Van SDE+ naar SDE++: het blijft subsidiëren met de kraan open

ArnoutJaspers Beeld 23-1-21
Iedere stip staat voor een SDE+-gesubsidieerd project.

Iedereen die in Nederland verliesgevende ‘groene’ energie opwekt, krijgt het verschil met de marktprijs bijgepast van de overheid. Dat geldt onder andere voor wind, zon en biomassa. Deze SDE+-regeling is al jaren het voornaamste overheidsinstrument om de energietransitie te stimuleren.

Zonder de SDE+-regeling zou de kaart van Nederland nu niet zijn bespikkeld met windturbines, zonneweides en biomassa-centrales. Hoe je ook over deze regeling denkt, hij heeft onmiskenbaar het aanzicht van Nederland veranderd, en zal dat de komende twintig jaar blijven doen.

Het is verbazingwekkend dat een regeling waar al sinds 2010 miljarden euro’s in omgaan, grotendeels onder de politieke radar is gebleven. Tot nu toe is € 9,8 miljard SDE+- subsidie over Nederland uitgestrooid. Tot 2030 zal daar nog € 22 miljard bijkomen. Een groot deel daarvan ging en gaat naar biomassa

Als de zorgpremie met een paar euro per maand omhoog gaat, dan zijn de media in rep en roer en mogen alle belangengroeperingen weer aanschuiven aan de talkshow-tafels. Aan de SDE+ is bij Op1 of Jinek nog nooit een woord vuil gemaakt, terwijl die het modale gezin tot nu toe € 1250 heeft gekost, en met maximaal € 5400 aan toekomstige verplichtingen opzadelt (dat bedrag kan nog wat meevallen, als de internationale marktprijs van energie laag blijft, want daar hangt de hoogte van de subsidie-uitkering mede vanaf).

In 2020 is de SDE+ opgeplust naar SDE++. Er zijn twee belangrijke verschillen:

  • de SDE+ subsidieerde alleen opwekkers van ‘groene’ energie, terwijl de SDE++ ook subsidie geeft aan andere manieren van CO2-besparing.
  • Onder de SDE+ werden projecten gesubsidieerd in volgorde van subsidiebehoefte per kilowattuur (kWh). De doelstelling was om voor een gegeven budget zoveel mogelijk ‘groene’ kilowatturen op te wekken. De SDE++ rangschikt projecten op subsidiebehoefte per vermeden ton CO2, om zoveel mogelijk CO2-uitstoot te voorkomen. Dat loopt deels parallel, maar niet helemaal.   

Geen Hollandse krenterigheid

Ook de SDE++ kan je geen Hollandse krenterigheid verwijten: in december 2020 was er een inschrijvingsronde waar voor vijf miljard euro aan subsidie te halen viel. In een Kamerbrief op 14 januari meldde klimaatminister Eric Wiebes dat er twee grote winnaars zijn: € 2,4 miljard voor zonne-energie, en € 2,1 miljard voor CCS, het afvangen en in de zeebodem stoppen van CO2.

De grote subsidieslurper van de SDE+, biomassa stoken, komt er dit keer bekaaid vanaf, met € 350 miljoen.     

Het plan was, om via de SDE++ voortaan elk jaar voor vijf miljard euro aan nieuwe projecten te honoreren. Dat komt neer op € 630 per huishouden per jaar, bovenop de verplichtingen van de SDE+. Het kabinet is inmiddels demissionair, maar aangezien ze bij de redactie van Beau of  M nog nooit van de SDE++ gehoord hebben, zal die de komende kabinetsformatie wel overleven. Het modale gezin kan die extra verplichting van 4 x € 630 = € 2520 onder het kabinet Rutte IV dus alvast inboeken.  

Makkelijk cashen

Binnen het universitaire en ambtelijke duurzame ecosysteem heerst vooral tevredenheid over de SDE+ en opvolger SDE++. Consultancy CE Delft heeft de regeling voor het laatst voor het ministerie van Economische Zaken geëvalueerd in 2016. Recentere evaluaties of wetenschappelijke publicaties over de effectiviteit zijn er niet. 

Deskundigen die ik bel, zijn huiverig om geciteerd te worden met kritiek. Maar de grote klapper die zon-PV dit jaar gemaakt heeft wekt toch wel wrevel. Is € 2,4 miljard euro subsidie om bedrijfsmatig zonnepanelen aan te leggen de meest effectieve bijdrage aan de energietransitie? Dat komt neer op 500 euro per kilowatt opwekkingscapaciteit, wat ongeveer de kostprijs van Chinese zonnepanelen is. Voor grote investeerders wordt dat waarschijnlijk makkelijk cashen.          

CO2 afvangen

Omdat de SDE++ ook projecten accepteert die zelf geen energie opwekken, komt CCS nu voor het eerst in aanmerking voor subsidie, en sleept meteen € 2,1 miljard in de wacht. Chemische industrieën in de regio Rotterdam willen grote hoeveelheden CO2 die bij hun productieprocessen vrijkomen afvangen uit hun rookgassen en reststromen. Omdat dit per ton CO2 relatief goedkoop is, soupeert dit meteen een flink deel van het in 2021 beschikbare SDE++ budget op.

