Het Westen heeft de slavernij niet uitgevonden maar wel afgeschaft (Het Westen is het Beste III)

de-oegandese-dictator-idi-amin
De Oegandese dictator Idi Amin (1971-1979), ook bekend als ‘de slachter van Afrika’ vernedert blanke landgenoten.

Westerse landen hebben een ongekende welvaart bereikt. Veel mensen denken dat deze rijkdom is gebaseerd op slavernij en uitbuiting van niet-westerse landen. Zij gaan ervan uit dat ‘wij’ rijk zijn geworden door arme landen te plunderen en beschouwen het daarom als onze plicht om ontwikkelingshulp te bieden en compensatie te betalen voor het aangedane leed.

Misleidend

Deze versie van de geschiedenis is echter nogal misleidend. Het is waar dat westerse landen er vanaf de 15e eeuw op uit zijn getrokken en de wereld voor een deel hebben ‘veroverd’. En ook dat ze zich daarbij schuldig hebben gemaakt aan grootscheepse slavenhandel en slavernij. Maar het Westen had geen monopolie op kwaadaardigheid terwijl de rest van de wereld vreedzaam en nobel was.

Het is ook niet gezegd dat het Westen rijk is geworden dankzij kolonialisme en slavernij. Je kunt er ook andersom naar kijken: omdat westerse landen rijker en geavanceerder waren, konden zij andere landen overheersen. Die overheersing is echter niet waar de westerse welvaart vandaan kwam. Zij heeft het Westen zelfs misschien wel meer gekost dan opgeleverd.

Wij willen aan de hand van vijf stellingen het beeld van de westerse ‘uitbuiting’ bijstellen.

1. Slavernij is geen westerse uitvinding

Slavernij is een gruwelijk, mensonterend verschijnsel. Daar kan geen twijfel over bestaan. Maar de pijnlijke waarheid is dat slavernij in de hele menselijke geschiedenis overal en alom aanwezig is geweest.

Historicus James C. Scott schrijft in zijn boek Against the Grain – A Deep History  of the Earliest States, over het ontstaan van de eerste staten: ‘Voor de eerste staten was slavernij een essentiële manier om de productie te maximaliseren en surplusproductie af te romen. Het is bijna onmogelijk om de centrale plaats die lijfeigenschap innam in de ontwikkeling van de staat te overdrijven … Rond 1800 leefde driekwart van de wereldbevolking in lijfeigenschap. In Zuidoost-Azië waren alle vroege staten slavenstaten en slaven-handelende staten – de meest waardevolle vracht van Maleisische handelaren in Zuidoost-Azië bestond, tot de late 19e eeuw, uit slaven.’

Slavernij was ook wijd verspreid binnen Afrika. ‘Het aantal slaven binnen Afrika was groter dan het aantal dat werd geëxporteerd,’ schrijft de Amerikaanse historicus Thomas Sowell in zijn boek Conquests and Cultures. ‘De geschiedenis is ze vergeten.’ Sowell beschrijft uitgebreid de gruwelijkheden die gepaard gingen met de slavenhandel in de Arabische wereld. De reden dat daar, anders dan in Amerika, nu geen grote zwarte minderheid leeft, is omdat slaven zich er niet konden voortplanten, zo slecht werden ze behandeld.

2. Het Westen heeft de slavernij afgeschaft

Het Westen mag zich dan net als de rest van de wereld schuldig hebben gemaakt aan slavernij en slavenhandel – het is juist het ‘kapitalistische’ Westen geweest dat de slavernij heeft afgeschaft. Daar hoor je de anti-westerse critici zelden over.

De afschaffing van de slavenhandel was grotendeels het resultaat van een welbewuste, decennialange ideeënstrijd die werd gevoerd door een combinatie van klassiek-liberale denkers en religieus geïnspireerde activisten, de Quakers, in Engeland. De bekende vrije-marktaanhangers uit de 18e en 19e eeuw, zoals Adam Smith, Ricardo, Bentham, Cobden en Bright, waren principiële tegenstanders van slavernij, en ook van kolonialisme, dat zij beschouwden als een vorm van protectionisme (handelsmonopolies) en ongewenst staatsingrijpen.

Adam Smith, de aartsvader van de vrije markt, schreef al in de 18e eeuw in zijn Theory of Moral Sentiments (ietwat vrij vertaald): ‘Iedere Neger van de kust van Afrika beschikt over meer grootmoedigheid dan zijn verderfelijke meester zich zelfs maar kan inbeelden’. Hij noemde slaven ‘helden’ en slavenhouders ‘afval’ en ‘ellendelingen’.

