Nederland doet buitenslands zelden wat het beweert te doen

Het Nederlandse buitenlandse beleid is vaak een façade, zegt Coen de Jong. Achter al de beweerde principes en goede doelen schuilen hele andere bedoelingen, eigenbelang en opportunisme. Militaire missies volgen doorgaans Washington, staatsbezoeken dienen grote bedrijven. En ontwikkelingshulp ontlast in de eerste plaats het eigen geweten.

Oud-minister van Defensie Joris Voorhoeve vatte het Nederlandse buitenlandse beleid veertig jaar geleden samen als Peace, Profit en Principles: vrede, handel en principes. In de praktijk brengt het Nederlandse beleid bepaald niet altijd vrede, is het vaak éénzijdig gericht op geld verdienen en is het – ondanks grote woorden – weinig principieel. De spottende vuistregel dat het Nederlandse buitenlandse beleid wordt bepaald in Washington, dan wel in de bestuurskamer van Shell is niet helemaal uit de lucht gegrepen.

Sinds 1945 is de militaire band met de Verenigde Staten de hoeksteen van het Nederlandse buitenlandse en veiligheidsbeleid. Daarnaast mikt Nederland op economische inbedding met Duitsland in de Europese Unie – met welvaart, vrijheid en veiligheid als verkoopverhaal.

Bovendien ziet Den Haag voor zichzelf een rol op het wereldtoneel weggelegd als koploper op het vlak van het internationale recht en het waarborgen van de mensenrechten. Ministers van Buitenlandse Zaken zoals Hans van Mierlo (D66), Bert Koenders (PvdA) en Frans Timmermans (PvdA), maar ook een gelijkgestemd orgaan als de Adviesraad Internationale Vraagstukken, dragen deze geloofsbelijdenis uit.

Als sluitstuk is er de ontwikkelingssamenwerking. Die dient als moreel uithangbord en als aflaat voor ons geweten. Met name de linkse en de christelijke partijen wentelen zich graag in schuld over Nederlandse wandaden uit het koloniale tijdperk.

Façade

Het Nederlandse buitenlands beleid is echter deels een façade. Het richt zich buiten beeld in hoge mate op het binnenhalen van handel, bijvoorbeeld door een select groepje grote bedrijven – zoals Shell – te faciliteren als die gaan colporteren bij de machthebbers van Saoedi-Arabië of Nigeria. Mensenrechten staan dan opeens niet meer op de agenda. De ‘VOC-mentaliteit’ is nog springlevend. Een VVD-er op de ministerspost van Buitenlandse Zaken als Uri Rosenthal was daar eerlijker in dan zijn voorgangers.

De vraag of de ontwikkelingssamenwerking in arme landen wel zoden aan de dijk zet stelt men in Den Haag liever niet hardop. Het ontwikkelingssamenwerkingscircuit – waaronder ook NGO’s als Oxfam Novib en Cordaid vallen – dient ook als banenpool voor politici van GroenLinks, PvdA en inmiddels ook D66. En het beleid is circulair, dat wil zeggen het geld moet zoveel mogelijk terugvloeien naar het Nederlandse bedrijfsleven.

Ondanks alle mooie woorden over de internationale rechtsorde volgt Nederland iets te graag Washington bij roekeloze avonturen. Zo deden Nederlandse F-16 vliegtuigen in 1999 in NAVO-verband mee met luchtaanvallen op klein-Joegoslavië, zonder mandaat van de Verenigde Naties.

En Nederland gaf politieke en – minder zichtbare – militaire steun aan de Amerikaanse inval in Irak, zonder overtuigend volkenrechtelijk mandaat. Het laatste leidde tot de gevleugelde zin dat Nederland ‘een oorlog in was gerommeld’, een zin die we weer horen nu de VS dwingend aan Nederland om militaire steun hebben gevraagd in Syrië en in de Straat van Hormuz.

De traditie vereist dat er uitgebreid wordt gedelibereerd over zo’n verzoek, met als doel zoveel mogelijk partijen in de Tweede Kamer op één lijn te krijgen. De ervaring leert dat Nederland uiteindelijk de VS tegemoet zal komen met één of andere – al dan niet versluierde – vorm van militaire steun. We zitten niet voor niets ook al sinds 2001 militair in Afghanistan zonder exit-strategie.

Contraproductief ingrijpen in Libië en Syrië

De westerse luchtaanvallen in 2011 op Libië om dictator Khadaffi weg te jagen – met inzet van Nederlandse F-16’s – vonden weliswaar plaats na een resolutie van de VN Veiligheidsraad, maar de westerse ingreep veranderde Libië in een failed state die als springplank dient voor mensensmokkelaars.

Voor de destabilisering van Syrië door de VS, het Verenigd Koninkrijk, Saoedi-Arabië en Turkije bestond beslist geen volkenrechtelijk mandaat. Nederland verleende desondanks jarenlang ‘Non Letale Steun’ aan jihadistische Syrische rebellengroeperingen.

De vluchtelingenstroom vanuit Syrië – en de meeliftende immigranten uit andere landen – veroorzaakten in 2015 een politieke crisis die binnen de EU tot vandaag doorwerkt. En President Assad zit er nog steeds, sterker dan sinds het begin van de Syrische oorlog.

De gehechtheid aan optreden via internationale organisaties als de VN kent ook een schaduwzijde. Hoe VN-missies mis kunnen lopen en een politiek trauma kunnen nalaten hebben we gezien rond de inzet van Dutchbat-missies in voormalig Joegoslavië van 1993 tot 1995. De kabinetten Lubbers-III en Kok-I lieten zich – gesteund door bijna de voltallige Tweede Kamer – een kansloze militaire vredesmissie in Srebrenica toebedelen. Wijzere en cynischer bondgenoten – die beter op hun eigen belangen letten – overkwam dit niet.

Fundamenten onder druk

Twee fundamenten van het buitenlands beleid van de afgelopen decennia – politiek volgen van Washington en binnen de EU het ‘Angelsaksische’ liberalisme bevorderen – staan tegelijkertijd zwaar onder druk. Diplomatie en de NAVO kunnen Donald Trump niet boeien en het Verenigd Koninkrijk is zichzelf aan het afschaffen. De focus op vrijhandel schiet tekort, nu door de competitie tussen de VS en China economisch beleid een verlengstuk van machtspolitiek wordt.

Premier Mark Rutte probeerde bij zijn bezoek aan Trump van 18 juli Nederland te positioneren als alternatief voor het Verengd Koninkrijk na de Brexit. Rutte zei in de persconferentie voorafgaand aan het bezoek – en tijdens een toespraak in Washington bij de Atlantic Council – dat Nederland de ‘toegangspoort van Amerika in Europa’ is met Schiphol en de haven van Rotterdam. En dat we ‘zeer transatlantisch’ en ‘een vrijhandelsland’ zijn, meer dan Frankrijk en Duitsland. Het neigt naar borstklopperij en vasthouden aan oude zekerheden.

Tegelijkertijd heeft Rutte binnen de EU accenten verlegd. Hij wil dat de EU zich breder gaat maken in het internationale speelveld, want de EU is ‘economisch een reus en militair een dwerg’. Rutte mag op de Franse nationale feestdag met Macron en Merkel op de foto, maar heeft hij ook invloed? En Nederland als onderdeel van een geïntegreerde continentale EU onder leiding van Duitsland en Frankrijk: hoe lang zou het duren voordat het in Den Haag politiek onrustig wordt?