Finkielkraut: ‘Onze samenleving wil niets meer zijn, om niemand meer te kwetsen’

RUTENFRANS061121-Finkelkraut
Alain Finkielkraut

Naar aanleiding van de verschijning van de Duitse vertaling van ‘À la première personne’ (2019), het nieuwe boek van de Franse filosoof Alain Finkielkraut, had Benedict Neff van de Neue Zürcher Zeitung een gesprek met hem.

Daarin vertelt Finkielkraut over zijn bezwaren tegen het hedendaagse antiracisme: ‘Het antisemitisme is een variant van het antiracisme geworden. Het bewijs is Israël. Israël gaat door voor een racistische staat die de Palestijnen onderdrukt. En alle Joden zijn verdacht. De grote prestatie van het antiracisme bestaat dus daarin dat het het antisemitisme heeft ingelijfd en de sjoa tegen de Joden heeft gericht. Hen wordt verweten dat zij de sjoa zouden instrumentaliseren om hun agressie te rechtvaardigen … Aan dit antiracisme doet de islam mee. De islam is inderdaad een religie, maar die religie is een probleem. Ze is niet verenigbaar met de Europese beschaving. Moslims kunnen natuurlijk integreren. Met de islam als zodanig is dat echter moeilijker. Als je dat zegt, word je beschuldigd van islamofobie. Wat is het antiracisme dus geworden? Een verbod om de realiteit onder ogen te zien. Ik word er veel vaker van beschuldigd een vuile racist te zijn dan een vuile Jood.’

Finkielkraut staat ook ambivalent tegenover de herdenkingscultuur ten aanzien van de Holocaust. Hij zegt er niet zeker van te zijn in hoeverre die herdenking ‘een sociaal gebod’ zou moeten worden. ‘De grote paradox in Frankrijk is dat het onderwijs over de sjoa verplicht wordt en dat het tegelijkertijd in enkele scholen onmogelijk geworden is. De leraar wordt meteen geïnterrumpeerd: ‘Kijk wat de Joden de Palestijnen aandoen!’

Gastvrijheid in grote stijl

Volgens Finkielkraut koestert onze samenleving de wens ‘niets te zijn, om nooit weer buiten te sluiten en niemand meer te mishandelen’. Die wens komt volgens hem voort uit het trauma van de Tweede Wereldoorlog: ‘Toen in de jaren dertig de Joden weggingen uit Duitsland weigerden alle grote westerse landen hen op te nemen. Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog bestaat er in Europa een soort slecht geweten dat heeft geleid tot het motto ‘Nooit weer.’ Daarbij kwam het inzicht dat de Europese beschaving De Verschrikking had voortgebracht, dat Hitler uiteindelijk het product van een hoge cultuur was. Daarom wilde men breken met dat vervloekte verleden en in plaats van de Europese beschaving een Europese constructie creëren uit waarden en normen.

‘En om te boeten voor de misdaad van de grootouders heeft men een gastvrijheid in grote stijl geïntroduceerd. De excessen daarvan kan men in Zweden zien. Malmö is tegenwoordig een ‘Jodenvrije’ stad. In heel Europa zie je een libanisering die in laatste instantie het resultaat is van dit berouw.’ Met ‘libanisering’ bedoelt Finkielkraut het bestaan van verschillende religieuze groepen die in voortdurende onderlinge conflicten zijn verwikkeld.

Van berouw idioot geworden

Finkielkraut gelooft dat een zinvolle politiek alleen mogelijk is in natieverband: ‘Ik geloof in het recht van de natie, in historische continuïteit, het belang van een gemeenschappelijke taal, geschiedenis en cultuur. De natie is echter niet alleen in Frankrijk in gevaar. Duitsland heeft Bondsdagverkiezingen gehouden en niet éénmaal gesproken over immigratie. Duitsland was het uitschot van Europa, en nu zegt men ‘Wir schaffen das’. In Keulen mag de muezzin zelfs oproepen tot gebed. Dan vraag ik me af of de Duitsers soms hun verstand zijn kwijtgeraakt. Misschien heeft het berouw hen zo hard geraakt dat ze idioot geworden zijn.’

Op de vraag of hij een buitenstaander is geworden in eigen land antwoordt Finkielkraut dat tegenwoordig geen enkele Franse universiteit het zou wagen hem uit te nodigen voor een conferentie: ‘In de jaren ’90 heb ik lezingen gehouden aan de École normale supérieure. Dat zou nu onvoorstelbaar zijn.’ Ook denkt hij dat ‘links’ zijn boek waarschijnlijk zal zien als het werk van een ‘oude witte man’: ‘Ouder dan 70 jaar zijn, lijkt wel een zonde te zijn. Des te meer als je ook nog blank bent. En wat de progressieven in het bijzonder ergert is wanneer de bejaarden zich ook nog zorgen maken, in plaats van dat ze zich verheugen over de almaar toenemende diversiteit … Ik zie werkelijk niet dat de diversiteit Europa geluk zal brengen.’

