Rosenmöller heeft nog heel wat uit te leggen

GroenLinks torst een schimmige geschiedenis met zich mee. Korte lijntjes met terreurclubs in binnen- en buitenland, vooraanstaande partijleden die zich niet of nauwelijks verantwoordden voor hun dubieuze politieke verleden. Nu leiden Farah Karimi en Paul Rosenmöller de kandidatenlijst voor de Eerste Kamer. Farimi vertelde de partijleiding niet dat ze actief was voor een terreurbeweging. En lijsttrekker Paul Rosenmöller….

Paul Rosenmöller was niet alleen vooraanstaand lid van de Groep Marxisten-Leninisten (GML), zo’n beetje de extreemste politieke beweging rond 1980. Rosenmöller heeft ook nog nooit spijt betoond over het geflirt van zijn beweging met de Cambodjaanse massamoordenaar Pol Pol – die van de Killing Fields.
Het was niet mis wat de Volkskrant in 2008 over GroenLinks schreef. In een hoofdredactioneel commentaar werd de partij getypeerd als ‘een reclasseringsinstelling voor politieke delinquenten’.
De uitbrander kwam op een gevoelig moment. GroenLinks-Kamerlid Wijnand Duyvendak was in het nieuws omdat hij in 1985 betrokken bleek te zijn geweest bij een inbraak in het ministerie van Economische Zaken. Daarbij werden geheime plannen voor kerncentrales gestolen.
Het leek geen incident. Om de haverklap was het raak met GroenLinks.

In 2004, zo memoreerde de Volkskrant, werd Jack Bogers, loco-burgemeester van GroenLinks in Wageningen, veroordeeld omdat hij zijn geheimhoudingsplicht brak vlak na de moord op Pim Fortuyn. Bogers seinde de compagnon van Volkert van der Graaf bij de Vereniging Milieu-Offensief in. Kort daarop werden tweehonderd bestanden van de computer van Van der Graaf gewist.

Jemen, Iran, Utrecht

In 2005 onthulde HP/De Tijd dat GroenLinks-senator Sam Pormes had deelgenomen aan een terroristisch trainingskamp in Zuid-Jemen. Ook waren er volgens het blad goede redenen om te veronderstellen dat Pormes in 1977 betrokken was bij de Molukse treinkaping in De Punt.
Eveneens in 2005 werd bekend dat GroenLinks-Kamerlid Farah Karimi in haar geboorteland Iran en ook in Duitsland en Frankrijk actief was geweest voor de terreurbeweging Volksmoedjahedien. Zo verzon ze in Frankrijk zeker 150 vluchtverhalen om ook andere leden aan asiel te helpen. Toen ze in 1998 Kamerlid werd verzuimde ze GroenLinks hierover in te lichten. Wel tekende ze een verklaring dat ze geen informatie voor haar partij achterhield.
In 2007 werd in het Utrechtse hoofdkwartier van de GroenLinkse jongerenorganisatie Dwars (secretaris: Jesse Klaver) een professionele bomkoffer gevonden, compleet met ontstekers, timers en bedrading. De herkomst van de koffer bleef onduidelijk, maar veel media legden een verband met uitspraken van voormalig Dwars-voorman Rugter van den Dool. Die had in 2003 zijn steun uitgesproken voor gewelddadige acties tegen fokkers van pelsdieren.

Rosenmöller 1, Karimi 2

Wat is er toch aan de hand met GroenLinks? Elf jaar nadat de Volkskrant de partij opriep om eindelijk eens schoon schip te maken met haar ‘schimmige verleden’ is die vraag opnieuw actueel. Op 27 mei zijn er verkiezingen voor de Eerste Kamer. GroenLinks gaat die verkiezingen in met een kandidatenlijst die wordt aangevoerd door twee politieke delinquenten van jewelste.
De naam van Farah Karimi, nummer twee op de GroenLinks-lijst, is al gevallen. In 2006 beëindigde ze haar lidmaatschap van de Tweede Kamer; korte tijd later werd ze directeur van de ontwikkelingsorganisatie Oxfam Novib. Vorig jaar liet ze weten er spijt van te hebben dat ze niets heeft gezegd over de seksfeesten met minderjarigen die haar Britse Oxfam-collega’s hielden in Haïti. Het schandaal zorgde voor een uittocht van donateurs.
Nummer één op de kandidatenlijst van GroenLinks voor de Eerste Kamer is eveneens een politieke veteraan: Paul Rosenmöller. Telg uit een van de V&D-families – Quote raamde zijn vermogen in 2017 op 9 miljoen euro – maar natuurlijk vooral bekend als partijleider van GroenLinks in de jaren 1994-2002.

