Koopkrachtverbetering is noodzakelijk voor behoud van solidariteit

Hugo de Jonge voor Rijksoverheid.nl
Hugo de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en vicepremier.

Het Centraal Planbureau kwam met cijfers waaruit blijkt dat er de komende jaren door de stijgende zorg- en pensioenpremies en belastingverhogingen geen ruimte is voor koopkrachtverbetering. Dat wordt een pijnlijk thema, op weg naar de Kamerverkiezingen. De zorgkosten zijn ook een aanslag op de samenhang in de samenleving. Van de zorgministers Hugo de Jonge en Bruno Bruins horen we ondertussen niets.

In de volgende kabinetsperiode lopen de zorgkosten op tot meer dan 100 miljard euro per jaar, aldus het CPB. Wopke Hoekstra, minister van Financiën en kandidaat-lijsttrekker voor het CDA, reageerde op de CPB-ramingen in een interview in het AD en stelde dat de stijgende zorgkosten ‘op termijn niet houdbaar en niet organiseerbaar zijn’.

Je hoeft geen politiek analist te zijn om te voorspellen dat de stagnerende koopkrachtontwikkeling en de stijgende zorgkosten in 2021 een belangrijk thema tijdens de campagne voor de Tweede Kamer-verkiezingen zullen worden.

Dat de economische groei volledig opgaat aan hogere collectieve lasten en er niets overblijft voor koopkrachtverbetering kan de solidariteit in de samenleving onder druk zetten. Burgers blijven bereid om de kosten te dragen van zorg die door anderen wordt gebruikt en van pensioenuitkeringen die aan anderen worden betaald, zolang ze er zelf ook nog wat op vooruit gaan. Als je het zelf wat beter krijgt, wil je ook een ander wel wat gunnen.

Zodra echter anderen er wel op vooruit gaan, maar je eigen koopkracht stagneert, kan het met deze bereidheid tot delen wel eens snel afgelopen zijn. De snel oplopende zorg- en pensioenpremies zijn een aanslag op de sociale cohesie in de samenleving, zodra voor de meeste burgers de koopkracht niet meer toeneemt.

Waar zijn de zorgministers?

Minister Hoekstra heeft volkomen gelijk als hij de alarmbel luidt over de stijgende zorgkosten. Echter de verantwoordelijke ministers voor de oplopende zorgkosten, Hugo de Jonge van Volksgezondheid en Bruno Bruins van medische zorg, zijn vooralsnog doof voor deze geluiden. Geen van beide ministers heeft tot nu toe gereageerd. Hugo de Jonge koos er zelfs voor om de discussie te verleggen naar een onderwerp buiten zijn eigen portefeuille, het migratiedebat.

Het gevoel van urgentie over de oplopende zorgkosten lijkt bij de bewindslieden van VWS te ontbreken. Natuurlijk willen ook zij dat de kosten van de zorg niet uit de hand lopen en proberen ze de kosten te beheersen. De bewindslieden denken dat door verbetering van de efficiency de groei van de zorgkosten binnen de perken kan blijven. Als er maar efficiënter gewerkt wordt zijn echte ingrijpende maatregelen om de kosten te beteugelen niet nodig, is de gedachte. De juiste zorg op de juiste plek is daarbij de geloofsbelijdenis.

Toekomstige bezuinigingen worden weggestopt

Of de juiste zorg op de juiste plek echt tot besparingen leidt is twijfelachtig. Tot nu toe is daar weinig bewijs voor. Toch is dat blijkbaar geen aanleiding om over meer ingrijpende maatregelen na te denken. De bewindslieden van VWS weten dat echte bezuinigingen in de zorg pijn doen en tot maatschappelijk verzet leidt. Daarom mag er over bezuinigingen niet worden gesproken.

De juiste zorg op de juiste plek richt zich op vergroting van de efficiency en beperking van de groei van de kosten in de curatieve zorg. Voor de langdurige zorg zijn er geen maatregelen om de groei van de kosten te beteugelen. Dat is vreemd, want de kosten in de langdurige zorg stijgen bijna twee keer zo hard als die in de curatieve zorg.

Langdurige zorg is duur en wordt nog duurder

Uit cijfers van het ministerie van VWS blijkt dat tussen 2015 en 2020 de kosten voor de Zorgverzekeringswet waaruit de curatieve zorg wordt betaald met 15% stegen. In dezelfde periode stegen de kosten van de Wet Langdurige Zorg waar de verpleeghuizen en andere instellingen voor langdurige zorg uit worden betaald met bijna 29%.

Internationaal lopen we met de hoge uitgaven aan langdurige zorg behoorlijk uit de pas. Zo geven wij ruim drie keer zo veel uit aan langdurige zorg vergeleken met Duitsland. Alle reden dus, zou je denken, om ook eens naar de kosten van de langdurige zorg te kijken. Dat gebeurt niet. Integendeel. Dit kabinet trekt zelfs  €2 miljard extra uit voor de langdurige zorg en heeft de eigen bijdragen voor de mensen met hogere inkomens en een eigen vermogen verlaagd.

Het ontbreken van koopkrachtstijging voedt het ressentiment in de samenleving en ondermijnt de bereidheid tot delen. Als de stijging van het besteedbaar inkomen stagneert zullen het niet meer alleen de witte mannen van middelbare leeftijd zijn, die boos zijn op de rest van de wereld. Alle boeren, burgers en buitenlui hebben het dan wel gehad met het Haagse beleid. 

Zonder koopkrachtverbetering geen draagvlak

De stagnerende koopkrachtontwikkeling door de stijgende zorg- en pensioenpremies zal vooral tot een tegenstelling leiden tussen jongeren en gepensioneerden die van zorg gebruik maken. Door het probleem van de oplopende zorgkosten voor zich uit te schuiven, riskeren de bewindslieden van VWS dat de tegenstellingen in de samenleving worden vergroot en het draagvlak voor solidariteit wordt ondermijnt. Koopkrachtverbetering is noodzakelijk om de solidariteit in stand te houden. Om de koopkracht te verbeteren moet de groei van de kosten van de zorg worden beteugeld.

Een analogie tussen de oplopende zorgkosten en de toename van het aantal arbeidsongeschikten in de jaren tachtig en negentig dringt zich hierbij op. De toename van het aantal WAO’ers werd jarenlang goedgepraat en door sommigen gezien als een teken van beschaving. Totdat het aantal arbeidsongeschikten dreigde op te lopen tot meer dan een miljoen. Toen werd rigoureus ingrijpen onontkoombaar. Iets dergelijks dreigt nu weer te gebeuren met de oplopende zorgkosten. Bewindslieden laten het gebeuren en schuiven het probleem voor zich uit, totdat – om Wopke Hoekstra te parafraseren – de situatie onhoudbaar is geworden.