Laten we reëel zijn: een welvarend democratisch paradijs zal Syrië niet worden

Schermopname (58)

Oud-ambassadeur en schrijver Nikolaos van Dam schetst op uitnodiging van Wynia’s Week in een korte serie artikelen de schuivende panelen in het Midden-Oosten. In deze derde aflevering: idealen najagen zonder rekening te houden met de realiteit is ook in Syrië geen goed recept gebleken. En: Turkije heeft zich in Syrië in een wespennest gestoken.

Van alle ‘Arabische Lentes’ is die in Syrië wel het bloedigst geworden. De kracht van het Syrische Ba’ath-regime werd door velen volledig onderschat; en sommigen onderschatten het nu nog steeds. Dit regime was in 2011 al bijna een halve eeuw aan de macht en had daarmee uitvoerig ervaringen opgedaan om iedere oppositie gewelddadig de kop in te drukken.

Dertig jaar voorafgaand aan het begin van de Syrische Revolutie (2011) voorspeldde ik in mijn eerste Syrië-boek dat iedere poging het regime ten val te brengen zou uitlopen op een bloedbad. En voor diegenen die goed op de hoogte waren van de rücksichtslose methoden van het regime was dat niet zo moeilijk te voorspellen.

Maar de opstandelingen in Syrië werden op het verkeerde been gezet door hun wensdenken en de valse verwachtingen die vele landen bij hen wekten en die hen steunden. Die steun was echter onvoldoende om het regime ten val te brengen.

En toen schoot Poetin te hulp

Toen het in 2015 bijna lukte om het Syrische regime toch aan het wankelen te krijgen, schoot Rusland militair te hulp en keerden de kansen. Velen spraken hun verontwaardiging uit over die Russische interventie, maar het was geheel te verwachten dat Rusland er – net als Iran – alles aan zou doen om zijn voornaamste bondgenoot in de regio in het zadel te houden. De vergeefse pogingen van buitenaf om het regime van Bashar al-Asad ten val te brengen, hebben er toe geleid dat de positie van Rusland en Iran in Syrië alleen nog maar sterker is geworden dan voorheen.

Hoewel aanvankelijk geprobeerd is om de Syrische president tot concessies en hervormingen te bewegen, mislukte dat omdat in de perceptie van Bashar al-Asad iedere poging hem afstand te laten doen van zijn macht, zou leiden tot zijn val en de ondergang van zijn regime. Daarin had hij hoogstwaarschijnlijk gelijk.

Het was niet realistisch te verwachten, dat president al-Asad bereid was zijn eigen doodvonnis te tekenen voor de oorlogsmisdaden waarvoor zijn regime verantwoordelijk wordt gesteld. Hetzelfde geldt voor tienduizenden van zijn militaire aanhangers en leden van de Syrische geheime diensten met bloed aan de handen. Zij zullen hun belangen niet zomaar opgeven in de naam van rechtvaardigheid, want zij weten wat hun als alternatief te wachten staat, en dat zijn op zijn gunstigst zware gevangenisstraffen, zo niet de doodstraf.

De eis om Asad’s aftreden en berechting bleef echter onverminderd voortduren. Hier is sprake van een ‘schuurvlak tussen democratie en realpolitik’. Dit houdt in dat in democratieën ieder compromis met Bashar al-Asad op principiële gronden moet worden afgewezen vanwege de oorlogsmisdaden en zware mensenrechtenschendingen die onder zijn verantwoordelijkheid hebben plaatsgevonden.

Dat president al-Asad ondanks het wensdenken van velen al die tijd sinds de Syrische Revolutie toch aan de macht is gebleven, en waarschijnlijk nog zal blijven, doet hier niet aan af. Deze opstelling, hoe terecht ook op principiële gronden, zal echter niet bijdragen tot een politieke oplossing, want daarvoor is een dialoog met het regime noodzakelijk.

De aan Syrië opgelegde sancties maken het leven daar weliswaar steeds moeilijker, met name voor de plaatselijke bevolking die onder het juk van het regime moet zien te overleven, maar het regime zelf zal daarvoor niet willen wijken, al was het alleen omdat de nietsontziende machtselite er minder last van heeft.

Regime weg, problemen opgelost?

