Nederland Maffialand: hoe heeft het zo ver kunnen komen?

fight-peter-r-de-vries

Op dit moment is er nog weinig bekend over de achtergrond van de moordaanslag op Peter R. de Vries, die dinsdag 6 juli plaatsvond. De eerste pogingen om tot een verklaring te komen maakten gewag van de toenemende mate waarin journalisten blootstaan aan geweld en dreiging met geweld. De aanslag op De Vries zou een aanslag op de journalistiek zijn.

Maar deze duidingen zijn al te spontaan en houden bij nader inzien geen stand. Het ligt meer voor de hand dat de aanslag niet was gericht op de journalist Peter R. de Vries, maar op de Peter R. de Vries die vertrouwenspersoon en adviseur is van Nabil B., de kroongetuige in het Marengo-proces. Eerder werden moorden gepleegd op de broer van Nabil B. en op de advocaat van Nabil B., Derk Wiersum.

December vorig jaar bleek dat de huidige raadsmannen van Nabil B. én diens vertrouwenspersoon Peter R. de Vries op een dodenlijst staan.

In het licht daarvan is het wat dwaas om de aanslag op Peter R. de Vries te zien als een aanslag op de journalistiek. Je kunt hoogstens volhouden dat het een aanslag is op de misdaadverslaggeverij. Maar veel waarschijnlijker is het dat het een aanslag is door de drugsmaffia die De Vries ziet als een gevaarlijke tegenstander die uit de weg moet worden geruimd.

Geen spoortje angst voor politie en justitie

Al geruime tijd worden ook in Nederland moorden gepleegd die ‘afrekeningen in het milieu’ worden genoemd. Misdadigers die elkaar ombrengen. Niets voor gewone mensen om zich zorgen over te maken.

Maar het wordt anders als in een tijdsbestek van luttele jaren eerzame burgers het slachtoffer worden van de georganiseerde misdaad: de broer van Nabil B., advocaat Derk Wiersum, vertrouwenspersoon Peter R. de Vries. Nietsontziende misdaden die duidelijk maken dat de drugsmaffia boordevol zelfvertrouwen zit en geen spoortje angst heeft voor politie en justitie.

Criminalisering als het echte kwaad

Hoe heeft het zover kunnen komen?

Om het kort te zeggen: door een beleid te voeren waarin vooral de criminalisering van het gebruik van drugs als schadelijk wordt beschouwd, maar het gebruik op zichzelf niet, is Nederland in de loop van zo’n vijftig jaar een narcostaat geworden, waarin de georganiseerde misdaad veel sterker is geworden dan de overheidsinstanties die haar moeten bestrijden.

Dat is begonnen met het onderscheid tussen soft- en harddrugs. Softdrugs, hasjiesj en marihuana, zouden zo onschadelijk zijn dat je ze in kleine hoeveelheden legaal moest kunnen aanschaffen in ‘coffeeshops’. De aanvoer van hasj en weed om die coffeeshops te bevoorraden bleef illegaal, maar werd in de praktijk ook met rust gelaten.

Gedoogbeleid als voedingsbodem

Dit krankzinnige beleid, uniek voor Nederland, werd gedoogbeleid genoemd. Het leidde tot een enorme toevoer van ‘drugtoeristen’ uit het buitenland, maar vormde ook een vruchtbare voedingsbodem voor de groei en bloei van de georganiseerde misdaad. Die werd rijk door de bevoorrading van de coffeeshops en kon zich met de verworven middelen ook gaan richten op de exploitatie van harddrugs. Want de maffia heeft lak aan het theoretische onderscheid tussen soft- en harddrugs.

Die harddrugs, eerst vooral heroïne, maar later ook cocaïne, amfetamine, mdm, crystal meth enzovoort, werden aanvankelijk nog wel als gevaarlijk, dus als bestrijdenswaardig beschouwd, maar kregen op den duur ook de progressieve zegen.

Pleidooien voor liberalisering van alle drugs

In 1984 publiceerde de Coornhert Liga een nota (Cellentekort en Opiumbeleid) met de stelling dat het bestaande drugbeleid niet alleen leidt tot capaciteitsproblemen van het strafrechtelijk apparaat, maar ook het drugprobleem zelf versterkt. Door elk gebruik van harddrugs strafbaar te stellen, valt volgens de Liga niet meer goed te bepalen in hoeverre de gevolgen van het gebruik zijn toe te schrijven aan de eigenschappen van de drugs zelf. Zij stelt voor de in de Opiumwet genoemde middelen te liberaliseren.

