Hernieuwbare energie schaadt leefomgeving maar het Planbureau voor de Leefomgeving zwijgt

MaartenvanAndel 20-4-22
‘Onder zonnepanelen groeit en bloeit helemaal niets.’

Een gemeenschappelijk kenmerk van alle hernieuwbaar genoemde energieopties is het enorme ruimtegebruik. Dat komt doordat zon, wind, biomassa, waterkracht en getijenergie per hectare maar weinig energie opleveren. Fossiele brandstoffen en kerncentrales leveren per hectare duizenden malen meer op, en hebben daarom veel minder invloed op de omliggende leefomgeving.

Door hun enorme ruimtegebruik zijn hernieuwbaar genoemde energieopties alleen houdbaar met de aanname dat ruimte gratis en voldoende voorhanden is, en CO2-neutraal kan worden gebruikt. De Amerikaanse wetenschapper Tim Searchinger toont aan dat deze aanname verkeerd is, en dat Nederland en Europa bij gebrek aan eigen ruimte hun ruimtegebruik deels exporteren. Daarmee exporteren ze tevens CO2-uitstoot naar andere werelddelen.

Biomassa verdringt bossen en voedselproductie

Dit geldt met name voor alle soorten biomassa: Hout, plantenresten, bioethanol, biodiesel en biokerosine. Het overgrote deel van alle biomassa die wij verbranden voor energiedoeleinden is ‘eerste generatie’. Dat wil zeggen dat die biomassa is geteeld met het doel van energieopwekking. Elke hectare land die hiervoor wordt gebruikt is niet beschikbaar voor voedselproductie. Dat is onaanvaardbaar in een wereld waarin miljoenen mensen honger lijden, dus roven we bosbouw- en landbouwgrond voor eerste generatie biomassateelt van de natuur.

Dit is een belangrijke drijfveer voor de voortschrijdende ontbossing in diverse werelddelen, veroorzaakt doordat Nederland en de EU biomassa willen verbranden maar zelf te weinig landoppervlak hebben om hierin te voorzien. Op die manier exporteren we ons ruimtegebruik, en ook alle schadelijke effecten van dat ruimtegebruik op de lokale natuur en de leefomgeving van mensen. Dit is extra fnuikend omdat biomassa van alle energieopties veruit de meeste ruimte vergt per opgewekte kilowattuur of warmte-eenheid: Windmolens produceren per hectare tien maal zoveel energie als biomassa, en zonnepanelen honderd maal zoveel.

Ruimtegebruik schaadt de lokale leefomgeving

Ruimtegebruik omvat meer dan alleen het aantal hectares. Het omvat ook het effect op de leefomgeving. Zo kan er onder zonnepanelen niks groeien en bloeien. Windmolens hebben dat nadeel niet, maar zijn wel hoge bewegende objecten waarop insecten, vogels en vleermuizen zich dood vliegen. Windmolens produceren ook geluid dat schadelijk voor de gezondheid blijkt te zijn.

Eerste generatie biomassateelt heeft al die nadelen van zon en wind niet, maar een biomassacentrale blijkt veel luchtvervuiling en stikstofuitstoot in de omliggende leefomgeving te veroorzaken. We hebben in Nederland wel een Planbureau voor de Leefomgeving, maar ik hoor vanuit die hoek maar weinig over deze nadelen van ruimtegebruik door biomassacentrales, windmolens en zonnepanelen.

Voor welke leefomgeving staat ons Planbureau voor de Leefomgeving?

Ik vraag me zelfs af voor welke leefomgeving ons Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) eigenlijk staat. Op de website lees ik dat het PBL onafhankelijk en wetenschappelijk onderbouwd te werk gaat, met ‘waar mogelijk en relevant oog voor regionale verschillen en de internationale dimensie’. Dat betekent dat ons PBL eerst en vooral zorg draagt voor onze nationale leefomgeving, en pas in tweede instantie kijkt naar de internationale leefomgeving.

