Nederlandse Cariben, kies: kom erbij of vertrek!

AartGBroek 25-12-21
Het Bestuurskantoor op het Wilhelminaplein in Kralendijk, Bonaire

Het kabinet Rutte IV zoekt naar mogelijkheden om de ongerieflijke verhouding met de Nederlands-Caribische eilanden Curaçao, Aruba en Sint-Maarten voor langere tijd te verlichten. Zo kan worden opgemaakt uit het coalitieakkoord.

Er ligt een bezwaarlijke reeks aan fikse problemen op die eilanden: ontoereikende criminaliteitsbestrijding, overrompelende milieuproblematiek, gemankeerd onderwijs, onduldbare (intereilandelijke) infrastructuur, falende handhaving mensenrechten, uitzonderlijke gewelddadigheden, belabberde ambtelijke dienstverlening, ongebreideld huiselijk geweld, haperende kinderbescherming, hoge werkloosheid, frauduleus bestuur, behoeftige gezondheidszorg en onbeheersbare overheidsfinanciën, enzovoorts.

Vragen om ondersteuning

Nederland staat erbij, kijkt ernaar en wordt gedwongen af te wachten. De staatsrechtelijke onderbouwing van de verhouding tussen Nederland en de eilanden – het Statuut – zorgt voor grillige barrières om betrokkenheid te intensiveren. De eilanden zijn in principe zélf verantwoordelijk voor de genoemde aangelegenheden en wensen dan ook geen bemoeienis met het intern-eilandelijke reilen en zeilen. Voor de consequenties van de vele tekortkomingen draait het moederland uiteindelijk wél op. Dit leidt onder meer tot een aanhoudend bedelen van de eilanden om ondersteuning te verlenen bij de invulling van hun ‘autonomie’.

Dit schooieren van de eilanden gaat steevast gepaard met verbeten pogingen om zoveel mogelijk voorwaarden te verwijderen, die Nederland aan de giften, leningen en expertise verbindt. Hoewel Nederland hiervoor wat minder gevoelig is geworden, wordt dit afbikken van de voorwaarden nog steeds begeleid door vileine kanttekeningen over rekolonisatie, racisme en de noodzaak om de veronderstelde gevolgen van de slavernij ruimhartig te (blijven) compenseren.

Hoofdpijndossier

De regeringspartijen ontfermden zich in het coalitieakkoord nadrukkelijker dan voorheen over het ‘hoofdpijndossier’ Caribische koninkrijksdelen. Reeds in hoofdstuk 1 en onder de kop ‘Een betere toekomst voor het hele Koninkrijk’ wordt er ingezoomd op Aruba, Curaçao, Sint-Maarten, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. De eilanden bungelen er niet maar wat bij zoals te doen gebruikelijk. Integendeel, in de betreffende paragrafen trekt de Haagse politiek de eilanden op voorhand al dichter naar zich toe. Vanzelfsprekend gebeurt dit op zalvend uitnodigende wijze in de hoop vooral niemand aan de andere zijde van de oceaan te schofferen. Er staat in de openingsalinea dan ook geen zin die een nauwkeurig waarheidsgehalte heeft.

“In het Koninkrijk [der Nederlanden] delen we een verleden én een toekomst. Een toekomst die we samen vormgeven. Na tien jaar economische stagnatie en de klappen van een orkaan en een pandemie wil Nederland de drie Caribische landen ondersteunen bij het inslaan van een pad naar duurzame groei. We doen dat zoals bedoeld in het Statuut: op basis van gelijkwaardigheid, wederkerigheid en aan de hand van een eerlijke verkenning over wensen tot eventuele aanpassing van het Statuut. In Caribisch Nederland blijven we ons inspannen om Bonaire, Saba en Sint Eustatius een gelijkwaardig deel van Nederland te laten zijn.” (p. 4)

Statuut

Het wetsdocument dat de onderlinge verhoudingen binnen het Koninkrijk formeel regelt, is het reeds genoemde Statuut. Dit torent boven de grondwet van de respectieve landen binnen het Koninkrijk uit. Het werd in december 1954 ondertekend en regelmatig bijgesteld, het meest recent op 10 oktober 2010. Sindsdien bestaat het Koninkrijk der Nederlanden uit vier ‘landen’, te weten Aruba, Sint-Maarten, Curaçao en Nederland, terwijl de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES) elk als ‘openbaar lichaam’ aan Nederland zijn toegevoegd en de benaming Caribisch Nederland kregen.

