Hoe we geen klimaatkoploper werden (omdat alles mislukte)

Waarom was dat eigenlijk, dat Nederland klimaatkoploper wilde zijn? Mark Rutte kreeg de vraag eind 2018 van verslaggevers van De Volkskrant. Nou, zei de premier, hij was enkele maanden eerder samen met minister Sigrid Kaag in New York op bezoek geweest bij secretaris-generaal António Guterres van de Verenigde Naties, en die had hem de opdracht gegeven om extra hoge klimaatnormen aan de man te brengen, in Europa en elders.

Rutte kwam er, zoals zo vaak, mee weg. Maar er klopte natuurlijk niets van. Het was geen antwoord op de vraag en voor zover het wel een antwoord op de vraag was klopte het ook niet. Het bezoek aan Guterres was in september 2018, maar de ambitie de coalitie achter Rutte’s derde coalitiekabinet om ‘het groenste kabinet ooit’ dan wel ‘Europese koploper’ op klimaatgebied te worden was toen al een jaar oud.

Klimaat kwam op de 11e plaats

De ambitie om – in de woorden van Alexander Pechtold – ‘Europese koploper’ (en daarmee wereldkoploper, want meer klimaatambities dan in de Europese Unie tref je verder nergens) te worden was zeker niet gebaseerd op de (meeste) verkiezingsprogramma’s, de verkiezingscampagne, de verkiezingsdebatten of de verkiezingsuitslag van van maart 2017. Integendeel.

Het Sociaal- en Cultureel Planbureau onderzocht ook in die verkiezingstijd waar Nederlanders zich druk over maakten en daarbij kwamen ‘natuur en milieu’ in het eerste kwartaal van 2017 pas op de 11e plaats. Slechts 2 procent van de ondervraagden noemden spontaan iets duurzaams als de grootste kwestie. De samenleving en de immigratie en vervolgens de zorg – daar maakte Nederland zich druk over. Nauwelijks een partij ook die echt zijn nek uitstak voor het klimaat in die campagne. Tijdens de verkiezingsdebatten speelde het geen rol.

Pechtolds missie

Alexander Pechtold, de toenmalige leider van D66, heeft er zo’n beetje in zijn eentje – maar geruggesteund door een brede Haagse lobby – voor gezorgd dat RutteDrie de ellenlange formatie van 2017 uitkwam als het meest ambitieuze, groenste klimaatkabinet ooit. Dat ging ongeveer als volgt.

De eerste maanden van die formatie deed GroenLinks van Jesse Klaver nog mee. Dat vond Pechtold mooi. D66 en GroenLinks waren de voorgaande jaren sterk op elkaar gaan lijken, evenals het electoraat van die partijen. Pechtold had de concurrentie graag mee in het kabinet, in de hoop te voorkomen dat D66 anders – zoals zo vaak eerder – genadeloos afgestraft zou worden voor het regeren.

Jesse wilde niet

Het kwam er niet van. Jesse Klaver kreeg zijn partij niet mee in formuleringen over immigratie die VVD, CDA en D66 wensten. Over klimaat – waar GroenLinks doorgaat voor koploper – hadden ze het tot dan toe niet eens gehad aan de formatietafel, omdat het een treetje lager – bij CDA-Kamerlid Agnes Mulder en GroenLinks-Kamerlid Bart Snels – niet vlotte.

Kort voordat Klaver en CDA-leider Sybrand Buma zouden pogen over dat onderwerp de lucht te klaren kwam CDA-‘prominent’ en klimaatactivist Herman Wijffels met scherpe verwijten over de beperkte klimaatambities van Buma naar buiten. Buma had reden om aan te nemen dat GroenLinks die klacht had ingestoken en zag af van het onderonsje met Klaver.

De komst van Zalm

Eind juni was het duidelijk dat GroenLinks definitief afhaakte bij de formatie en dat VVD, CDA en D66 een nieuwe poging zouden doen met ChristenUnie. Op 28 juni 2017 trad VVD-veteraan Gerrit Zalm aan als informateur en die gaf al meteen het koppel Buma-Pechtold de opdracht samen een voorstel voor het klimaatbeleid op te stellen. Daar maakten ze meteen werk van.

Al binnen enkele dagen bleven Pechtold en Buma na de reguliere formatiebesprekingen na op de kamer van Buma in het Kamergebouw om te kijken of ze er uit konden komen. Dat lukte na twee of drie lange avonden.

D66 was de enige klimaatkoploperpartij

D66 had in het eigen verkiezingsprogramma al verregaande klimaatpretenties, verbonden met het idee dat het voorspoed zou brengen (innovatie, banen). Het CDA had zich op dit vlak gedeisd gehouden, verdeeld als het gewoontegetrouw is tussen vooral protestantse ‘rentmeester’-roepers en boeren en andere ondernemers die hun nering bedreigd zien worden door milieu- en klimaatnormen en dito lasten.

Buma heette tot die tijd een remmer te zijn, die weinig zin had in een klimaatwedstrijdje. Maar rond die 1e juli 2017 heeft Alexander Pechtold Buma toch weten te vermurwen. De methode: als we het er over eens zijn dat we moeten voldoen aan de verplichtingen die het Parijse klimaatverdrag van 2015 met zich meebrengen, wat moeten we daar dan als Nederland voor doen? Volgende stap: dat vragen we aan het Planbureau voor de Leefomgeving.

De meesterzet van Pechtold

Dat was een meesterzet van Pechtold. Hij wist immers, of had kunnen weten, dat het Planbureau voor de Leefomgeving een (licht) activistische interpretatie van dat Parijse verdrag zou geven. En omdat Buma geen zeur is die gaat ‘terugonderhandelen’, legde hij zich neer bij wat de orakels van het PBL berichtten, namelijk dat Nederland in 2030 al bijna de helft (49 procent) van het CO2 ten opzichte van 1990 gereduceerd moest hebben en 95 procent in 2050.

