Dolce vita van jonge Marokkaanse crimineel: ‘Bijna alle tabakszaken in de Van Woustraat hebben we gehad’

WERDMOLDER221221-mocro1
De Van Woustraat in de Amsterdamse Pijp

In de jaren tachtig deed antropoloog en criminoloog Hans Werdmölder participerend onderzoek onder Marokkaanse probleemjongeren. Twintig jaar later heeft hij een aantal van hen opgezocht om te zien hoe het ze is vergaan. De eerste aflevering gaat over Najib.

Najib is een van de eerste Marokkaanse criminele jongens die ik beter heb leren kennen. Hij komt uit een gezin van zeven kinderen. Op zevenjarige leeftijd komt hij naar Nederland en hij komt al snel in aanraking met de politie. Op school spijbelt hij regelmatig.

De politie is de gemeenschappelijke vijand van Najib en zijn vrienden. Dat verbroedert. De dienders in de maling nemen levert veel prestige op. Jongens hebben drie puntjes getatoeëerd tussen duim en wijsvinger, het symbool van ‘fuck the police’.

‘Amsterdam, dat is rotpolitie’

Gevraagd naar specifieke ervaringen met de politie blijkt het beeld wat genuanceerder te liggen. ‘Er zijn kwaaie, maar er is ook vriendelijke politie’ laat hij mij weten. Najib heeft het over zijn recente ervaringen in Uithoorn. Ze werden daar op heterdaad betrapt bij een inbraak.

Tot zijn eigen verbazing werden ze niet gefouilleerd en ze kregen ook geen handboeien om. ‘Ze hebben ons zelfs op eten getrakteerd.’ Streetwise als ze zijn, gaan de boefjes zich ernaar gedragen – zielige tweedegeneratie-jongeren. Zelfs de lokale hermandad bleek daar gevoelig voor.

Die vlieger gaat niet op voor de politie in de hoofdstad. ‘Amsterdam, dat is rotpolitie’, laat een jongerenwerker mij desgevraagd weten. ‘Daar willen ze niet een inbraak oplossen, maar de dader pakken. Dus stormen ze met acht man midden in de nacht de trap op en beuken ze op de deur. Zo doen ze dat in Amsterdam.’ Een aantal jongens in het clubhuis, onder wie Najib, kon daar over meepraten. 

Succesvolle crimineel is het voorbeeld  

Intussen lacht het vaste clubje bezoekers in hun vuistje. Met hun uitkering, aangevuld met opbrengsten uit de criminaliteit en wat gerommel met soft- en harddrugs, hebben zij meer te besteden dan jongeren met een reguliere baan. Niet de nijvere arbeider, maar de succesvolle crimineel is hun voorbeeld. De jongens waren bijvoorbeeld zeer onder de indruk van de Speedbootovervallen van de Denkers, waarvan ze in De Telegraaf, het huisblad, kennis nemen.

De oriëntatie op het werkend bestaan wordt misschien nog wel het beste verwoord door Najib. Bij het zien van de glazenwasser op de lange ladder merkte hij op: ‘Je moet wel erg om geld verlegen zitten om op die hoogte je kost te verdienen.’ Najib en zijn vrienden gaven de voorkeur aan het dolce vita.

Wat vinden de vaders?

Gokken is zijn grote liefde. Najib vindt een spelletje pas interessant als het om geld gaat – dan kan hij zich pas echt concentreren. Hij heeft ook een strategie. Hij wacht totdat iemand een hoop geld in het apparaat heeft gegooid en dan neemt hij het over. ‘Ik heb altijd geluk. Ik gooi er een tientje in en haal er twee meier uit.’

En wat vinden hun vaders ervan? Die hebben al lang geen greep meer op hun puberende zoon, die niet meer naar school gaat, spijbelt en de hele dag in het clubhuis hangt  Sommige vaders zijn ook niet brandschoon. Een leerkracht vertelt mij over de mentaliteit van Marokkaanse vaders met een WAO-uitkering: ‘Hoe kleed ik Nederland uit, waar ik zelf beter van word.’

Overheid boog mee en keek weg

Dit soort geluiden waren toen nog volledig taboe. De vader van Najib zit al jaren in de WAO. Hij verdient erbij door auto-onderdelen in Nederland op te kopen en die in Marokko weer te verkopen. Hij is eigenaar van een huis in El Hoceima en hij vangt subsidie voor zijn etagewoning in Amsterdam.

De tijdgeest in de jaren tachtig, de collectieve mentaliteit van tolereren en gedogen, heeft een belangrijke invloed gehad op het doen en laten van deze jongeren. De jongemannen uit mijn onderzoeksgroep, en zij niet alleen, werden geconfronteerd met een samenleving waar alles mogelijk was, zonder duidelijke beperkingen of sancties. De reactie van de overheid was meebuigen, wegkijken en ontwijken, zolang het kan.

