Hoe de overheid de middenstand erin laat lopen

Archieffoto-politie-Charlois
Handhavers checken of winkeliers zich wel aan de coronaregels houden.

Laten we het hebben over ‘de niet-essentiële winkels’, zoals onze overheid dat zo fijnzinnig formuleert. De modezaak dus, de schoenwinkel, de meubelzaak en de boekhandel.

Maandenlang moesten ze gewoon op slot. Toen kwam dat moeizame click & collect en sinds enige weken mogen ze in timeslots van 20 minuten klanten ontvangen, mits die vier uur tevoren een afspraak hebben gemaakt. En heel misschien wordt hen over een paar weken nog wat ‘versoepelingen’ gegund.

Je mag hopen dat de overheid niet denkt dat deze ondernemers daarmee uit de brand zijn. Je mag hopen dat er bestuurders en ambtenaren zijn die ooit zelf hun brood hebben moeten verdienen of toevallig iemand kennen die een eigen bedrijf heeft.

Wie zijn toch die middenstanders?

Dat ze dus enig begrip kunnen opbrengen voor de slopende onzekerheid en druk die corona voor de middenstand oplevert. Hoe de versoepelingen eerder een soort bezigheidstherapie zijn dan dat ze ook maar in de verste verte compensatie bieden voor de enorme verliezen die worden geleden.

Ik heb er een hard hoofd in. De bestaansonzekerheid van de middenstand lijkt voor de autoriteiten een abstractie, mooi samengevat door ons aller nieuw-leiderschapsleider, mevrouw Kaag: ‘Wie zijn toch die mensen?’.

O ja, er zijn ondersteuningsregelingen, maar die zijn uiteraard in tijd en omvang beperkt en talloze ondernemers vallen er buiten. Woon je bijvoorbeeld toevallig boven je winkel: jammer. Was je zaak net voor het uitbarsten van de crisis geopend: jammer. Et cetera.

In de media hoor je ondernemers verklaren dat ze zich er niet onder laten krijgen en dat onzekerheid bij ondernemerschap hoort, maar u en ik weten dat hier de moed der wanhoop aan het woord is.

Wie wel eens achter zijn zoom-scherm vandaan komt en zijn boodschappen niet door de Appie thuis laat brengen, weet hoe surrealistisch de winkelstraten zijn geworden.

Voor de bakker en de slager staat men in de rij, keurig gemonddoekt en op de voorgeschreven afstand.

Maar bij de schoenwinkel en de modezaak is het doodstil; daar hangen annonces achter het raam: of men ze niet wil vergeten en dat ze altijd op afspraak klanten kunnen ontvangen.

Is zo’n winkel toevallig ook een ‘pakketpunt’, dan kan de klant gewoon op elk moment naar binnen, maar wil ‘ie ook een kladblok hebben, dan hup naar buiten en een afspraak maken.

Wat bezielt de overheid? Angst voor onverantwoord gedrag van de clientèle kan het niet zijn, want er is geen enkele reden om aan te nemen dat iemand zich bij de bakker netjes gedraagt, maar zich in een boekhandel aan liederlijkheid te buiten gaat.

Het getuigt van grote zelfbeheersing en gemeenschapsgevoel dat de middenstand niet in opstand is gekomen tegen dit dwaze en inhumane beleid. Natuurlijk hoor je daar de zoomende autoriteiten nooit over. Integendeel, was het niet de zelfbenoemde regiopremier Bruls die aankondigde scherp te zullen gaan controleren op naleving van de regels? Ja hoor, hij was het.

Winkeliers worden undercover uitgelokt

Inmiddels zijn we nog verder van huis. Steeds vaker hoor je over boa’s die zich undercover – jawel, undercover – opdringen aan winkeliers om te testen of ze zich aan de regels houden.

Ze bellen zonder zich als boa te identificeren naar ondernemers en proberen onder de afspraakregeling uit te komen. Gaat de winkelier door de knieën, dan is het ‘kip ik heb je!’.

Of ze doen zich in burgerkleding voor als twee kooplustige vriendinnen die proberen een medewerkster van een modezaak te paaien om de winkeldeur te openen. En als dat opzetje slaagt, trekken de dames het bonboekje. 4000 euro graag.

Mag dat dan? Vraagt u zich wellicht af.

Vast wel. Mij gaat het evenwel om heel iets anders. Niet de formalistische vraag of het mag, maar de stomme verbazing dat men het doet. Ondernemers die tot ver over hun lippen in het water staan, uitlokken tot een overtreding en dan toeslaan. Niet bij herhaaldelijk en zelf geïnitieerd negeren van de voorschriften, maar bij die ene keer, geprovoceerd door een overheidsdienaar.

Welke haat moet in je zijn gevaren om zo de burgerij tegemoet te treden?

Ik heb er geen woorden voor.