De adder onder het gras is hier, dat dit alleen gaat over de kosten van het afvangen. Daarna zal die CO2 via een pijpleiding in een leeg gasveld in de Noordzee gestopt moeten worden. Maar die pijpleiding ligt er nog niet, en de vergunning voor het controversiële injecteren van CO2 in een leeg gasveld ook niet. Dat project valt buiten de SDE++-criteria, dus daar moeten weer andere subsidiepotten voor worden aangesproken. En als de pijpleiding niet op tijd klaar is, kan het afvangen van CO2 ook niet beginnen.   

‘Levensduurverlenging’

Biomassa is ook een verhaal apart. Gezien de recente maatschappelijke discussie is het verbazingwekkend dat het überhaupt nog mogelijk is om subsidie te krijgen voor nieuwe projecten op dit gebied. Biomassa onderscheidt zich ook van alle andere hernieuwbare energiebronnen door de hoge exploitatiekosten. De marktprijs van het hout vormt namelijk een groot deel van de lopende kosten. Zodra de subsidie stopt, valt de bodem uit het verdienmodel en zal de centrale worden stilgelegd.  

Bij windturbines en zonnepanelen ligt dat anders: in het begin moet je hoge investeringen doen om de installaties aan te leggen, maar de SDE-subsidie is afgestemd op afschrijving van die investering in 15 jaar. Na het aflopen van de subsidie zal een windpark of een dak vol zonnepanelen  nog tegen een zeer lage kostprijs elektriciteit blijven produceren, tot het eind van hun technische levensduur (circa 25 jaar).

Voor biomassacentrales was daarvoor in de SDE+ een truc bedacht: je kunt na afloop van de eerste subsidie opnieuw subsidie aanvragen voor ‘levensduurverlenging’ van de centrale. Dat kan in de SDE++ nog steeds, dus zo kunnen alleen biomassacentrales tot dertig jaar lang aan het subsidieinfuus blijven hangen.

Geen eind in zicht

De hier genoemde bedragen doen qua omvang denken aan de corona-steunpakketten.  Als dat zomaar kan, waarom zouden deze subsidies dan een probleem zijn? De coronacrisis is echter een eens-per-generatie gebeurtenis. In de loop van dit jaar, als Nederland gevaccineerd is, is die crisis voorbij en wordt er weer als vanouds verdiend en belasting betaald.

Maar voor de subsidies aan groene energie is geen eind in zicht. De financiële verplichtingen voor SDE+-projecten in 2019 lopen tot 2038. Na goedkeuring van een project heeft men namelijk nog vier jaar om dit te realiseren, waarna er tot 15 jaar lang subsidie uitgekeerd wordt. De verplichtingen die de overheid nu via de SDE++ jaarlijks aangaat, lopen dan ook weer tot maximaal 19 jaar na goedkeuring door. Niemand kan garanderen, dat al die duurzame energieproducenten dan eindelijk op eigen benen kunnen staan. Uiteindelijk moet de oplossing komen van een algemene CO2-heffing, Europees of liefst mondiaal, die fossiele energieproductie finaal uit de markt prijst.      

Kosten blijven onder radar

De enorme geldstromen die gemoeid zijn met energiesubsidies blijven mede onder de radar, omdat ze weggewerkt zitten in de energienota van de burger, als Opslag Duurzame Energie. Per kWh elektriciteit en per kubieke meter gas lijkt deze ODE bescheiden: een paar cent. Maar de ODE is van 2016 tot 2021 wel ruim zes keer zo hoog geworden, en zal bijven stijgen, gezien de aangegane verplichtingen.

Secretaris-generaal Lidewijde Ongering van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat wil, vanwege het fragiele draagvlak, de kosten van de energietransitie trouwens zo goed als helemaal onzichtbaar maken. Ze stelt voor die kosten weg te halen uit de energierekening, en te financieren uit een toename van de staatsschuld. Volgens haar is het terecht dit op deze manier uit te smeren tot in volgende generaties: ‘Ook de volgende generaties plukken er immers de vruchten van’, schreef ze in het economenblad ESB. De vraag is, hoe toekomstige generaties de vruchten plukken van windmolenparken en zonneweides die na 25 jaar ‘op’ zijn en vervangen moeten worden.  

Legitieme keuze

Energie is een eerste levensbehoefte, dus dat daar nationaal bekeken gigantische bedragen in omgaan is niet meer dan normaal. Dat de transformatie van onze fossiele energiesector naar CO2-arm vele miljarden gaat kosten is ook onvermijdelijk – al doen veel groene kerkgangers daar hypocriet over. Maar het is een legitieme keuze die je als maatschappij kunt maken, en die alle politieke partijen in de hoofdstroom al gemaakt zeggen te hebben.       

Het komt er echter op neer, dat de overheid via de SDE+ en SDE++ volledig afziet van sturing op lange-termijn perspectief of op innovatiekwaliteit van individuele groene energie-projecten. Als je als ondernemer boekhoudkundig maar verlies maakt op je ‘groene’ kilowatturen, past de overheid het verschil bij. Of zo’n project ooit zonder subsidie levensvatbaar zal zijn, en of het bijdraagt aan technische innovatie of  een infrastructuur die onze energiesector robuust CO2-armer maakt, speelt geen rol.

Dat levert dus multinationals op die miljarden aan subsidie binnenharken voor het bijstoken van hout in kolencentrales die voor 2030 opgedoekt zullen worden, en boeren die stoppen met voedsel produceren om hun weides vol te leggen met zonnepanelen, terwijl nog duizenden hectaren dak in Nederland braak liggen.