Inbraken, drank en drugs

Najib is niet geïnteresseerd in het verrichten van loonarbeid. Hij is met alles bezig, behalve zijn toekomst. Sinds hij niet meer naar school gaat, komt hij elke dag in het clubhuis. Hij werkt daar als ‘erkende vrijwilliger’, een regionale toetsingscommissie heeft daarvoor toestemming gegeven. Hij krijgt een uitkering van 1.045 gulden per maand, daar bovenop ontvangt hij 150 gulden per week extra. Op deze manier krijgt hij meer in het handje dan het inkomen uit een reguliere baan. Je zou wel gek zijn om bij een baas te gaan werken. 

Najib leidt een leven van inbraken, drank en drugs. Halverwege de jaren tachtig begint hij cocaïne te snuiven, per dag heeft hij wel 600 à 700 gulden nodig. Geld is geen probleem. In de glorietijd van het clubhuis Marnel brengt de verkoop van hasj 2.000 à 3.000 gulden per dag op. Daarnaast komt er veel geld binnen via diefstal en berovingen.

Elke zomer naar Marokko

Zijn ouders hebben geen vat op hem. Zijn leven bestaat uit feesten en beesten, zolang het kan. Veel geld gaat op aan café-  en discobezoek. Een tijdlang heeft hij veel cocaïne gesnoven, maar na een lange vakantie in Marokko is hij ermee gestopt. Teruggekeerd op zijn vaste honk ruilt hij de coke in voor de drank. Een vriend vertelde me: ‘Die gozer kan zuipen, jongen. Hij drinkt zo een hele fles wodka leeg. Een keer hebben we samen met Hamid drie flessen opgedronken. Na één fles lagen wij onder de bar, maar Najib ging rustig door.’

Elke zomer gaat Najib zes weken naar Marokko, op vakantie. Daar hangt hij de succesvolle allochtoon uit. In de zomer van 1988 trof ik hem aan in El Hoceima, zijn geboorteplaats. Het was daar een komen en gaan van voormalige gastarbeiders met hun gezinnen.

Ook jonge Hollandse Marokkanen, met een glimmende BMW of een dikke Mercedes onder hun kont, kwamen er de blits maken. Als we een rode Porsche zien rondrijden, met een Nederlandse kentekenplaat, zegt Najib de bestuurder te kennen. ‘Hij heeft een snackbar op de Zeedijk en handelt in heroïne.’ De volgende dag zien we een witte Mercedes, ook met Nederlandse kentekenplaat. Volgens Najib heeft de man een maand vastgezeten in de Bijlmerbajes. Hij zou een politie-informant zijn. 

Een leeghoofd

Zijn Marokkaanse vrienden hangen aan zijn lippen, zeker wanneer Najib in geuren en kleuren verslag doet van zijn criminele avonturen. Hij is geslaagd en gedraagt zich ernaar. Alleen al met zijn uitkering verdient hij meer dan een Marokkaanse politieman. Najib beseft zelf ook wel dat het niet helemaal in de haak is. ‘Die man moet de hele dag het verkeer regelen, ik heb geld en ben zo vrij als een vogeltje.’ Aan een huwelijk is hij nog lang niet toe. Een oom typeerde Najib als een tête vide, een leeghoofd. Toch is hij beslist niet dom, eerder sluw.

Randgroepjongerenwerker

Mensen beroven, dat soort dingen, daar doet Najib niet aan mee. Dat vindt hij te min. ‘Denk je niet na over de mensen die je besteelt,’ vraag ik een keer langs de neus weg. ‘Neen, daar denk ik nooit aan,’ is zijn reactie. ‘Misschien later, als ik ouder ben.’

Najib heeft lange tijd serieuze plannen om jongerenwerker te worden. Hij is immers ervaringsdeskundige, en dat is in deze wereld een pré. Tweemaal in de week volgt hij bij de Happy Academy, samen  met Dennis en Abdelkadar, een bijscholingscursus voor randgroepjongerenwerker. Daarover is nog veel gesteggel geweest, want de jongens beschikten niet over voldoende vooropleiding. Uiteindelijk worden ze als leerlingen geaccepteerd,  de ervaringskennis gaf de doorslag.

Op de Happy Academy heeft Najib het welgeteld vier maanden volgehouden. 

Een grote buit in Egmond aan Zee

‘Hoe kom je aan al het geld?’ vraag ik een keer. ‘Heel eenvoudig, door in te breken.’ ‘Bijna alle tabakszaken in de Van Woustraat hebben we gehad. We gaan ook vaker naar buiten, naar Bergen en Zandvoort. Elke dag, zeg maar elke nacht, zijn we met zijn drieën op stap. Meestal is Rinus erbij, kleine Achmid gaat ook vaak mee. Ieder van ons heeft een eigen taak.’