Ter toelichting worden BES-eilanden wel als ‘een soort gemeenten’ gekarakteriseerd, maar de eilanden zijn dat niet: ze hebben opmerkelijk minder te vertellen dan willekeurig welke gemeente in Nederland. Ze worden feitelijk bestuurd vanuit ambtelijke torens in Den Haag.

Curaçao, Aruba en Sint-Maarten (CAS) zijn geen ‘landen’ in de staatkundige zin, al was het maar omdat enkele essentiële aangelegenheden niet door die landen ingevuld mogen en kunnen worden, zoals de uitgifte van het Nederlandse paspoort, buitenlandse betrekkingen en defensie. We noemen die landen ‘autonoom’, maar dat waren ze in vele opzichten nooit en dat zijn ze steeds minder geworden.

Onvermogen

In de CAS-landen rijzen de problemen de pan uit en die zijn – hoewel een autonome taak – absoluut niet zelfstandig het hoofd te bieden. Het betreft een structureel probleem. De ‘stagnatie’ waarvan sprake is in de geciteerde alinea, is niet een aangelegenheid van de afgelopen tien jaar en is sowieso niet toe te schrijven aan een orkaan en een pandemie.

Los van de traditionele moederlandse taken geldt de toegenomen betrokkenheid van Nederland ongetwijfeld in bestuurlijk, financieel, justitieel en politioneel opzicht. In dezen kan verwezen worden naar – door Nederland aangestuurde – Colleges Financieel Toezicht (Cft),  Team Bestrijding Ondermijning (TBO) en Recherche Samenwerkingsteam (RST). Inderdaad, Nederland toont zich al jaren een sterk betrokken koninkrijkspartner. Hierbij wordt steevast gewezen naar de preambule van het Statuut, waarin sprake is van een aardse drie-eenheid: gelijkwaardigheid, zelfstandigheid en wederkerigheid. Dat klinkt menigeen als muziek in de oren, maar hiervan is in vrijwel geen enkel opzicht daadwerkelijk sprake.

Bedelen om gunsten en afwachten

Praktisch zijn de eilanden niet gelijkwaardig noch zelfstandig en er is overwegend sprake van eenrichtingsverkeer, d.w.z. van Nederland naar de eilanden (ook al omarmen Nederlanders het literaire werk van Boeli van Leeuwen, de excellente zang van Tanja Cross en de kennis van oncoloog Bob Pinedo). Aanhoudend wordt de schijn opgehouden van een zekere mate van zelfstandigheid, gelijkwaardigheid en wederkerigheid, terwijl het bovenal een afwachten is wat Nederland wel of juist niet zal kunnen en willen doen. Vanachter het schild van autonomie gaat voortdurend een dalvende hand naar Nederland. Het bedelen van de eilanden kent de gunst van Nederland als keerzijde.

Afwachten óf en hóe Nederland ingrijpt wanneer eilandelijke overheids­bedrijven, de inlichtingendienst en de Centrale Bank in handen dreigen te vallen van malafide partijen. Afwachten óf en hóe Nederland ingrijpt wanneer de bestuurders bij het opstellen van de eilandelijke begrotingen de realiteit volledig uit het oog verliezen. Afwachten óf en hóe Nederland ingrijpt wanneer verkiezingen niet dreigen door te gaan. Afwachten óf en hóe Nederland ingrijpt wanneer belastingconstructies op de eilanden de concerns aan de Amsterdamse Zuidas in de wielen rijden. Afwachten óf en hóe Nederland ingrijpt om het verval van het cultureel erfgoed te keren.