De rol van de Quakers mag ook niet onbenoemd blijven. Zij richtten in 1783 een eerste comité op ter bestrijding van de slavernij. Onder hun invloed ontstonden overal in Engeland Antislavery Societies. Dit leidde er uiteindelijk toe dat het Britse parlement in 1807 een wet aannam die slavenhandel op Britse schepen verbood.

In de daaropvolgende decennia nam de Britse regering het voortouw om de internationale slavenhandel te stoppen. De Royal Navy ging in deze strijd voorop. In 1833 verbood het Britse parlement slavernij in de koloniën – maar nog niet in India, waar slavernij door de eeuwen heen zo was verankerd in de samenleving dat afschaffing lange tijd niet mogelijk bleek. (Zie Jim Powell, Greatest Emancipations: How the West Abolished Slavery.)

Ongetwijfeld hebben ook economische factoren een rol gespeeld in de afschaffing van de slavernij. De complexe industriële samenleving die in het Westen ontstond had geen slaven nodig, maar zelfstandig denkende arbeidskrachten.

3. Westerse welvaart is niet te danken aan slavernij en kolonialisme

Het lijkt voor de hand te liggen dat landen rijker worden van slavernij en kolonialisme. Aan het einde van de 19e eeuw bestreden Europese landen elkaar in hun streven naar koloniale macht. Maar werden zij hier economisch beter van? Of ging het om een politieke strijd?

Thomas Sowell concludeert in Conquests and Cultures dat slavernij geen economische voorspoed bracht. Het noorden van de Verenigde Staten, waar geen slavernij was, was rijker dan het zuiden. Een land dat waarschijnlijk het grootste aantal slaven heeft opgenomen in de geschiedenis is Brazilië, maar toen Brazilië de slavernij afschafte in 1888, was het nog steeds een achtergebleven gebied. De Arabische wereld was vergeven van de slavernij, maar werd pas rijk toen er olie werd ontdekt – door westerse bedrijven.

De westerse welvaart was ook niet gebaseerd op plundering van grondstoffen uit arme landen. Door de eeuwen heen vond verreweg de meeste handel in het Westen plaats tussen westerse landen onderling. ‘Afrika was geen belangrijke bestemming voor Europese investeringen of exporten,’ schrijft Sowell. ‘Afrika was wel iets belangrijker als bron van import, maar die kwam van een beperkt aantal plaatsen, zoals de Zuid-Afrikaanse goud- en diamantmijnen en de cacao- en palmoliegebieden. In totaal haalde Groot-Brittannië 7% van zijn invoer uit Afrika.’

Historicus Paul Bairoch schrijft in Economics and World History: Myths and Paradoxes (1995) dat in de periode 1800-1938 slechts 17% van de westerse export naar de ‘Derde Wereld’ ging en daarvan slechts de helft naar de koloniën. En export maakte slechts 8-9% uit van het bruto nationaal product van westerse landen. Bairoch merkt ook op dat landen als Zweden, Zwitserland, België en Duitsland een hogere economische groei kenden dan koloniale machten als Frankrijk, Engeland, Portugal, Spanje en Nederland, terwijl ze geen koloniën hadden (of pas laat, zoals in het geval van België en Duitsland).

Europa was ook niet afhankelijk van grondstoffen uit andere delen van de wereld, zoals vaak wordt gedacht. De ‘baanbrekende ontwikkelingen op het gebied van de energie (steenkool, de stoommachine) en de metallurgie (op cokes gestookte hoogovens) waren grotendeels onafhankelijk van de Atlantische driehoekshandel,’ schrijft historicus David Landes. Tot eind jaren dertig produceerden westerse landen meer energie dan ze consumeerden, schrijft Bairoch.

Een van de mogelijke redenen waarom in Europa een industriële revolutie plaatsvond was juist de afwezigheid van slavernij en de vorming van een zelfstandige middenklasse, die overigens al in de Middeleeuwen begon. In het Romeinse rijk daarentegen, schrijft historicus Louis Rougier, ‘verhinderde de slavernij de groei van een productieve middenklasse.’

4. Arme landen zijn niet arm door slavernij of kolonialisme, maar door dictatuur, corruptie en socialisme

Ook zo’n wijsheid die je op school leert: door arbitrair grenzen te trekken, creëerden de koloniale mogendheden kunstmatige staten die leidden tot burgeroorlogen en onderdrukking van minderheden in de ‘Derde Wereld’. Hoewel hier zeker waarheid in zit, is dit verre van het hele verhaal.