Najib vertelt mij, op bijna groteske wijze, hoe hij, Rinus en Hamid in Egmond aan Zee een grote buit aan hun neus voorbij hebben zien gaan. Op een zaterdagmiddag waren ze gaan rondrijden in de omgeving van deze badplaats, waar gewoontegetrouw veel Duitse vakantiegangers neerstrijken.

Ditmaal hebben ze hun oog laten vallen op een BMW, die geparkeerd staat voor een vakantiehuis aan zee. De Duitse toeristen, zojuist gearriveerd op hun vakantieadres, zijn druk bezig hun spullen uit de auto te laden. Kassa!, denken de drie jongens meteen. Dankzij een snelle actie weten zij beslag te leggen op twee dikke portefeuilles, die achteloos op de achterbank van de BMW waren neergelegd.

Najib ziet het stapeltje cheques nog voor zich. Ik dacht toen, vertelde hij mij een paar dagen later: “Man met al dat geld ga ik deze zomer zeker naar Marokko.” Zijn ogen begonnen te glimmen.

Een incident in een turbulent leven

De drie maten stappen in hun gestolen Peugeot en rijden richting Amsterdam. Op de snelweg doemt ineens een politieauto op en geeft een stopsignaal. Najib ontdoet zich meteen van de cheques en andere papieren. Hij legt ze ongemerkt voor zijn medereizigers onder de stoel van Hamid, die voorin zit. De agenten doen alsof het zou gaan om een routinecontrole. Ze vragen naar de autopapieren en het rijbewijs van Rinus, de bestuurder van de Peugeot. Rinus, inmiddels 18 jaar oud, zegt dat hij zijn rijbewijs niet bij zich heeft. Het zit nog in een ander jasje en hij is vergeten de papieren bij zich te stoppen.

Op hetzelfde moment komen van verschillende kanten politieauto’s met sirenes aanrijden. De jongens moeten de auto verlaten en hun handen op het dak van de auto leggen. Enkele rechercheurs gaan na of ze wapens dragen. Ook de wagen wordt aan een grondig onderzoek onderworpen.

Met een triomfantelijk gebaar haalt een van de rechercheurs twee portefeuilles met de cheques en papieren onder de stoel van Hamid vandaan. Najib, Hamid en Rinus worden geboeid afgevoerd en voor verhoor naar verschillende politiebureaus gebracht. Daar verblijven ze de zaterdagnacht, de volgende ochtend worden ze weer vrijgelaten. De jongens reageren opgelucht, want ze hadden gerekend op meerdere dagen verblijf in een politiecel.

Ruim een maand later moeten de jongens voor de rechter verschijnen. Najib komt er met een sepot gunstig vanaf. Er is onvoldoende wettig bewijs. Rinus krijgt, als chauffeur van de gestolen auto, een boete van 1.000 gulden en vier dagen voorwaardelijke vrijheidsstraf, met een proeftijd van één jaar. Voor de drie jongens is dit slechts een incident in hun turbulente leven als Amsterdams boefje. Ze laten zich er niet door afremmen – brommen op het politiebureau hoort er immers bij.

Weer op zoek naar Najib

In 2009 ben ik weer op zoek naar Najib. Het adres is snel gevonden. Najib woont met zijn pas uit Marokko overgekomen echtgenote op een mooie locatie, met ramen die uitzicht bieden op een zeer levendig deel van de Pijp.

De huurwoning heeft hij van zijn ouders overgenomen. Als ik op het adres aanbel, laat zijn vrouw mij naar boven komen. Ze is alleen thuis. Volgens Marokkaanse gewoonte moet je geen vreemde mannen in huis laten. Niettemin word ik door haar gastvrij ontvangen. 

Najib’s vrouw Halima is pas drie weken in Nederland. De paar woorden Nederlands heeft zij geleerd op de inburgeringscursus in Marokko. Zij geeft mij het mobiele nummer van Najib en ik laat mijn naam en nummer achter.

Ik kijk nog even om mij heen. Het huis ziet er een beetje kaal uit, een leren bankstel staat eenzaam in de grote woonkamer. De komst van Halima naar Nederland heeft geleid tot een opknapbeurt van de woning.

Eerste kindje op komst

Een week later bel ik aan op het bekende adres. ‘Dag Najib,’ zeg ik tegen een man van middelbare leeftijd die in de deuropening staat van zijn bovenwoning. Ik kijk nog eens goed, maar herken hem niet meteen. Hij is dikker geworden en wat kaler. Ook Najib monstert mij met een kritische blik: ‘Jij bent precies hetzelfde gebleven, alleen je snorretje is wat dunner.’ Najib draagt een blauwe trui met daarop het logo van de firma bij wie hij nu in dienst is.

