‘Handen af van onze hypermarché!’ Kleis bericht uit Parijs.

Carrefour_shutterstock_1045741444
Carrefour: ‘onmisbare schakel in de voedselketen’?

Frankrijk heeft zich nooit helemaal op zijn gemak gevoeld met het kapitalisme. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd de belangrijkste economische macht in de wereld, dankzij de handel. De Britten namen die positie over, vooral dankzij hun industrie. Maar in Frankrijk wilde het idee dat je je kon verrijken door hard te werken – de motor achter de ontwikkeling van de twee concurrenten – maar niet aanslaan.

In de tijd van de absolute monarchie haalde de adel zijn neus op voor handelslieden. Je werd rijk geboren, het was eigenlijk niet iets dat je kon worden. Die archaïsche opstelling had veel te maken met het katholicisme, dat rijkdom associeerde met zonde. De hugenoten hadden daar geen last van, rijkdom was volgens deze protestanten het teken dat God je goed gezind was. Maar juist zij werden vervolgd, vermoord en verjaagd. Niet Frankrijk, maar Engeland, de Nederlanden en Zwitserland profiteerden van hun ondernemingslust.

De adel, die regeerde over een volk van boeren-soldaten, mocht trouwens ook helemaal niet werken. Men had functies in het leger en verkeerde veel aan het hof in Versailles. Want daar moest je zijn om je carrière verder te helpen. De koning verdeelde en heerste ondertussen met cadeautjes, posten en privileges.

‘In dit systeem was geen plaats voor de nijverheid’, noteert Jean Peyrelevade – oud-topman van onder andere de Crédit Lyonnais-bank – in een boek uit 2014, Histoire d’une névrose, la France et son économie (Geschiedenis van een neurose, Frankrijk en zijn economie). ‘Die was het onbekende, bijna clandestiene werk van de burgerij.’

Mimolette

Deze toestand was Jean-Baptiste Colbert (1619-1683) een doorn in het oog. Colbert wist als minister van bijna alles zijn baas – Lodewijk de Veertiende, de Zonnekoning – er van te overtuigen dat werk de eerste voorwaarde was voor collectieve verrijking en dus een rijkere staat.

Colbert kreeg toestemming voor het oprichten van zogenoemde manufacturen, een soort staatsfabrieken. De glasfabriek Saint-Gobain, die de spiegels voor de Spiegelzaal van Versailles leverde, is er een bekend voorbeeld van. Deze firma (jaaromzet in 2019: 42,5 miljard euro) is aanwezig op alle continenten en maakt tegenwoordig onder andere autoruiten en bouwmaterialen als glaswol en gipsplaten.

Colbert wilde de activiteit en de export stimuleren. Vandaar dat hij ook – niet erg succesvolle – kopieën bedacht van de VOC voor de overzeese handel. Maar waar hij vooral bekend mee werd is het afschermen van de nationale markt. Colbertisme werd synoniem met protectionisme. Zelfs van de kaasproductie maakte Colbert een zaak van nationaal belang. Colbert verbood de import van buitenlandse kaas. De Mimolette, een oranjekleurige imitatie-Edam uit Lille, dankt zijn bestaan het besluit.

Frankrijk verzoende zich uiteindelijk met de vrije markt, maar van harte ging het nooit. Ook voor een liberale president zoals de onlangs overleden Valéry Giscard-d’Estaing sprak het vanzelf dat de staat een grote greep hield op het economisch leven. Voor Macron geldt dat net zo goed.

Je kunt zelfs zeggen dat de geest van Colbert de laatste jaren nadrukkelijker dan ooit rondwaart in Parijs. Tegen globalisering en vrij handelsverdragen zoals CETA bestaat in Frankrijk een veel grotere weerstand dan in Nederland, dat zich altijd zonder al te veel mitsen en maren aanpast aan veranderende omstandigheden. De COVID-crisis is door de vele critici verwelkomd als het bewijs dat de tijd van een vrijwel ongelimiteerd vrij verkeer van personen en goederen voorbij is. De terugkeer van de natiestaat die op veel gebieden autonoom is, zou zijn aangebroken.

Canadese gemakswinkels

Politici van links en rechts houden de kiezer voor dat de démondialisation – de ont-globalisering – het antwoord is op zo’n beetje alle problemen. Sommigen, zoals de socialistische oud-minister van Arnaud Montebourg verklaren daarbij dat ze fan zijn van Colbert, ‘dat typische Franse mengsel van protectionisme en industriële dadendrang’.