Afwachten óf en hóe Nederland ingrijpt wanneer onderwijs, gezondheidszorg en intereilandelijke infrastructuur door het ontbreken van noemenswaardig beleid ineenstort. Afwachten óf en hóe Nederland ingrijpt wanneer de lucht- en watervervuiling aantoonbaar doden veroorzaakt. Afwachten óf en hóe Nederland ingrijpt wanneer crimineel handelen – van witwassen tot excessief geweld – niet alleen op de eilanden, maar vooral ook vanuit de eilanden in Nederland voelbaar wordt. Afwachten óf en hóe Nederland reageert op de schrijnende armoede van tienduizenden in de landen. Enzovoorts.

Tweederangsburgers

Het Statuut kwam tot stand juist om onderscheid mogelijk te maken. In de praktijk van alledag maakt dit belangrijke document het merendeel van de bewoners van de eilanden tot tweederangsburgers van het Koninkrijk der Nederlanden. Dit is feitelijk een keuze die hun voorvaderen ooit zélf maakten, zij het mogelijk niet zo doelbewust. In ieder geval is het heden ten dage een keuze om als quasi-autonoom Land en als quasi-gemeente in het Koninkrijk te blijven en zodoende aanhoudend te pinaren en bijgevolg de hand op te houden.

Hersenspinsel

Het afwachten is ook voor Nederland geen zegenrijke aangelegenheid, voorbeelden te over, maar een is al illustratief genoeg. Bij het uiteenvallen van de Antillen en het ontstaan van vier landen in het Koninkrijk op 10 oktober 2010 verlichtte Nederland de schulden van Curaçao en Sint-Maarten ruimhartig voor anderhalf miljard euro. Natuurlijk werden er voorwaarden aan verbonden, waaronder de oprichting van de  reeds genoemde Colleges Financieel Toezicht, inderdaad voor toezicht en advies, maar zonder bevoegdheden om in te grijpen (gegeven de autonomie). Ver voor corona toesloeg waren de schulden al weer evenzo hoog opnieuw aangegaan. Hierbij moeten inmiddels weer honderden miljoenen euro’s aan begrotingssteun worden opgeteld vanwege de pandemie.

De inspanning van Nederland om het – ten tijde van corona – niet bij begrotingssteun te laten, maar ook financiële middelen beschikbaar te stellen voor investeringen levert inmiddels een venijnig besprekingentraject op van bijna twee jaar! Bij het aftreden van de verantwoordelijke staatssecretaris, Raymond Knops, is het beoogde Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (COHO) er nog steeds niet. Nederland mag dokken, maar moet zich niet bemoeien met de besteding van fondsen (wat onder meer de genoemde verwijten van rekolonisatie, racisme en ‘herstelbetaling’ voor slavenarbeid oplevert).

Eenderde van de Antilliaanse bevolking vertrok naar Nederland

Ongetwijfeld profiteerden en profiteren de nodige eilandelijke politici en hun familieleden van de vigerende staatkundige verhoudingen, van het Statuut: het houdt moederlandse pottenkijkers bij de dagelijkse gang van zaken op enige afstand. Met regelmaat toont de juridische structuur die werd opgelegd vanuit Nederland bij de totstandkoming van het Statuut haar werk goed te doen. Voor een opmerkelijk aantal politici zijn er toch zure vruchten geserveerd, die zij konden nuttigen in een van de gevangenissen van het Koninkrijk. Het spreekt dat dergelijke bajesklanten geen voorstander zijn van grotere betrokkenheid van Nederland bij de Caribische delen.