Mocht het regime toch imploderen of ten val komen, dan kunnen we nu al met enige zekerheid vaststellen dat er direct daarna niet veel goeds valt te verwachten, omdat de oppositiegroepen – die inmiddels in belangrijke mate worden gedomineerd door islamitische radicalen – na tien jaar revolutie nog steeds uiterst verdeeld zijn, waardoor er in dat geval waarschijnlijk een bloedige vervolgburgeroorlog zal komen. Een welvarend ‘democratisch paradijs’ zal het in ieder geval niet worden.

Dat een realpolitik gericht op een compromis met het Asad-regime op zogenaamd ‘politiek-ethische gronden’ wordt verworpen, heeft niet alleen ernstige consequenties voor de bevolking, maar ook voor de landen die de miljoenen Syrische vluchtelingen als gevolg van de voortdurende oorlog moeten opvangen. Bij een voortwoekerende oorlog zal het aantal vluchtelingen eerder nog verder toe- dan afnemen, en het aantal dodelijke slachtoffers ook.

Tijdens de eerste verjaardag van de Syrische Revolutie in 2012 betoogde ik, dat het beter was om met het Asad-regime in dialoog te treden, ook al waren er al 10.000 doden gevallen (de stand van toen), dan om dat later alsnog te moeten doen met hetzelfde regime, maar dan met 300.000 doden.

De daarvoor noodzakelijke dialoog werd echter door de oppositie krachtig verworpen. Velen betoogden dat er met het regime niet over ingrijpende hervormingen te praten viel; en daarin hadden zij waarschijnlijk gelijk. Maar een mislukte dialoog is beter dan een desastreuze mislukte oorlog. Inmiddels is het dodental opgelopen tot meer dan een half miljoen, zijn er meer dan 10 miljoen vluchtelingen en ligt Syrië grotendeels in puin.

Fouten heimelijk erkend

Een enkele oppositieleider erkent nu heimelijk dat het fout is geweest om in een prematuur stadium van de Syrische Revolutie al resoluut het vertrek van president al-Asad te eisen. Om daar nu nog op terug te komen zou niet alleen groot gezichtsverlies betekenen, het is ook nutteloos geworden, omdat de oppositie er toch niets meer mee kan winnen.

Het sec nastreven van ‘idealen’ zonder rekening te houden met de realiteit is geen goed recept gebleken voor het bereiken van poli­tieke oplossingen en vrede, hoewel idealen op zich een positieve rol kunnen spelen. In ieder geval dient te worden verdisconteerd hoe­veel doden er bij zo’n streven vallen. Elk slachtoffer is er één te veel.

In sommige gevallen zou misschien nog – door de overlevenden althans – kunnen worden betoogd dat doden (anderen dus) ‘de moeite waard’ zijn geweest als er iets ‘heel positiefs’ uit is voortge­komen, bijvoorbeeld een ingrijpende verbetering ten gevolge van een revolutie. Maar het blijft bedenkelijk, al helemaal wanneer het aantal slachtoffers groot is.

En als een revolutie mislukt is, dragen degenen die deze begonnen zijn op zijn minst een zekere medever­antwoordelijkheid, ongeacht of de doelstellingen ervan nu wel of niet als ‘hoogstaand’ konden worden beschouwd. Hetzelfde geldt voor mislukte militaire interventies. Het alleen hebben van ‘goede bedoelingen’ of het uitdragen van ‘prachtige idealen en doelstellingen’ is dus niet voldoende, en kan zelfs contraproductief werken.

Turkije hoopte op een Moslimbroederschap-achtig regime in Syrië

Turkije heeft aanvankelijk serieus geprobeerd het Syrische regime vreedzaam tot andere gedachten te brengen. Toen dat niet lukte is het grootscheeps oppositiegroepen gaan steunen en wilde Turkije het liefst een Moslimbroederschap-achtig nieuw regime in Damascus aan de macht helpen.

Turkije heeft ook voor miljarden aan militaire steun voor de Syrische oppositie via zijn grenzen doorgelaten. Bijeffect van het Turkse anti-regime-optreden, dat gecombineerd werd met de strijd tegen de Islamitische Staat, was dat de Syrische Koerden onder leiding van de Democratische Unie Partij (PYD) met hun sterke Volksbeschermingseenheden (YPG) grote delen van Noord-Syrië onder controle konden krijgen.