Dat lijkt me terecht, maar het is niet te rijmen met PBL-publicaties die pleiten voor biomassa, wind en zon in Nederland. Die zouden door CO2-reductie bijdragen aan de wereldwijde leefomgeving (een secundaire taak van het PBL), maar zijn altijd nadelig voor onze lokale leefomgeving (de primaire taak van het PBL). Door het enorme ruimtegebruik van deze energieopties, inclusief allerlei nadelige effecten op gezondheid en ecologie, is onze nationale leefomgeving het beste af met zo min mogelijk biomassacentrales, windmolens en zonneparken.

Het PBL lijkt een spreekbuis voor regeringsbeleid

Ik begrijp best dat we niet niks kunnen doen, en dat het PBL hier oog voor moet hebben. Maar het door ons allen betaalde onafhankelijke en wetenschappelijk onderbouwde PBL zou toch veel meer moeten laten horen over de schadelijke effecten van biomassa, zon en wind op onze eigen leefomgeving. Daar hoort met name een pleidooi voor biomassa echt niet bij. De Nederlandse en Europese koepels van wetenschappers KNAW en EASAC pleiten juist tegen biomassa, en biomassacentrales zijn met hun luchtvervuiling en stikstofuitstoot aantoonbaar schadelijk voor de lokale leefomgeving waarvoor het PBL zegt te staan. Het PBL laadt zo de verdenking op zich minder onafhankelijk en wetenschappelijk onderbouwd te zijn dan de website beweert, en in plaats daarvan een spreekbuis te zijn voor regeringsbeleid.

De natuur kent geen ‘reststromen’ van biomassa

De door ons verbrande biomassa is zoals gezegd voornamelijk eerste generatie. Daarnaast is er ook een paar procent tweede en derde generatie biomassa, van zogenaamd resthout tot afgewerkt frituurvet. Dat is een verwaarloosbaar klein volume, maar zelfs het verbranden van de door Timmermans en Samsom genoemde en geroemde ‘reststromen’ van biomassa zijn gebaseerd op verkeerde aannames. De natuur kent geen ‘reststromen’, kent geen ‘afval’. Dat is immers de basis van natuurlijke circulariteit.

Dood hout en plantenresten zijn een rijke voedingsbron voor schimmels en andere organismes, die alle dode bomen en planten composteren en verteren. Daarmee dragen ze bij aan een vruchtbare grond en rijke biodiversiteit voor levende bomen en planten. Door het verwijderen en verbranden van dood hout en plantenresten beroven we de natuur dus van essentiële voedingsstoffen, mineralen en organismes, en werken we verlies van biodiversiteit in de hand.

Huidige biomassa-reststromen zijn toekomstige fossiele brandstoffen

De aanname dat reststromen verbranden milieuvriendelijk en CO2-neutraal zou zijn is ook om een heel andere reden verkeerd. Een deel van al het dode hout en plantenresten op aarde verteert niet, maar wordt bedekt en onttrokken aan de biosfeer, en fossiliseert uiteindelijk in de diepe ondergrond. Zo zijn ooit de fossiele brandstoffen van nu ontstaan, en zo is de vroegere hoge CO2-concentratie in de oeratmosfeer (0,1 – 1%) teruggebracht naar het lage niveau van nu (0,04%).

Door het verwijderen van dood hout en plantenresten belemmeren we dus de vorming van toekomstige fossiele brandstoffen, en de onttrekking van koolstof in huidige biomassa aan de atmosfeer. Het verbranden van dood hout en plantenresten is daarmee in feite het verbranden van toekomstige fossiele brandstoffen. In mijn boeken De Groene Illusie en De Groene Kans, en mijn artikel over biomassa ga ik verder in op de verkeerde aannames van onbeperkte landbeschikbaarheid en van de vermeende milieu- en CO2-neutraliteit van het verbranden van eerste generatie biomassa en biomassa-reststromen.

Maarten van Andel publiceert even nuchtere als nuttige analyses van het energie- en klimaatbeleid in Wynia’s Week. Syp Wynia interviewde Maarten van Andel voor WWTV. Die VIDEO kunt u HIER bekijken.

Steunt u de broodnodige, onafhankelijke berichtgeving van Wynia’s Week? Graag! U kunt uw donaties overmaken op de bankrekening van Wynia’s Week NL94 INGB 0006 3945 08 of HIERHartelijk dank!