Links Nederland bleef het moordregime van Mao lang bewonderen

1967-11_1967nian_man_hua_mao_ze_dong_lin_biao_
Chinese propagandaposter: Mao en de Culturele Revolutie

Hoewel communisten graag schermen met het begrip ‘gelijkheid’, bestaan er tussen de dodentallen die communistische regimes op hun geweten hebben vrij forse verschillen.

Zeker, overal waar sinds de Russische Oktoberrevolutie van 1917 gelovigen in de leer van Karl Marx en V.I. Lenin aan de macht kwamen, zijn op zeer grote schaal mannen, vrouwen en kinderen doodgeschoten, doodgemarteld of doodgehongerd. Communisme, waar ook ter wereld, blijkt in de praktijk synoniem aan folterkelders, concentratiekampen, executiepelotons en geheime begraafplaatsen. Van Jozef Stalin tot Nicolae Ceaușescu en van Pol Pot tot Kim Jong-un.

Toch springt de Chinese Volksrepubliek eruit als het gaat om bloedvergieten op marxistisch-leninistische grondslag. Naar schatting 70 miljoen Chinezen werden sinds de communistische machtsovername in 1949 de dood in gejaagd. Zelfs de voormalige Sovjet-Unie (circa 20 miljoen doden) kan daar niet aan tippen.

Moordquota

Dankzij de bekroonde studies van de Nederlandse China-specialist Frank Dikötter, hoogleraar aan de Universiteit van Hongkong, is de laatste jaren steeds meer bekend geworden over de precieze oorzaken van dat hoge dodental.

Een belangrijke factor was het bestaan van moordcampagnes en moordquota. Zo werden in de jaren vijftig protesten tegen het communistische regime de kop ingedrukt met behulp van het door partijleider Mao Tse-Toeng aan de legerleiding verstrekte bevel om in iedere opstandige provincie één op de duizend mensen te vermoorden.

‘Grote Sprong Voorwaarts’

Een andere oorzaak: sinds Mao zich tijdens de Chinese Burgeroorlog (1927-1949) had bekwaamd in het uithongeren van vijandige regio’s en steden, behoorde ook het teweegbrengen van hongersnoden tot zijn lugubere repertoire.

De ergste uit de Chinese geschiedenis – met, zo berekende Dikötter, 45 miljoen slachtoffers – vond plaats tussen 1958 en 1962, ten tijde van de ‘Grote Sprong Voorwaarts’. Dat was Mao’s krankzinnige poging om van agrarisch China binnen een paar jaar tijd een industriële supermacht te maken die alle kapitalistische landen zou verpletteren.  

Baby’s ruilen

De campagne ging niet alleen gepaard met extreme terreuracties tegen de plattelandsbevolking – het gebeurde dat jongens door hun eigen vader levend moesten worden begraven – maar ook met kannibalisme. Baby’s werden door boerenfamilies geruild, zodat ouders niet hun eigen kinderen hoefden te eten.

‘Mao’s doel,’ schreven Jung Chang en Jon Halliday in Mao. The Unknown Story (2005), ‘was de vijfhonderdvijftig miljoen boeren van China te dehumaniseren en in het menselijke equivalent van trekdieren te veranderen. (-) Zelfs speelde Mao met het idee de namen van mensen af te schaffen en door nummers te vervangen.’

Henk Sneevliet

Nederland was de afgelopen honderd jaar op allerlei manieren betrokken bij het communisme in China. Dat begon al op 23 juli 1921 bij de oprichting van de Chinese Communistische Partij (CCP), deze maand precies honderd jaar geleden. Daarbij was ook de Nederlandse communist Henk Sneevliet aanwezig, die door Lenin was aangezocht om namens de Communistische Internationale (Komintern) politieke contacten te leggen in het Verre Oosten.

Volgens zijn biograaf Fritjof Tichelman had Sneevliet ‘geen hoge dunk’ van de twaalf à dertien deelnemers aan het in Shanghai gehouden oprichtingscongres en had hij liever gezien dat de Chinese communisten het hadden gelaten bij het stichten van een propagandagroep. De Chinezen op hun beurt vonden Sneevliet ‘nogal arrogant’.

Westerse maoïsten

In 1950 vertrok opnieuw een Nederlandse communist voor een belangrijke geheime missie naar China. Het was Joop Wolff, later bekend als Tweede Kamerlid, die onder de schuilnaam Jacob Goldstein neerstreek in Peking en daar twee jaar lang fungeerde als contactpersoon tussen de CPN-leiding en de Indonesische communistische partij PKI.

