Mild strafklimaat maakte van Nederland narcostaat

HansWerdmölder 27-10-21 DEF
De ontvoerde Toos van der Valk staat na haar vrijlating de pers te woord, 18 december 1982

Een kwart eeuw geleden werd het Franse verwijt dat Nederland een ‘narcostaat’ zou zijn nog verontwaardigd van de hand gewezen. Dat gebeurt nu niet meer. De Nederlandse staat is weliswaar geen narcostaat, maar dat Nederland door de grootschalige handel in drugs feitelijk een narcostaat is geworden, wordt door weinigen meer bestreden.

De criminele drugsindustrie heeft zich in Nederland onder meer zo buitensporig kunnen ontwikkelen door het milde strafklimaat. Mede door dat milde strafklimaat is Nederland een narcostaat geworden. Landen als Duitsland en Frankrijk bestraffen de productie en handel en het bezit van illegale drugs veel zwaarder dan Nederland.

Een progressieve wind

Voor de oorsprong van die milde Nederlandse straffen moeten we terug naar de jaren zeventig. Aan de ene kant waaide er een progressieve wind door de Nederlandse criminologie. Tegelijkertijd werd het drugsbeleid vooral een kwestie van volksgezondheid en niet van misdaadbestrijding.

In de jaren zeventig meenden velen dat het strafrecht gemoderniseerd moest worden. Bekende criminologen en strafrechtgeleerden, onder wie Louk Hulsman en Herman Bianchi, hebben aan de wieg van deze hervormingen gestaan. Herman Bianchi, sinds 1958 als criminoloog verbonden aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, had zich ontwikkeld van een voorzichtig hervormer van het strafrecht tot een radicale afschaffer. Straffen is zinloos was zijn boodschap.

Ook Louk Hulsman geloofde niet in het nut en de zin van straffen. In vergelding als een vorm van leedtoevoeging door de staat zag Hulsman weinig. Hij vond ook dat je niet langer moest spreken van misdaad, maar van ‘een  gebeurtenis’. In de ogen van Hulsman word je een crimineel door het etiket dat de buitenwereld op je plakt. Voor veel studenten in de criminologie en het strafrecht, die later carrière zouden maken als advocaat, rechter of officier van justitie, was dit een nieuw en progressief inzicht.

Gedoogbeleid en straffen inzake drugs

De Nederlandse overheid stond vanaf 1976 een drugsbeleid voor dat gestoeld was op pragmatisme, met als centrale doelstelling ‘de preventie en beheersing van uit drugsgebruik voortvloeiende gemeenschaps- en individuele risico’s’.  In het beleid stond de beperking van de risico’s voor de volksgezondheid voorop. De centrale figuur in dat beleid was de topambtenaar Eddy Engelsman.

Sinds de jaren zeventig heeft de overheid op drugsdelicten gereageerd met een combinatie van justitie- en zorgtrajecten. Aan het begin van de jaren tachtig waren er naar schatting 30.000 heroïnegebruikers in Nederland.  Dat leidde tot een zeer groot aantal criminele feiten, zogeheten ‘verwervingscriminaliteit’, gepleegd door junks. De straffen tegen jongeren die verslaafd raakten aan hard drugs en dagelijks diefstallen of autokraken pleegden, waren zeer mild. Meestal ging de betrokken officier van justitie ertoe over om de vele overtredingen bij elkaar te vegen, waarna een straf werd opgelegd van hooguit twee tot vier maanden.

Straffen heeft ook geen zin, want het maakt weinig of geen indruk op dit soort criminelen. Dat was de reden dat justitie verslaafden voor de keuze stelde: of langdurige opsluiting of afkicken in een kliniek.

Lage pakkans

De pakkans was gering, mede omdat de boeven heel goed uit het zicht van justitie wisten te blijven. Dat gold in het bijzonder voor de beter georganiseerde criminelen. In Nederland waren succesvolle criminelen jarenlang in staat buiten het schootsveld van politie en justitie te blijven. Zo werden in de jaren zeventig een serie opvallende, nooit opgeloste bankovervallen gepleegd door twee Amsterdamse misdaadgroepen.  

Tot de misdaadgroep De Denkers behoorden onder meer de bekende criminelen Sam Klepper en John Mieremet. De andere misdaadgroep noemde zichzelf Epancratius. Tot hen behoorden de latere Heinekenontvoerders, onder wie Cor van Hout, Jan Boellaard en Frans Meijer. Hun strijdleus was ‘Wie niet steelt of erft zal werken tot hij sterft’. De drie jongemannen hadden duidelijk andere denkbeelden over het leven dan alleen maar werken. Hun crimineel vermogen hebben zij vergaard met spectaculaire overvallen, een roemruchte ontvoering en afpersingen.

Bij de overvallen op banken en transporten werden grote sommen geld buit gemaakt. De overvallen waren ook extreem goed voorbereid, met uitgekiende vluchtroutes, meerdere gestolen vluchtauto´s, observaties, reconstructies vooraf, schiettrainingen, een arsenaal aan gestolen wapens, kogelvrije vesten, geheime opbergplaatsen van geld en wapens en vermommingen met pruiken van echt haar en plaksnorren. Zowel de criminelen behorende tot De Denkers als de overvallers rond de groep Epancratius zijn nooit gepakt voor de serie overvallen. In 1991 werd, vanwege gebrek aan voldoende bewijs, afgezien van rechtsvervolging van de latere Heinekenontvoerders.

