijna vijf keer zoveel inwoners telt.

Een befaamd onderdeel van het Duitse kiesstelsel is de zogenoemde Fünf-Prozent-Hürde. In Nederland wordt die regel vaak verkeerd uitgelegd: alsof partijen die minder dan 5 procent van de stemmen krijgen, per definitie buiten de Bondsdag blijven.  

De werkelijkheid is iets ingewikkelder. Want ook partijen die landelijk de 5 procent niet halen, maar die in één of meerdere van de 299 Duitse kiesdistricten een Direktkandidat hebben opgesteld die de meeste stemmen krijgt – een absoute meerderheid is niet vereist – hebben recht op één of meerdere zetels in de Bondsdag. 

Hoe zou het Duitse kiesstelsel in Nederland uitpakken?

Wanneer Nederland op 17 maart een dergelijk kiesstelsel had gekend, waren niet zeventien maar slechts acht partijen doorgedrongen tot de Tweede Kamer: VVD, D66, PVV en CDA plus – met de hakken over de sloot – SP, PvdA, GroenLinks en Forum voor Democratie.

Afhankelijk van het aantal kiesdistricten (en de begrenzing ervan), zouden daarnaast Direktkandidaten van de ChristenUnie en de SGP kansrijk zijn geweest op de Nederlandse Biblebelt. De Partij voor de Dieren, Volt, JA21, DENK, 50Plus, BBB en BIJ1 hadden een Kamerzetel wel kunnen vergeten.

Een remedie tegen ‘versplintering’?

Zou onze parlementaire democratie daar slechter van zijn geworden? Steeds vaker klinken zorgelijke geluiden over de versplintering van ons partijenlandschap. ‘De Nederlandse politiek is verworden tot een fragmentatiebom,’ schreef Trouw-columnist Sylvain Ephimenco in 2020. ‘Op verkiezingsdag ontploft het explosief en de splinters die eruit springen, nestelen zich warmpjes voor vier jaar in de Kamer.’

Nog even en ook met onze voorkeur voor een kiesdrempel gaan we sprekend op Duitsers lijken.