Net als in veel andere westerse communistische partijen, begonnen zich ook in de CPN begin jaren zestig zogenoemde ‘maoïsten’ te roeren. Ze hingen het uit China afkomstige credo aan dat de Russische communisten niet meer orthodox en (dus) niet meer revolutionair waren. Wortel van alle kwaad, volgens de maoïsten: onder Nikita Chroesjtsjov had de Sovjet-Unie in 1956 – anders dan de Chinese Volksrepubliek – gebroken met het glorieuze gedachtengoed van Jozef Stalin.

Erelid van de Rode Garde

De Rotterdamse pijpfitter Daan Monjé – in 1966 werd hij door de CPN geroyeerd – ontpopte zich als de belangrijkste leidsman van de Nederlandse maoïsten. De Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) registreerde al in 1964 dat hij zich daarbij verzekerd wist van morele en financiële steun door de Chinese ambassade in Den Haag.

Ook bleef uiteraard niet onopgemerkt dat Monjé in 1965 en in 1967 op uitnodiging van de Chinese zaakgelastigde op bezoek ging in de Volksrepubliek, en dat hij bij die laatste gelegenheid werd benoemd tot erelid van de Rode Garde. Dat was de geüniformeerde jeugdbeweging van Mao, die tijdens de Culturele Revolutie (1966-1976, naar schatting 1,5 tot 2 miljoen doden) was gespecialiseerd in het publiekelijk vernederen, martelen en terechtstellen van ‘volksvijanden’.

Vorstelijk onthaal

Begin 1971, niet lang nadat Nederlandse maoïsten een sleutelrol hadden gespeeld bij een grote staking in de Rotterdamse haven, werd Monjé – vergezeld door twee kameraden – opnieuw vorstelijk in Peking onthaald. De Chinese communisten stelden hem een reusachtige financiële injectie in het vooruitzicht.

Het betrof een geheime gift van om en nabij de 400.000 gulden (huidige waarde, voor inflatie gecorrigeerd: circa 870.000 euro), zo onthulde Monjé’s oud-partijgenoot Gerrit Kolthof in 1999 in NRC Handelsblad. Zijn relaas werd later bevestigd door voormalig BVD-functionaris Frits Hoekstra, die in de jaren zeventig was betrokken bij inlichtingenoperaties in het maoïstische milieu.

Socialistiese Partij

Het geld – dat werd uitbetaald in dollars – moest enkele weken na het bezoek aan Peking worden opgehaald in de haven van Kopenhagen. Waarna de biljetten, zo vertelde Monjé’s strijdmakker Wouter ter Braake in 1999, door Monjé werden bewaard ‘in het vriesvak van de koelkast’.

In 1972 kreeg de partij van Monjé een nieuwe naam: ‘Socialistiese Partij’, aanvankelijk fonetisch gespeld. Er waren zo’n 250 leden, overwegend jongeren, studenten en andere minder draagkrachtigen. Toch legde Monjé in 1976 maar liefst 422.500 gulden op tafel om in de Rotterdamse Vijverhofstraat een immens partijkantoor te kopen: drie verdiepingen, in totaal 1080 vierkante meter.

Met plastic zakken vol briefjes van duizend ging de SP-leider de koopsom cash overhandigen. Vrijwel iedereen in zijn directe omgeving wist hoe de vork in de steel zat. Mede dankzij bloedgeld uit maoïstisch China werd zo de grondslag gelegd voor de partij van – nu – Lilian Marijnissen.

In het geniep gefinancierd

Monjé, die de SP tot zijn overlijden in 1986 met straffe hand bleef leiden, was overigens niet de enige Nederlandse Mao-adept die graag giften uit China accepteerde. In het voorjaar van 1973 verscheen bij de linkse uitgeverij van Rob van Gennep een Mao-bundel met de titel Artikelen over klassenstrijd, produktie en organisatie.

In het boek was volgens Van Gennep ‘het redelijke, humane en realistische karakter van de Chinese revolutie in optima forma terug te vinden’. De uitgave, zo onthulde Van Gennep-biograaf Geke van der Wal in 2016, werd in het geniep gefinancierd door de Chinese zaakgelastigde in Den Haag, die ‘een zak met contant geld’ ter beschikking stelde.

Willem Frederik Wertheim

Al in 1967 was een ongeautoriseerde Nederlandse vertaling verschenen van het fameuze Rode Boekje, met citaten van Mao. Illustratief voor diens groeiende populariteit onder linkse lezers was dat uitgeverij Bruna er maar meteen een pocketeditie van maakte, als onderdeel van de bekende detectivereeks Zwarte Beertjes. Dick Bruna, geestelijk vader van Nijntje, ontwierp het omslag.

Vaker nog dan over de geschriften van Mao zelf, kon je vijftig jaar geleden in boekhandels struikelen over publicaties van zijn Nederlandse fans. De prominentste onder hen was Willem Frederik Wertheim, hoogleraar sociologie van Zuid- en Zuid-Oost Azië aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1946 tot 1972 schoolde hij generaties studenten in sympathie voor het maoïsme.