Najib, inmiddels 44 jaar, vertelt me dat hij al vier jaar getrouwd is met Halima. Hun eerste kindje is op komst. Een oudere broer van Najib, Mohammed, en een klusjesman zijn ook aanwezig. Najib vertelt mij honderduit over zijn vroegere maten van het clubhuis. 

Hij zou best willen terugkeren naar Marokko. In de periode dat hij een uitkering had, reisde hij vaak op en neer. ‘Maar je went daar niet meer,’ zegt Mohammed, zijn oudere broer. ‘Je bent toch een halve Nederlander geworden.’

‘Nee, dat geldt niet voor mij,’ beweert Najib op heftige toon. Als hij voldoende geld had, zou hij zeker teruggaan. Najib verwijst naar Nordin, zijn maat uit het clubhuis.. ‘Die jongen heeft goed geboerd in de criminaliteit. Hij kent ook een paar heel hoge jongens in de hasjhandel.’

‘De schuld van Rinus’

Najib heeft drieënhalf jaar in de gevangenis gezeten vanwege zijn medeplichtigheid aan enkele bankovervallen. ‘De schuld van Rinus,’ zegt Najib in onvervalst Amsterdams, terwijl zijn vrouw nog eens koffie bijschenkt. Met zijn toenmalige bloedgabber heeft hij nog een appeltje te schillen. ‘Die Rinus heeft mij verraden. Natuurlijk had ik ook een beetje schuld, maar niet aan die overvallen. Najib fungeerde als jockey, een professionele autodief die op bestelling auto’s steelt voor het plegen van bankovervallen. Opdrachtgever was Rinus en zijn criminele vrienden. Een gestolen auto is gebruikt voor een bankoverval. Bij het verhoor heeft Rinus zijn mond voorbij gepraat, zodat ook Najib is opgepakt. 

De gevangenschap heeft hem aan het denken gezet. Met Rinus wil hij niets meer te maken hebben. In Marokko heeft Najib een vrouw gevonden, die met hem wilde trouwen. Ze was eigenlijk bestemd voor zijn oudere broer Aziz, die in 2006 is overleden. Na zijn vrijlating is Najib met haar getrouwd. Op dat moment was hij 34 jaar.

Technologie maakt alles kapot

Het blijkt echter niet eenvoudig zijn vrouw naar Nederland te halen. Najib moest beschikken over een verklaring dat hij in vaste dienst is. Hij werkte toen bij de Dienst Gemeentereiniging van Amsterdam, steeds op basis van een tijdelijk contract. Zijn chef wilde geen verklaring overleggen dat hij in vaste dienst zou komen. Najib was woest en heeft op staande voet ontslag genomen. Om weer tot rust te komen is hij stante pede naar Marokko vertrokken. Eenmaal terug in Nederland is hij intensief naar werk gaan zoeken.

In 2010 heeft Najib een baan als meteropnemer bij de firma Essent. ‘In elke huis weet ik de gas- en elektriciteitsmeter te vinden,’ vertelt hij mij met enige trots. Voor zijn werk maakt hij gebruik van een handcomputer. ‘Zo’n apparaat kost wel 6.000 euro.’

Najib werkt volledig zelfstandig en hij heeft geen chef die hem in de gaten houdt. Op zijn dienstbrommer legt hij de huisbezoeken af. Het leven bevalt hem prima. Bij een volgend bezoek tref ik een baby aan in de wieg. Zijn ouders, die weer even terug zijn in hun oude bovenwoning, zijn hiervoor speciaal uit Marokko overgekomen.

Als ik Najib weer spreek, medio 2014, is hij al anderhalf jaar zonder werk. Er heeft bij Essent een grote reorganisatie plaatsgevonden, waardoor een kwart van het personeel eruit moest. Dat kostte hem zijn baan. ‘Technologie maakt alles kapot’, is zijn reactie.

Meer dan 150 sollicitatiebrieven heeft hij inmiddels verstuurd. Vergeefs. Najib is vijftig jaar, zijn tweede kind is op komst en zijn vrouw spreekt vloeiend Nederlands. Zijn hoop is nu gevestigd op het vinden van werk via de vijftig-plus regeling. 

Inmiddels heeft Najib, op parttime basis, werk gevonden als beveiliger op de luchthaven Schiphol. Ik feliciteer hem van harte, maar ik vraag mij wel af hoe het mogelijk is dat hij voor deze baan is aangenomen, mede gelet op zijn criminele verleden.