We zullen het hier niet hebben over de situatie in deze landen voordat ze door westerse staten werden gekoloniseerd, maar er is geen reden om aan te nemen dat het destijds aardse paradijzen waren. Ontwikkelingseconoom Peter Bauer wijst er ook op dat sommige van de armste landen in de wereld nooit koloniën zijn geweest, bijvoorbeeld Afghanistan, Tibet, Nepal, Liberia en Ethiopië (dat slechts zes jaar een Italiaanse kolonie was in zijn zeer lange geschiedenis)

Belangrijker is dat het ongeloofwaardig is om de problemen die er nu zijn in arme landen te blijven toeschrijven aan het koloniale tijdperk, dat al lang voorbij is. Als niet-westerse landen en mensen werkelijk zo vredelievend en eerlijk zijn, waarom zijn ze dan na zestig jaar niet in staat om orde op zaken te stellen?

Het grote probleem van arme landen is niet uitbuiting in het verleden, maar notoir corrupt bestuur in het heden. Een andere oorzaak van de armoede in Afrika is dat in het postkoloniale tijdperk zo’n 35 Afrikaanse staten zich tot het socialisme bekeerden. Landen als Mozambique, Tanzania, Zimbabwe, Ghana en Guinea zijn door socialistische ingrepen en nationalisaties economisch de vernieling in geholpen. In veel andere landen waren het brute dictators – Idi Amin, Kenneth Kaunda, Bokassa, Mobutu – die economische vooruitgang onmogelijk maakten. Zolang Afrikaanse landen niet loskomen uit hun spiraal van corruptie en staatsterreur zullen ze arm blijven.

Ontwikkelingshulp helpt daar niet bij. Integendeel, het zorgt ervoor dat de corrupte elites de middelen krijgen om hun macht in stand te houden. Aan het einde van de Koude Oorlog hadden westerse landen al 2000 miljard dollar overgemaakt aan ontwikkelingshulp, schrijft Tom Bethell. Dat geld is in een bodemloze put verdwenen. Vrij recent viel in The plunder route to Panama (2017) nog te lezen hoe Afrikaanse staatshoofden hun landen plunderen en tientallen miljarden wegsluizen naar belastingparadijzen elders in de wereld. Afrikaanse landen zijn overigens in het algemeen rijk aan grondstoffen en landbouwgrond. Droogte, ‘klimaatverandering’ en andere klimatologische factoren zijn niet de echte redenen voor de armoede in Afrika.

5. Kolonialisme was niet alleen negatief

Uiteraard hebben westerse landen zich vaak genoeg schuldig gemaakt aan gruweldaden en massamoorden in ontwikkelingslanden. Denk aan Belgisch Congo, om een berucht voorbeeld te noemen, maar Nederlanders hebben ook genoeg misdaden op hun geweten in Indonesië en andere koloniën.


Toch is de erfenis van het kolonialisme niet alleen maar negatief. De Amerikaanse economen William Easterly en Ross Levine van het National Bureau of Economic Research kwamen in een studie uit 2012 tot de conclusie dat Europese kolonisatie een ‘netto’ positief effect heeft gehad op de economische ontwikkeling van landen. Andere onderzoekers stellen dat kolonisatie in veel gevallen positieve effecten heeft gehad op onderwijs, bestuur en burgerrechten.

Uiteraard kun je hier allerlei vraagtekens bij zetten en het is zeker geen rechtvaardiging voor onderdrukking en kolonisering van landen. Waar het om gaat is dat de problemen in ontwikkelingslanden niet simpelweg kunnen worden toegeschreven aan de verderfelijke invloed van westerse landen.

De lessen

De Derde Wereld is dus niet arm door het Westen en het Westen is niet rijk ten koste van de Derde Wereld. Welvaart is niet een zero-sum-game die een vaste omvang heeft waarbij de een altijd moet inleveren ten nadele van de ander.

De voorspoed in het Westen is vooral te danken geweest aan de opmars van individuele rechten, zoals het recht op particulier eigendom, en de vorming van een burgerlijke samenleving die daarmee samenhangt. Dit maakte het mogelijk voor gewone burgers om zich te ontplooien en vrijelijk ideeën en goederen met elkaar uit te wisselen tot wederzijds voordeel.

Dat is ook de enige manier om een betere toekomst te bereiken voor iedereen. Maar zijn wij dat ons in het Westen zelf nog bewust? Dat is het onderwerp van het vierde en laatste deel van deze serie.

Een selectie van artikelen van Frank Karsten en van Karel Beckman is opgenomen in ‘Het Beste uit Wynia’s Week 2020’, dat op 23 november verschijnt bij Uitgeverij Blauwburgwal. Het boek is HIER te bestellen.