Joris Ivens

Hoewel Wertheim geen Chinees sprak en door officiële gidsen louter langs modelfabrieken en modelcommunes werd geleid, profileerde hij zich graag als China-kenner bij uitstek. Chinese dissidenten waren volgens hem ‘stadsjuffertjes’ en ‘stedelijke intellectuelen, beïnvloed door het Westen’. Zijn boeken Evolutie en revolutie (1971) en Elite en massa (1975) beleefden herdruk op herdruk.

Een Nederlandse Mao-aanhanger met wereldwijd appeal was de door links op handen gedragen cineast Joris Ivens. De voormalige Stalin-propagandist verbleef aan het begin van de jaren zeventig lange tijd in China en keerde terug met een grote hoeveelheid opnamen die hij monteerde tot een twaalf uur (!) durende megadocumentaire met de titel Hoe Yukong de bergen verzette.

Bas de Gaay Fortman

Het epos gaf – zoals van Ivens verwacht mocht worden – een idyllisch beeld van het dagelijks leven in Mao’s rode hel, met slaapverwekkende hoofdrollen voor onder meer een visserscommune aan de Gele Zee, een generatorenfabriek en een apotheek in Shanghai. Voor de NOS was dat geen bezwaar: de film, die in 1976 in Parijs in première ging, werd van september tot november 1977 gedurende tien avonden integraal uitgezonden op televisie.

In de Tweede Kamer werd de Mao-adoratie – de SP was er tot 1994 niet vertegenwoordigd – vooral verzorgd door fractievoorzitter Bas de Gaay Fortman van de Politieke Partij Radikalen (PPR), een voorloper van GroenLinks. De gereformeerde ministerszoon bezocht China in de zomer van 1973, als lid van een parlementaire delegatie.

In ‘Maopak’

‘Overal,’ jubelde hij bij thuiskomst, ‘valt op de belangeloosheid waarmee de mensen werken en hun gerichtheid op de maatschappij als geheel’. Eigenlijk was China ‘een groot moreel herbewapend land waarin de absolute eerlijkheid, reinheid, onzelfzuchtigheid en liefde regeren’. In een poging zijn woorden kracht bij te zetten, verscheen De Gaay Fortman op partijbijeenkomsten en op het Binnenhof in zijn in China aangeschafte ‘Maopak’, de smakeloze outfit die in de Volksrepubliek dienst deed als communistisch uniform.  

Massamoordenaar met eerbied herdacht

Op 9 september 1976 blies Mao zijn laatste adem uit. Vooral dankzij het gevangenisepos Prisoner of Mao (1973) van de Chinees-Franse journalist Jean Pasqualini (pseudoniem Bao Ruo-wang) en de boeken van de Belgische sinoloog Pierre Ryckmans (pseudoniem Simon Leys), auteur van onder meer Les habits neufs du président Mao (1971) en Ombres chinoises (1974), hoefde niemand in het westen nog aan zijn monsterlijkheid te twijfelen.

Toch werd de op afstand grootste massamoordenaar uit de geschiedenis van de mensheid in Nederland met eerbied herdacht. De progressieven gingen voorop.

Lofzangen

Volkskrant-tekenaar Opland beeldde Mao – instigator van recordhongersnoden – af met de tekst ‘Verdiensten: 800.000.000 mensen te eten gegeven’. ‘Hij heeft een rust en vreedzaamheid gebracht zoals de Chinezen die generaties lang niet hebben gekend,’ meldde de krant.

‘Zesentwintig jaar geleden, toen Mao aan de macht kwam, was China een chaotisch land,’ analyseerde Het Parool. ‘Het China van Mao kent noch honger, noch wanorde meer.’

Volgens het PvdA-gezinde dagblad Het Vrije Volk was Mao ‘de man die de miljoenen Chinezen omhoog trok uit de diepe poel van ellende, ontstaan door kolonialisme en oorlogen. (-) De Chinezen hebben hun vader verloren, die door geen ander kan worden vervangen.’

Een minuut stilte voor Mao

‘Hoezeer wij het heengaan van Mao Tse-toeng ook betreuren, wij prijzen ons gelukkig deelgenoot te zijn van zijn erfenis,’ schreef het Centraal Comité van de SP in een telegram aan de Chinese ambassade. ‘Wij zien geen enkele aanleiding om van de door zijn gedachten geïnspireerde weg af te wijken.’