Dat is internationaal gezien geen wet van Meden en Perzen, maar dat werd het wel voor RutteDrie. Sterker nog: er zou nadien niet alleen een regeerakkoord, maar zelfs een Klimaatwet komen waarin die doelstellingen werden vastgelegd. Het heten sindsdien ‘de doelen’. En gedurende enkele jaren waren ze zelfs de meest ambitieuze van Europa, zoals Pechtold het graag zag. Jesse Klaver hoefde niet te regeren om zijn klimaatambities vastgelegd te krijgen.

Rutte boog mee

Het verhaal gaat dat toen Pechtold en Buma tot verbazing van de VVD-onderhandelaars Halbe Zijlstra en Mark Rutte (en tot blijdschap van CU-onderhandelaar Gert-Jan Segers) met de ambitieuze klimaatdoelen uit hun onderonsje kwamen, er voor de VVD geen weg meer terug was. Nou ja, de VVD kreeg de dividendbelasting voor buitenlandse aandeelhouders nog afgeschaft (al kwam het er uiteindelijk niet van).

Hoe dan ook: zo werd RutteDrie een klimaatkabinet, zoals de eerste kabinetten-Rutte kabinetten van bezuinigingen en lastenverzwaringen waren. Niet dat de kiezers er om hadden gevraagd, laat staan dat ze er over waren geconsulteerd, maar het was een voldongen feit.

Toen: het Klimaatakkoord

Vervolgens kwam er nog een lange reeks achterkamertjes-zittingen voor een Klimaatberaad, waarin de gevolgen van het beoogde klimaatkoploperschap voor diverse branches werden uit onderhandeld. En al binnen enkele maanden besloot RutteDrie het bestaande voornemen om Nederlandse huizen en gebouwen van het gas af te sluiten nog eens te versnellen, waardoor sinds 1 juli 2018 al geen nieuwbouw meer aan het gas mag.

RutteDrie wentelde zich echter nog geen jaar in een gelukzalig klimaatkoploperschap. Nog geen jaar na de formatie krabbelde Buma terug. Niet dat hij de doelstellingen van de kabinetsformatie (49% in 2030, 95 % in 2050) afviel, maar hij vreesde dat de mensen in het land het niet zouden slikken. Hij vreesde een nieuwe Fortuyn-revolte, nu over het klimaatbeleid.

Weer even later vloeiden er ook bij de VVD-krokodillentranen, in dit geval geleverd door fractievoorzitter Klaas Dijkhoff, die nauwelijks betrokken was bij de formatie, maar wel geacht werd het regeerakkoord te verdedigen. Toen de onrust in de VVD over de klimaatambities torenhoog opliepen opende Dijkhoff de aanval op ‘klimaatdrammer’ Rob Jetten, die nog een tandje scherper vaart qua klimaat dan zijn voorganger Alexander Pechtold. Maar ook Dijkhoff bleef trouw aan de 49/95 van het regeerakkoord en beet dus niet door.

Waar zijn de architecten?

Pechtold is nu directeur van de rijbewijzen, Buma is burgemeester van Leeuwarden. Maar wat heeft het product van hun achterkamer opgeleverd? Op basis van de ambitie klimaatkoploper van Europa – en dus van de wereld – te zijn moest Nederland – tevens als enige land ter wereld – van het gas af, zouden warmtenetten, aardwarmte, CO2 onder de zeebodem, een CO2-heffing voor bedrijven, het sluiten van hele weidegebieden en het volbouwen van hele stukken Noordzee en hele stukken land onder windmolens en zonnepanelen voor een alternatief moeten zorgen. De kolencentrales gingen er uit en anders werden ze wel bijgestookt met duurzaam gedacht hout.

Maar de koploper-ambitie is een debacle aan het worden en de koploper dreigt een peperdure doodloper te worden. Het beetje duurzaam gedefinieerde energie dat in Nederland wordt geproduceerd bestaat grotendeels uit biomassa (overwegend hout) en dat is het etiket duurzaam niet waard, zoveel is nu wel duidelijk – ook volgens de coalitie.

Wat deed u de vorige keer met mijn stem?

Aardwarmte zou wel eens net zo gevaarlijk kunnen zijn als het aardgas was voor de Groningse bodem. Het gasverbod voor huizen en gebouwen kost 500 miljard, betaalt zich niet zelf – anders dan beweerd – en levert niet of nauwelijks of alleen tegen hoge kosten een bijdrage aan het tegengaat van CO2. Zelfs de zwaar gesubsidieerde wijkexperimenten zijn niets geworden.

Burgers en kleine, schone bedrijven betalen de prijs voor het klimaatbeleid, terwijl de vervuilers worden gesubsidieerd. En kernenergie? Je hoeft er niet enthousiast over te zijn om te erkennen dat je er niet zonder kunt als je minder broeikasgas wilt uitstoten. Maar kernenergie, dat mag dan weer niet.

Geen wonder, dat het wat stil geworden is rond het klimaatkoploperschap, zoals ingeleid door Pechtold en Buma. Ook van het groenste kabinet ooit wordt weinig meer vernomen. D66 en ChristenUnie hebben gefnuikte pretenties. D66 heeft wel een minister – Kasja Ollongren – van gasverbod, maar het gasverbod is zo impopulair dat het ondanks miljoenensubsidies niet van de grond komt. CDA en VVD hebben geen verhaal. En de VVD heeft wel een klimaatminister – Eric Wiebes – maar niemand kan een succes noemen.

En in maart zijn er verkiezingen. De kiezers zullen willen weten: wat deed u de vorige keer met mijn stem?