Lage straffen

Ook waren de straffen zeer laag, volstrekt niet in lijn met de gepleegde ernstige feiten. Daarvan profiteerde met name een nieuwe lichting jonge criminelen. In de jaren tachtig en negentig kwam een nieuwe generatie criminelen op, ditmaal van etnische huize. Gwenette Martha (1974), geboren op Curaçao en op achtjarige leeftijd met zijn moeder naar Nederland gekomen, groeit op in de Amsterdamse Rivierenbuurt. Hij wordt al gauw opgenomen in een bende jeugdige criminelen. Hun specialiteit is de barkiebox, de speciale doos waarin de caissières van Albert Heijn de briefjes van honderd gulden (een barkie) opbergen. De truc is de doos met een snelle handgreep van de kassa los te trekken, ermee uit de winkel te rennen en de doos door te geven aan een vriend die ook razendsnel de benen neemt.

De jongens van Zuid lijken ongestoord hun gang te kunnen gaan, maar toch heeft de politie hen in het vizier. De jongens zitten echter nooit lang vast. Er staat altijd wel een advocaat of een hulpverlener klaar, die de jonge verdachte, met een triest verhaal over zijn jeugd, uit de gevangenis praat.

De rechter dacht er anders over

De tijdgeest van de linkse jaren zeventig, zo schrijven Laumans en Schrijver in hun boek Mocro Maffia, werkt  nog steeds door.  Door  justitie werden ook veel strafbare feiten, om uiteenlopende redenen, geseponeerd. Dit had weer tot gevolg dat de politie niet hoog inzette op de aanhouding van jonge criminelen. Ze waren ook drukker met de strijd tegen hard drugs, het controleren van coffeeshops, de gewelddadige Ajax-hooligans en de enorm problematische krakers in de stad.

Martha en zijn vrienden konden daarom ongehinderd doorgaan met hun criminele activiteiten. De jongemannen raken al gauw betrokken bij een reeks overvallen, maar de lange straffen waar justitie op een gegeven moment op koerst worden niet uitgedeeld. Als het Openbaar Ministerie eindelijk beet denkt te hebben en voor de verdachte Gwenette Martha een straf eist van acht jaar, denkt de rechter daar kennelijk anders over. Het wordt een celstraf van achttien maanden.

Ophoging van straffen voor drugsdelicten

Niet uit het oog moet worden verloren dat de beoordeling van drugsdelicten en de straftoemeting binnen Europa zeer uiteenlopen. Dat is een belangrijke reden, behalve de goede logistiek, dat internationale drugscriminelen Nederland kiezen als hun actieterrein. Criminelen uit het buitenland, waaronder maffiosi uit Italië, vonden in Nederland emplooi. Zo zou de ontvoering van Toos van der Valk, echtgenote van de horecatycoon Gerrit van der Valk, het werk zijn geweest van Italiaanse criminelen.

Pas in 2007 werd de strafmaat voor grootschalige hennepteelt opgehoogd van vier naar zes jaar, terwijl de straf voor de handel in cannabis in al dan niet georganiseerd verband op maximaal zes jaar is komen staan. In vergelijking met het buitenland zijn dat nog steeds milde straffen.

Geen richtlijnen voor straffen binnen de Europese Unie

In EU-verband zijn er geen algemene richtlijnen voor de bestraffing van delicten. De straffen voor drugsdelicten lopen zeer uiteen. Zo zijn de straffen in de omringende landen voor drugsbezit en handel stukken hoger dan in Nederland. In Duitsland kan voor drugshandel een straf van maximaal vijftien jaar worden opgelegd, terwijl in Nederland voor de smokkel van 61 kilo hennep een straf wordt opgelegd van slechts 18 maanden. Op 20 juli 2020 werd deze zeer lage straf opgelegd door de rechtbank Overijssel aan een 30-jarige Rus. De straf was ook nog hoger dan de eis.

Sinds de jaren tachtig voert Frankrijk een zeer hard en repressief beleid met hoge straffen voor drugsgebruik en handel. Zo blijkt dat de straffen op grootschalige handel en doorvoer van soft drugs in Frankrijk tien tot vijftien jaar kunnen bedragen, met boetes van een slordige twee miljoen euro. Voor het bezit van een paar kilo soft drugs legt de Franse rechter straffen op die in Nederland een heroïnehandelaar krijgt.

Verschillende rechtsgeleerden hebben daarom gepleit voor harmonisering van straffen binnen de Europese Unie. Dat kan nog een hele toer worden, want elk land wil immers zelf bepalen wat de strafmaat zal zijn voor het plegen van ernstige delicten. Dat pleit voor ophoging van straffen voor drugsdelicten in Nederland, meer in overeenstemming met de strafmaat voor dit type delicten in de buurlanden. Ook dat kan nog een hele toer worden.

Hans Werdmölder publiceert in Wynia’s Week regelmatig over de achtergronden van de massieve drugsbedrijfstak in Nederland. Steunt u deze onafhankelijke berichtgeving? Graag! Dat kan HIER. Hartelijk dank!