Sinds in 1993 de vermaarde politiek godfather van Sint-Maarten Claude Wathey werd opgepakt, heeft het – intereilandelijke en mede door Nederland ondersteunde – Openbaar Ministerie vele malen van zich laten horen. Tal van ministers, staatssecretarissen en politiek leiders van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten verdwenen achter de tralies, maar de bevolking schoot er in de praktijk van alledag niets mee op. Die bevolking realiseert zich dit natuurlijk ook. Inmiddels woont eenderde van de Antilliaanse bevolking in Nederland en koos het eieren voor zijn geld. Er mag af en toe met smart verlangd worden naar het eilandelijke carnaval, een barbecue aan een baai en een kleurige verjaardagstaart, terugkeren is en blijft hoofdzakelijk wensdromen.

‘Een eerlijke verkenning’

In principe zit niemand te wachten op een wijziging van het Statuut, want dit vereist de instemming van alle vier de landen binnen het Koninkrijk en levert zodoende jarenlange discussies op. Toch zet de nieuwe regering de deur weer op een kier door expliciet te stellen dat ‘een eerlijke verkenning over wensen tot eventuele aanpassing van het Statuut’ een optie is. De nood is hoog.

Bij een dergelijke formulering moet gedacht worden aan het onttrekken van bepaalde verantwoordelijkheden aan de autonome bestuursmacht van de Caribische landen, zoals defensie en buitenlandse betrekkingen dat zijn vanaf het begin van het Statuut. Dit zijn aangelegenheden van het Koninkrijk, wat in de praktijk betekent dat Nederland de touwtjes in handen heeft. Het wil niet zeggen dat de landen er geen rol in hebben te spelen, maar die is geheel ondergeschikt aan Nederlandse kaders.

Niet steeds wezenloos vergaderen

De voornoemde bestuurlijke, financiële, justitiële en politionele banden kennen al de nodige bemoeienis op het niveau van het Koninkrijk – dus van Nederland. Die kunnen echter wel verder opgeschaald worden, steeds nadrukkelijker in handen van Nederland komen en beduidend meer dan ondersteuning, advisering en toezicht behelzen. Er resteren daarenboven nog vele maatschappelijke velden waar de stilstand, verloedering of teloorgang schreeuwt om Nederlandse betrokkenheid met een krachtdadiger vermogen dan nu.

Bovenal moet er niet steeds wezenloos lang vergaderd behoeven te worden over voorwaarden en over het daadwerkelijk voldoen aan die voorwaarden, zoals bij het wel of juist niet toekennen van honderden miljoenen voor schade door een orkaan, een pandemie of een toestroom van vluchtelingen uit een Latijns-Amerikaans buurland.

Clowneske vertoning

Inderdaad, het is hoog tijd om te komen tot ‘een eerlijke verkenning over wensen tot eventuele aanpassing van het Statuut’. Het is echter zaak om die verkenning een fundamenteel karakter te geven. Het Statuut is het doek van een circustent waarin een uitgesproken kostbare, zinloze en zodoende clowneske vertoning plaatsvindt. Eilandelijke politici en hun wankelmoedige consultants, overheids-ceo’s en toezichthouders – waarbij hun gretige familieleden en een kluit sluwe professionals gevoegd kunnen worden – koesteren de gedachte dat je wel een autonoom land kunt zijn of in ieder geval ooit kunt worden. Ze doen hun kunstjes en eisen van het moederland dit ruimhartig met honderden miljoenen aan giften te steunen en nog te applaudisseren ook.

Die autonomie realiseert op de eilanden niets aan welzijn en welvaart voor de meer of minder donker gekleurde vuilnisman, leerkracht, alleenstaande moeder, verpleger, politieman, ambtenaar, bendedó di bièchi, brandweerman, drugsverslaafde, schoonheidsspecialist, visser, winkelbediende, kleuterleidster, gehandicapte jongere, schoonmaakster, beeldend kunstenaar, vakkenvuller, elektricien, tv-presentatrice, taartenbakster, enzovoorts.