‘In Mao Tse-toeng heeft de Chinese natie een groot leider en staatsman verloren,’ hield PvdA-minister van Buitenlandse Zaken Max van der Stoel de Tweede Kamer voor. ‘Het China, dat hem zijn leven lang voor ogen heeft gestaan, is een onafhankelijk China, ontworsteld aan buitenlandse voogdij en innerlijke verdeeldheid, steunend op eigen kracht in een permanent proces van revolutionaire verandering.’ Na Van der Stoels woorden nam de Tweede Kamer een minuut stilte voor Mao in acht.

André van der Louw

Het positieve Mao-beeld bleef in weldenkende kringen ook na zijn dood nog jaren intact. Zo werd de Volksrepubliek in mei 1977 verblijd met een werkbezoek van kroonprinses Beatrix en prins Claus. Bij het banket trakteerde Beatrix haar gastheren op lovende woorden over Mao en diens eveneens in 1976 overleden premier Tsjoe En-lai. ‘Het was hun inspiratie die uw volk aanmoedigde het land te ontwikkelen en de levensomstandigheden te verbeteren.’ Ook bezochten de hoge Nederlandse gasten het geboortehuis van Mao in Shaoshan.

Precies een jaar later, in mei 1978, was de Rotterdamse PvdA-burgemeester André van der Louw in China, samen met een delegatie van het plaatselijke bedrijfsleven. Namens het Rotterdamse gemeentebestuur legde hij een krans bij het Mao-standbeeld in de herdenkingshal op het Plein voor de Hemelse Vrede. De confrontatie met diens opgebaarde lichaam, in de ruimte daarachter, ‘liet me niet geheel onberoerd’ schreef de burgemeester in zijn door NRC Handelsblad gepubliceerde reisverslag:

Vrijemarktdictatuur

‘De man die hier eer wordt bewezen, heeft als weinig anderen zijn persoonlijk stempel op een belangrijke episode uit de wereldgeschiedenis gedrukt en zijn volk van ruim negenhonderd miljoen een route gewezen die (hoezeer wij wellicht ook in de knoop kunnen komen met politieke criteria die in ons deel van de westelijke wereld opgeld doen) in deze ontwikkelingsfase meer humane waarden heeft gerealiseerd dan welk ander mens, welke andere macht dan ook, zou zijn gelukt.’

Nog hetzelfde jaar begon de nieuwe Chinese partijleider Deng Xiaoping met het ontmantelen van Mao’s erfenis en werd China gaandeweg een vrijemarktdictatuur: een autoritaire, communistische staat, opgeluisterd met steeds meer economische vrijheden. Dankzij die riante scheut kapitalisme groeide de Volksrepubliek – ten tijde van Mao’s overlijden een van de armste landen ter wereld – uit tot een machtige economische en politieke speler, met alleen nog de Verenigde Staten voor zich.

Was het toen in links Nederland eindelijk gedaan met de Mao-verheerlijking?

Wertheim houdt voet bij stuk

De SP, die Mao’s geschriften – samen met die van Stalin – te koop aanbood als ‘scholingsmateriaal’, maakte daar in de zomer van 1977 een einde aan. In 1980 verdween ook het aan Mao’s Rode Boekje ontleende partijmotto ‘Durf te strijden, durf te winnen’ van de voorpagina van huisorgaan De Tribune.

Wertheim, het grootste dwaallicht onder de China-deskundigen, hield evenwel voet bij stuk. ‘In plaats van hun eigen maoïstische verleden te verloochenen, zouden de Chinese leiders er beter aan doen, trots te zijn op hun prestaties in de afgelopen dertig jaren,’ schreef hij in 1981.  

Plat racisme

Veel van Wertheims voormalige geloofsgenoten hielden zich maar liever stil. Aan historische reflectie of spijtbetuigingen werd en wordt door voormalige Mao-fans niet of nauwelijks gedaan. Hoogstens vallen in terugblikken woorden als ‘zelfbegoocheling’ en ‘naïviteit’. Dat ook gewetenloosheid en kwaadaardigheid eigenschappen zijn die het geloof in massamoordenaars kunnen bevorderen, wordt zelden opgemerkt.

Maar misschien is er ook nog iets anders aan de hand. Rudy Kousbroek stelde in 1994 vast dat veel argumenten van de voormalige Nederlandse ‘kontlikkers’ van Mao (‘We moeten ervoor waken China door een westerse bril te zien’, ‘Die mensen zijn heel anders dan wij’) er eigenlijk op neerkomen dat Aziaten ‘een soort cavia’s’ zijn. ‘Waar in alle gemoedsrust mee mag worden geëxperimenteerd en “historische processen” op mogen worden uitgeprobeerd, aan een boom zo volgeladen mist men vijf zes pruimpjes niet.’ Plat racisme dus.

Zou Bas de Gaay Fortman zijn Maopak nog weleens dragen? Een puntmuts van de Ku Klux Klan zou er – als Kousbroek gelijk heeft – heel goed bijpassen.