GML: gewapende revolutie

Minder bekend bij het grote publiek zijn Rosenmöllers politieke activiteiten van wat langer geleden. Meer concreet: zijn lidmaatschap, tussen 1976 en 1982, van de Groep Marxisten-Leninisten (GML); van voorjaar 1981 tot voorjaar 1982 als lid van de ‘Centrale Leiding’.
De GML werd in de zomer van 1976 opgericht door linkse Amsterdamse studenten die zojuist enthousiast waren teruggekeerd van een bezoek aan het stalinistische Albanië. Net als de Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland-marxistisch-leninistisch (KEN-ml) en de daarvan afgescheiden Socialistische Partij (SP) beriep de GML zich zowel op het gedachtegoed van Marx en Lenin als op dat van Josef Stalin en Mao Tse-toeng. De GML was evenwel het meest radicaal in de toepassing ervan.
Zo deed de organisatie, anders dan de KEN-ml en de SP, om principiële redenen niet mee aan verkiezingen. Het socialisme, zo meende de GML, kon alleen ‘ingesteld’ worden door middel van een ‘gewapende revolutie’ c.q. ‘revolutionair massageweld’. ‘Wat wij willen, is de hele burgerlijke wereld naar de verdommenis jagen,’ liet de GML-leiding in 1978 weten in een 1 mei-boodschap, die op een bijeenkomst in de Amsterdamse Brakke Grond werd voorgelezen door een met een bivakmuts vermomde jongeman. ‘Het is deze wereld die wij willen en die wij zullen vernietigen in de gewelddadige revolutie.’

Na de knekelfoto’s

De GML besteedde veel tijd en energie aan het bewieroken van het genocideregime (circa twee miljoen doden) van de Cambodjaanse communistenleider Pol Pot en diens Rode Khmer. Het terreurbewind werd opgehemeld in GML-maandblad Rode Morgen, in pamfletten, vlugschriften en op manifestaties. Ook toen de eerste knekelfoto’s van de ‘killing fields’ al wereldwijd waren gepubliceerd. In Cambodja, zo meende de GML, was ‘de arbeidersklasse aan de macht. Daar heerst democratie voor alle werkers en de dictatuur voor die figuren die hier [in Nederland – RB] nog de grote heren uithangen.’
De genegenheid van Rosenmöllers organisatie voor Pol Pot was overigens geheel wederzijds, want in 1979 ontvingen de ‘dear friends’ van de GML een hartelijke brief van het ministerie van Buitenlandse Zaken van Cambodja. De Nederlandse kameraden werden in het schrijven – dat werd afgedrukt in Rode Morgen – bedankt voor hun ‘militant solidarity and support’: ‘These noble activities constitute a great encouragement for our people and fighters. (-) Please accept, dear friends, our brotherly sentiments.’

Rosenmöller: geen spijt

‘Spijt is niet het begrip dat bij mij bovenkomt,’ zei Rosenmöller toen Andries Knevel hem in 2004 op Radio 1 uitgebreid bevroeg over zijn verleden als Rode Khmer-propagandist. Een paar maanden eerder had Rosenmöller het autobiografische boek Een mooie hondenbaan gepubliceerd, waarin hij ook terugblikte op zijn jaren bij de GML. Zonder ook maar één keer de naam van Pol Pot te noemen (de GML was volgens Rosenmöller een club van ‘ideologisch bevlogen wereldverbeteraars’) en zonder zichzelf ook maar één morele vraag te stellen.
De steeds wanhopiger wordende Knevel (‘Help mij nou! U wist toch hoe gruwelijk het in Cambodja was?’), deed zijn uiterste best zijn gast tot enige zelfreflectie te verleiden. Tot Rosenmöller de EO-coryfee behendig het zwijgen oplegde door hem op te roepen – het was een hondsbrutale jijbak – nu eindelijk eens ‘ondubbelzinnig afstand te nemen’ van homovijandige passages in het Oude Testament.

Een keus voor de GML, zo schreef oud-lid Erik van Ree in 1991, was geen keus voor het communisme in het algemeen, maar voor de meest mensonterende variant daarvan. ‘De grote morele kwestie was onze verdediging van drie van de grootste massamoordenaars van deze eeuw: Josef Stalin, Mao Tse-toeng en Pol Pot.’
Dat Paul Rosenmöller die grote morele kwestie ooit nog eens onder ogen gaat zien, lijkt inmiddels uitgesloten. Toch zou het mooi zijn als er straks Eerste Kamerleden zijn die hem er af en toe aan herinneren.