Statuut voedt wantrouwen

Aan de huidige Koninkrijksrelaties ontbreekt een deugdelijk uitgewerkt en transparant stelsel van rechten en plichten. Geëxpliciteerde rechtsregels orde­nen de onderlinge verwachtingen en voorkómen zodoende conflicten. Belangwekkender is echter wat de socioloog De Swaan schrijft: ‘Het recht versterkt het vertrouwen tus­sen mensen in een samenleving’ (De mensenmaatschappij, 1996, p. 81). Dit is nu pre­cies wat de koninkrijksrelaties niet doen. Onder het Statuut is geen sprake van gelijkwaardigheid, zelfstandigheid en wederkerigheid. Een samenleven gebaseerd op bedelen en gunstverlening voedt het onderlinge wantrouwen, wat zodoende resulteert in een uiterst moeizame invulling van samenwerken. De geschiedenis van de eilandelijke samenlevingen in het Koninkrijk van de afgelopen vijfenzestig jaar laat dit onverholen zien (sla er mijn Geboeid door macht en onmacht; De geschiedenis van de politie op de Nederlands-Caribische eilanden [Amsterdam, 2011] maar eens op na).

Alternatief

Het door gunsten gestuurde samenleven versterkt aan de zijde van de onderliggende partij – i.c. de eilanden – , behalve het wantrouwen, evenzeer het optrekken van façades, het zich onttrekken aan verantwoordelijkheden, het aannemen van de slachtofferrol, sterke gevoelens van minderwaardigheid. Kortom, Nederland beschaamt de eilandelijke bewoners, dan wel de eilanden laten zich beschamen.

De eilandelijke samenlevingen doen in koninkrijksverband aanhoudend vernederende ervaringen op en vrezen vanzelfsprekend nieuwe vernederingen. In andere bewoording: schaamte heerst. Vandaar dat het moederland aan Nederlands-Caribische zijde voortdurend het verwijt voor de voeten geworpen krijgt ‘respectloos en onbeschoft’ te zijn – in het Papiaments (de lokale Creoolse taal): falta di rèspèt, ònbeskòp; op de Engelstalige Bovenwindse eilanden: those disrespectful, condescending and scornful Dutch. Dit is wat de autonomie onvermijdelijk met zich meebrengt.

Onder het Statuut is geen sprake van gelijkwaardigheid, zelfstandigheid en wederkerigheid. Er is echter wél een alternatief dat werkt voor 17 miljoen mensen: het Nederlandse staatsbestel. Die 350 duizend mensen op de Caraibische eilanden kunnen zich daarbij voegen, dat wil zeggen: als zes gemeenten en tezamen als provincie.

Met de constructie van volledige integratie wordt de relatie ontmanteld, die nu enerzijds door het bedelen en anderzijds door de gunstverlening wordt geteisterd. Alleen dan zal het aan beide zijden duidelijk zijn wat geëist kan worden én, ongetwijfeld niet minder van belang, welke de verplichtingen zijn. Met de Nederlandse grondwet, de bijkomende wetgeving en het rechtssysteem als fundament kunnen dan beide partijen eindelijk elkaar tegemoet treden als gelijkwaardige partners.

Erin of eruit

Het Statuut behoeft geen verkenning. Het Statuut moet verdwijnen. We voegen ons allen – aan beide zijden van de oceaan – onder de Nederlandse grondwet. Met andere woorden: Caraibische eilanden maak een keuze! Nederland volgt onvermijdelijk die keuze, gegeven het internationaal recht inzake dekolonisatie.

Kies! Het Koninkrijk der Nederlanden: erin of eruit! Kom erbij of vertrek.

Of je wordt onafhankelijk en treedt als Suriname de eigen toekomst tegemoet – inclusief een agressief opdringend Venezuela, een genadeloze Latijns-Amerikaanse maffia en een expansief en neokoloniaal China. Of je wenst je een Koninkrijk zónder koloniale gunstverhoudingen en mét een volwaardig meedraaien in een democratisch bestel.

Dát is stoutmoedig afrekenen met het koloniale verleden. Dit streven zou zomaar verscholen kunnen liggen achter de geciteerde zinnen uit het coalitieakkoord van het kabinet Rutte IV. Laten de eilanden er hun voordeel mee doen.