Deze opvatting wordt gedeeld door de Rotterdamse hoogleraar staatsrecht Hulsman die ook in 1984 schrijft dat je pas na de liberalisering van alle drugs objectief kunt vaststellen welk gebruik van welke stoffen gevaar oplevert voor de gebruiker en zijn/haar omgeving.

Progressief denken binnen de dijken

Dit is het klimaat waarin het Nederlandse drugbeleid zich heeft kunnen ontwikkelen en waardoor Nederland in feite een narcostaat is geworden, waarin de maffia de baas is. Niet alleen zijn er de ‘afrekeningen’, ook worden burgemeesters bedreigd en gemeenteraden geïnfiltreerd. De onderwereld investeert drugsgelden in de bovenwereld.

Dezelfde mensen die altijd riepen dat Nederlanders veel meer buiten de dijken moeten leren kijken, steunden het extreem liberale drugsbeleid en vergaten dat Nederland hierin volkomen alleen stond in de wereld. Buiten de dijken werd er heel anders over gedacht.  

Drugsmaffia kijkt pas echt buiten de grenzen

Doordat het gebruik van drugs hier niet strafbaar was en doordat een repressieve benadering werd gezien als schadelijk voor de gezondheid, kon de handel in en ook de productie van drugs zich hier ongestoord ontwikkelen. Dit werd gefaciliteerd door de traditionele rol van Nederland als belangrijkste doorvoerhaven van Europa.

En nog steeds wordt de oplossing gezocht in de legalisering van alle drugs, waarbij de overheid zou moeten toezien op de productie ervan. Daarbij wordt niet beseft dat de georganiseerde misdaad allang niet meer uitsluitend Nederland op het oog heeft als afzetmarkt. Ook al zou je hier alles legaliseren, dan nog blijft de drugsmaffia bestaan. Die maffia kijkt pas echt over de dijken.

Gebruikers zijn collaborateurs

Het is te hopen dat de grote ontsteltenis die is teweeggebracht door het neerschieten van Peter R. de Vries het begin is van een ander drugbeleid. We kunnen ons er onmogelijk bij neerleggen dat de maffia hier de baas is. Nederland-narcostaat is ook geen plezierig uithangbord voor een land dat andere landen graag de morele maat neemt.

Maar waar te beginnen?

Allereerst moeten drugs weer worden gezien als wat ze zijn: schadelijke stoffen waarvan het gebruik sterk ontmoedigd moet worden. Rob Hoogland heeft gelijk: Al die cokesnuivers en pillenslikkers zijn collaborateurs. De vraag houdt het aanbod in stand. En als dat zo is, moet je het gebruik van drugs weer strafbaar gaan stellen.

Stop met blowen

Dat moet ook gelden voor het gebruik van hasj en weed. In zijn voortreffelijke boek Stoppen met blowen heeft Yoram Stein overtuigend uiteengezet dat ook die zogenaamde softdrugs veel schadelijker zijn en veel verslavender dan altijd is aangenomen.

Dit betekent dat de coffeshops dicht moeten. Maar dan verplaatst de handel zich naar de straat hoor ik u denken. Dat zal zeker gebeuren maar als die straathandel keihard wordt aangepakt, zal het aanbod aan drugs binnen afzienbare tijd sterk verminderen. Wat ondergronds is, is minder zichtbaar en minder aantrekkelijk voor de meeste mensen.

Dit beleid moet gepaard gaan met een demystificatie van drugs. Druggebruik is iets voor losers. Degenen die willen afkicken kan dit handzame werkje van de Engelse psychiater Theodore Dalrymple worden aanbevolen.

Straffen helpt!

Tegelijk moet de georganiseerde misdaad veel harder worden aangepakt. Er moet veel meer worden geïnvesteerd in opsporing en vervolging.

Voor de ‘afrekeningen’ ronselt de georganiseerde misdaad vaak jonge jongens die graag mee willen doen met de grote jongens en dom genoeg zijn om voor een paar duizend euro de gevaarlijke karweien op te knappen. Spoor deze potentiële huurmoordenaars op voor ze hun werk hebben kunnen doen.

En de straffen moeten omhoog. Als de vaak overdreven zachtzinnige Nederlandse rechters hier niet voor openstaan, moet de wetgever hoge minimumstraffen stellen op alle drugsgerelateerde delicten.

In Nederland hoor je dagelijks op alle radio- en tv-zenders en in alle kranten dat straffen niet helpt. Ik zou zeggen: probeer het eens.