Daarmee ontstond voor hen een meer realistische mogelijkheid om naar het Koerdische ideaal van autonomie te gaan streven. Turkije heeft dit rigoureus willen tegengaan door de PYD/YPG zo veel mogelijk uit het grensgebied te verdrijven. De Syrische PYD/YPG is immers nauw gelieerd aan de Turks-Koerdische beweging PKK, die door de VS en de EU als een terroristische organisatie wordt beschouwd, en waarmee Ankara al vele jaren een bloedige oorlog voert.

Koerden als NAVO-splijtzwam

De Verenigde Staten steunen met hun militaire aanwezigheid in het noordoosten de Koerden van de PYD/YPG, omdat zij een belangrijke bondgenoot zijn geweest in de strijd tegen de Islamitische Staat. Met hun aanwezigheid hebben de Verenigde Staten ook een barrière opgeworpen tegen het regime om dit olierijke gebied te heroveren, en blokkeren zij het streven van Damascus – dat daarin gesteund wordt door Rusland en Iran – om heel Syrië weer onder controle te krijgen.

Complicatie is echter dat Turkije een belangrijke NAVO-bondgenoot is, waardoor de VS op een zeker moment zal moeten kiezen wat prioriteit heeft: Turkije, of de positie van de Koerden gecombineerd met het dwarszitten van het Syrische regime. Te verwachten valt dat de VS uiteindelijk hogere prioriteit zal toekennen aan Turkije, maar dat hangt natuurlijk ook af van de Turkse opstelling tegenover de NAVO en de VS. De aankoop door Turkije van geavanceerde wapens in Moskou heeft al voor problemen gezorgd.

Een ander probleem is het grote aantal Syrische vluchtelingen (zo’n 3,7 miljoen) dat naar Turkije is gevlucht. Om te voorkomen dat er nog meer vluchtelingen richting Turkije kunnen komen, heeft Turkije een deel van de noordwestelijke provincie Idlib bezet. Maar daar moet Turkije de radicale islamitische Syrische militaire oppositiegroepen onder controle zien te krijgen; en dat levert weer geweld op waardoor de kans bestaat dat vele Syriërs alsnog richting Turkije zullen willen vluchten, want zij kunnen verder geen kant meer op.

Turkije heeft zich met zijn interventies in Syrië in een wespennest gestoken en kan daar moeilijk zonder kleerscheuren meer uitkomen. Daarnaast intervenieert Turkije nog militair in Noord-Irak, Libië en Azerbeidzjan, alsof het met Syrië niet al meer dan genoeg problemen op de hals heeft gehaald.

Turkse expansieneigingen

Het lijkt erop dat Turkije onder president Erdoğan soms Ottomaans-Turkse neigingen heeft gekregen met zijn wens om de invloedssfeer vanuit Ankara aanmerkelijk uit te breiden naar Arabische gebieden die vroeger tot het Ottomaanse Rijk behoorden, waaronder Noord-Syrië, Noord-Irak, Libië en Egypte. Dit beleid kan slechts tot verdere conflicten bijdragen. Geen enkel land is daarbij gebaat geweest, ook Turkije niet.

President Erdoğan is met zijn islamitisch gekleurde beleid al behoorlijk afgeweken van het secularisme waarop het moderne Turkije steeds gebaseerd was. De grondlegger van de seculaire Republiek Turkije, Kemal Atatürk, die in eigen land zeer vereerd wordt, heeft destijds (1931) de grondbasis voor het Turkse buitenlandse beleid als volgt vastgesteld: ‘we werken voor vrede thuis en vrede in de wereld’. President Erdoğan’s optreden in zowel binnen- als buitenland staat hier haaks op, en dat leidt ook in Turkije tot frictie.

Nikolaos van Dam was Nederlands ambassadeur in Irak, Egypte, Turkije, Duitsland en Indonesië en Speciaal Gezant voor Syrië. Zijn laatste boek over het Midden-Oosten is  ‘Granaten en minaretten. Een diplomaat op zoek naar vrede in de Arabische en islamitische wereld’. Meer informatie: HIER.