Om te huilen

Finkielkraut meent dat de geestes- en sociale wetenschappen zijn veroverd door de ideologie. Dat schrijft hij deels toe aan de invloed van de Amerikaanse universiteitscultuur, en deels aan onze tijd ‘waarin men allergisch is voor meerduidigheid, voor complexiteit. (…) Dat verklaart ook het succes van Greta Thunberg. De ecologie is gerechtigheid, wetenschap en waarheid ineen. Het manicheïsme en het binaire denken waren de kenmerken van de 20ste eeuw. Met het huidige links zijn ze wedergeboren (…) Veel jongere journalisten zijn onverdraagzame wokes die in het debat geen tegenspraak dulden. Voor hen is een politieke antagonist geen tegenstander met wie je discussieert maar een persoon die geëlimineerd moet worden. Politiek wordt bedreven volgens het model van de oorlog, niet volgens het model van het gesprek.’

Hij vertelt dat ‘Amerika de allermooiste campus heeft. Ik was eens in Princeton en kon mijn ogen niet geloven: de rust, de schoonheid, een welhaast kloosterlijke atmosfeer. Tegenwoordig wordt Princeton beheerst door figuren als Joan Wallach Scott, een woedende neofeministe die de boerka en de islamitische sluier aanprijst. Zij drukt haar stempel op een universiteit waar eensEinstein doceerde. Om te huilen. Het Westen raakt in de greep van een obscurantistische Middeleeuwen. Ik ben ervan overtuigd dat de excessen aan de universiteit uiteindelijk ook Trump voortgebracht hebben. In Europa, in het bijzonder in Frankrijk, zullen we het equivalent van Trump gaan meemaken. Hij is de wreker van de politieke correctheid.’

‘Vuile zionist’

In 2019 passeerde Finkielkraut een demonstratie van de Gele Hesjes. Hij werd herkend en door sommigen uitgescholden: ‘Zo’n twintig mensen kwamen naar me toe gelopen en schreeuwden: ‘Vuile zionist, ga terug naar Tel Aviv.’ Gelukkig waren er agenten achter wie ik me kon verbergen. Ik was naderhand vooral verbluft. Thuis heb ik het meteen mijn vrouw verteld. Kort daarna stond het verhaal al op de sociale media. De telefoon ging onafgebroken. Ik heb veel solidariteit ervaren. Ik werd zelfs gebeld door de president van de Republiek. Ik voelde mij niet in de steek gelaten. Een mooi gevoel.’

Later herinnerde Finkielkraut zich wat hij op die demonstratie allemaal had gehoord: ‘Een man zei tegen mij: ‘Frankrijk behoort ons toe … Frankrijk is voor de immigranten, en Frankrijk is voor de Arabieren, niet voor de Joden.’ Die man hoorde weliswaar niet bij de officiële Gele Hesjes, maar zijn woorden werden niet weersproken. Dat heeft me geraakt en aan het denken gezet over een zeker antisemitisme in Frankrijk.’

Prawda

Finkielkraut vertelt dat er wijken in Parijs zijn die taboe voor hem zijn: ‘Ik zou niet meer in het 10de arrondissement, waar ik ben opgegroeid, kunnen wonen. Of in het 12de, 19de of 20ste. In de banlieues voel ik me niet op m’n gemak, daar maakt men voor mij het Dieudonné-gebaar. Dat kent u wel, de Franse nazigroet.’

Finkielkraut reist niet veel, maar vliegt soms naar de VS: ‘Maar niet om de New York Times te lezen. De Prawda kan ik thuis ook lezen. Wat ik Le Monde verwijt is dat hij nooit klare taal spreekt, dat opvattingen die ingaan tegen zijn manier van denken er helemaal niet meer in voorkomen. Deze krant denkt zo: Wij hebben een structureel racisme, vrouwen worden onderdrukt, over politiegeweld wordt veel te weinig gespoken. – Over wat er gebeurt in de banlieues, geen woord.’

Éric Zemmour

Over Éric Zemmour, de Franse journalist die zich mogelijk kandidaat stelt voor het Franse presidentschap en die Marine Le Pen rechts lijkt in te halen, zegt Finkielkraut: ‘Zemmour ziet dat een groot deel van de Fransen niet in een post-Frankrijk wil leven. Veel mensen hebben genoeg van een diversiteit die uiteindelijk slechts culturele onzekerheid, onzekerheid in het algemeen en permanent geweld betekent. Zemmour is zo succesvol omdat hij die zaken benoemt. En hoe meer hij gedemoniseerd wordt, hoe populairder hij wordt. Omdat degenen die deze angst ervaren zichzelf gedemoniseerd voelen. We moeten Zemmour dus niet demoniseren. We moeten de problemen die hij benoemt oplossen.’