De regering houdt voortdurend rekening met dit sentiment. Sterker nog, een verre opvolger van Colbert – minister van financiën Bruno Le Maire – gaat nu zelfs voorop in de strijd. Hij verzet zich tegen een overname deal van het concern Couche-Tarduit Québec en de Franse Carrefoursupermarkten.Couche-Tardis gespecialiseerd in benzinepompen met superettes voor de vergeten boodschappen die zeer ruime openingstijden hebben, vandaar de naam (Couche-Tard betekent letterlijk iemand die laat naar bed gaat). Carrefour kan je omschrijven als de Franse Albert Heijn.

Nu heeft de Franse staat nul aandelen Carrefour. Maar Le Maire heeft eerder een wet laten aannemen die hem in staat stelt om in te grijpen bij overnames als er strategische belangen – op bijvoorbeeld het gebied van energie en technologie – op het spel staan.

Dat is natuurlijk niet onverstandig met het oog op de grote eetlust van China en de VS. Zo voorkwam Le Maire dat het Franse defensiebedrijf Photonis dat nachtkijkers produceert, werd overgenomen door het Amerikaanse Teledyne. Teledyne was uit op een monopoliepositie, een doel dat op gespannen voet staat met de Franse veiligheidsbelangen.

Maar waarom zou je de overname blokkeren van een supermarktketen met een marktaandeel van 20 procent? Le Maire beweert dat Carrefour een ‘onmisbare schakel in de voedselketen’ is. ’Wat doen we’, zei de bewindsman dramatisch, ‘Als er op een dag geen pasta meer in het schap ligt?’

Bovendien is Carrefour – de uitvinder van de hypermarché, reusachtige winkels waar je bijna alles kunt kopen – de grootste particuliere werkgever (105.000 werknemers) in het land. Wat als de Canadezen over een tijdje, als het tegenzit misschien wel vlak voor de presidentsverkiezingen van volgend jaar, laten weten dat ze de boel gaan reorganiseren?

Het eerste argument is ronduit bizar. Alsof Couche-Tard, dat bestaat van de verkoop van levensmiddelen, er belang bij heeft om de Fransen uit te hongeren. Je kunt de redenering ook toepassen op Carrefour, dat zelf op meerder continenten actief is. Taiwan, Brazilië of Spanje zouden zich dan nu ook zorgen moeten maken over hun voedselsoevereiniteit.

Het werkgelegenheidsargument is minder gek, maar deugt bij nader inzien ook niet. Want ontslagen zijn natuurlijk ook niet uitgesloten als Carrefour in Franse handen blijft, het bedrijf heeft er al verschillende ronden opzitten.

Hypocriet

Wat ondertussen wel zeker is: Een overeenkomst met Couche-Tard had de CEO van Carrefour, Alexandre Bompard, drie miljard euro opgeleverd. Veel geld om te investeren terwijl het niet zo goed gaat met het bedrijf. Het grote probleem voor Bompard is de concurrentie van Amazon. Op fiscaal gebied is de strijd ongelijk, Carrefour kampt met hoge, Franse lasten. Couche-Tard kwam eigenlijk als geroepen.

Om de indruk te wekken dat de regering hard knokt voor economische autonomie, dreigt Carrefour dus zelfs schade op te lopen. De uitgestelde investering van nu, zou weleens het sociale plan van morgen kunnen zijn. Le Maire is ook nog eens hypocriet. Over de recente overname van de transporttak van de Canadese trein- en vliegtuigbouwer Bombardier door het Franse bedrijf Alstom hebben we hem niet gehoord.

Je zou kunnen zeggen dat Le Maire een vorm van staatsbemoeienis beoefent die de Franse economie in de afgelopen veertig jaar bepaald geen dienst heeft bewezen. Want juist in deze periode raakte Frankrijk achterop bij de sterkere eurolanden. Het bedrijfsleven, dat nog maar 35 procent bijdraagt aan het Franse bbp, heeft moeite om zich aan te passen aan internationale concurrentie en worstelt met de kosten van de verzorgingsstaat.

De staat kan beter, zegt onder anderen de liberale intellectueel Nicolas Baverez, investeren in zijn kerntaken, zich buigen over de vraag hoe onderwijs en zorg weer meer kwaliteit kunnen leveren. Tekenend voor het verval is het feit dat Frankrijk het enige lid is van de VN-Veiligheidsraad dat geen vaccin tegen COVID-19 heeft weten te produceren. Wetenschappelijk talent kiest meestal snel voor het buitenland. Geen toeval, weet Baverez. ‘In plaats van nee zeggen tegen Couche-Tard, zou je ja moeten zeggen tegen iedereen die vroeg op staat om dit land er weer bovenop te helpen.’