Wel is hij bang dat Zemmour een Frankrijk wil dat zich alleen nog maar definieert door nationaal eigenbelang en patriottisme, en dat het egïsme heilig verklaart. ‘Een Blut-und-Boden-Frankrijk. Dat zie je bijvoorbeeld aan zijn opstelling in de Dreyfus-affaire. Hij staat achter de anti-Dreyfusards, hoewel Dreyfus onschuldig was. De kracht van het leger mag van hem niet worden opgeofferd, ook niet als daardoor een onschuldige wordt geschaad. Dat is de argumentatie van Zemmour. Maar als we proberen buitenlanders bij ons te integreren dan moeten we niet de ereschuld gaan verheerlijken. We moeten deze mensen welkom heten en zeggen: Kijk eens naar Frankrijk, kijk eens hoe veel geluk je hebt te mogen leven in dit land met deze geschiedenis, deze cultuur en deze taal! Zemmour snijdt de juiste thema’s aan, maar hij behandelt ze slecht.’

Gevraagd naar de Joodse achtergrond van Zemmour zegt Finkielkraut: ‘Zijn verhouding tot het jodendom ken ik niet precies. Hij schijnt gelovig te zijn, naar de synagoge te gaan. Voor zover ik weet houdt hij zich aan de spijswetten. Zemmour zegt echter vaak irritante dingen. Zo spreekt hij zich uit voor de gedeeltelijke rehabilitatie van maarschalk Pétain, die met de nazi’s collaboreerde. Daarmee heeft hij veel Joden tegen zich in het harnas gejaagd. De verhouding die Zemmour heeft met het Jodendom is raadselachtig.’

Afgrond

Finkielkraut vindt dat de immigratie moet worden afgeremd, ‘want assimilatie of integratie is allereerst een probleem van aantallen. Integratie kan niet lukken als buitenlanders – van buiten Europa – in een Franse gemeenschap de meerderheid vormen. Ieder jaar komen zo’n 400.000 nieuwe mensen naar Frankrijk. Dat is een enorm aantal. Een idioot aantal.’

In zijn nieuwe boek schrijft Finkielkraut dat er een onoverbrugbare afgrond bestaat tussen een concentratiekampgevangene en de zoon van een concentratiekampgevangene. Hij vertelt dat thuis de Holocaust geenszins een taboe was: ‘Maar ik ben nooit met mijn notitieboekje naar mijn vader toegegaan om hem te vragen mij alles te vertellen. En daarover voel ik me schuldig. Ik geloof niet in God. Maar ik heb toch een zekere hoop dat goed te maken. Ik hoop dat ik mijn ouders terugzie om die vragen dan te kunnen stellen. Het is, toegegeven, een zeer zwakke hoop.’

Libanisering

Hij heeft er nooit over gedacht in Israël te gaan wonen, omdat hij bijzonder verknocht is aan de Franse taal: ‘Ik heb Houellebecqs boek Onderworpen gelezen. Hij stelt zich een islamitisch regime in Frankrijk voor. De vriendin van de hoofdpersoon besluit naar Israël te gaan en daar te gaan wonen. Hij neemt afscheid van haar met de woorden: ‘Ik heb geen Israël.’ Dat geldt ook een beetje voor mij. Ik ben nooit zionist geweest. Ik heb altijd gewild dat Israël met rust wordt gelaten, dat het wat meer begrip zou ontmoeten. Ik hoop dat ik niet gedwongen zal worden Frankrijk te verlaten. Omdat ik al oud ben, zal dat niet gebeuren.’

Finkielkraut denkt niet dat Frankrijk aan het eind van deze eeuw geïslamiseerd zal zijn: ‘Libanisering is een veel reëler gevaar. Dat wil zeggen dat er verschillende gesloten, elkaar vijandig gezinde gemeenschappen zullen ontstaan waartussen steeds meer gewelddadige confrontaties zullen plaatsvinden: Europeanen tegen Arabieren, Arabieren tegen zwarten, Tsjetsjenen tegen Noord-Afrikanen en Aziaten tegen Algerijnen. In het klein maken we dit nu al in Parijs mee. Ook al berichten de kranten daar liever niet over.’

Alain Finkielkraut was tot 2014 hoogleraar Ideeëngeschiedenis aan de École polytechnique in Parijs. In hetzelfde jaar werd hij gekozen tot lid van de prestigieuze Académie française.