Verschuivende panelen in het Midden-Oosten (1)

540x840
Granaten en minaretten, het laatste boek van Nikolaos van Dam. Uitg. Prometheus

Op verzoek van Wynia’s Week schetst oud-ambassadeur Nikolaos van Dam de ontwikkelingen in het Midden-Oosten na de Arabische Lente en na het vertrek van de Amerikaanse president Donald Trump.

Er vinden belangrijke ontwikkelingen plaats in het Midden-Oosten. Zo zijn er recente signalen dat Saoedi-Arabië een dialoog wil aangaan met Iran; en dat lijkt een verstandig besluit, want alleen via dialoog kan hier iets positiefs worden bereikt.

Maar het zal niet eenvoudig zijn, omdat de anti-Iraanse gevoelens een beetje in het Saoedische dna zitten, zoals de prominente prins Turki bin Faisal Al Saoed mij eens zei. Veel is echter mogelijk, zolang de wil er maar is.

Soennieten en sjiieten

Naast de nationalistische dimensie van ‘Arabieren versus Perzen’ speelt tussen Iran en Saoedi-Arabië ook de religieuze factor van soennieten tegenover sjiieten een rol, want beide landen zijn erg religieus, zowel qua politieke leiding als bevolking.

Maar wanneer men de verhouding soennieten-sjiieten verder in de regio in beschouwing neemt, in landen als Syrië, Irak, Bahrein en Libanon of Jemen, zoals vaak wordt gedaan, dan gaat deze formule al gauw mank.

Want alleen de sjiieten in Irak, Bahrein en Libanon (waaronder van Hezbollah) behoren tot dezelfde categorie van ‘Twaalver Sjiieten’ als die in Iran, terwijl de Alawieten in Syrië en Zayditen in Jemen tot andere islamitische groepen behoren; en de sjiieten in Irak en Bahrein vormen maar net een meerderheid in eigen land.

De wel vaker gehoorde term van een door Iran nagestreefde vorming van een ‘sjiitische halve maan’ van gelijkgezinde ‘sjiitische staten’ is dan ook misplaatst, want er zijn in de Arabische wereld geen staten die je net als Iran ‘sjiitisch’ zou kunnen noemen.

Dit neemt niet weg dat dit soort geconstrueerde ideeën een eigen leven kunnen gaan leiden met een eigen dynamiek.

Toenadering tussen Golfstaten en Iran

Onder de hoofdrolspelers in de regio is een bredere trend waarneembaar van hernieuwde toenadering of verzoening, omdat de jarenlang gevolgde confrontaties verre van de gewenste resultaten hebben opgeleverd. Voor sommige landen is nu meer dan genoeg sprake geweest van mislukte oorlogen, militaire interventies, vernietiging, vluchtelingenstromen, sancties en boycots.

Zo zien we ook een voorzichtige toenadering tussen andere Arabische Golfstaten en Iran; en daarnaast worden hun betrekkingen met het eerder geboycotte Qatar hersteld.

Turkije en Saoedi-Arabië

Turkije zoekt nu toenadering tot Egypte nadat het eerst de Moslim Broederschap steunde en zich distantieerde van het regime van generaal Sisi. Ook de betrekkingen tussen Turkije en Saoedi-Arabië worden weer aangehaald, nadat deze op een dieptepunt waren beland vanwege de moord op de kritische Saoedische journalist Jamal Khashoggi in het Saoedische consulaat in Istanbul.

De Turkse kritiek op de Saoedische kroonprins Muhammad bin Salman, die bij de moord betrokken was, had tot gevolg dat Turkse goederen door Saoedi-Arabië werden geboycot. ‘Politiek-ethische politiek’ wordt doorgaans een stuk minder stringent toegepast wanneer het gaat om kritiek op rijke landen zoals Saoedi-Arabië, omdat dit de eigen materiële belangen kan schaden.

Dat geldt net zo goed voor westerse landen als het erop aankomt. Men denke in dit verband aan de weinig bekritiseerde bombardementen op Jemen door Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten.

Amerika gaat weg uit Afghanistan

Ondertussen beginnen diverse Arabische landen op pragmatische gronden hun betrekkingen met het regime in Damascus te herstellen, ook al hebben zij eerder getracht het ten val te brengen.

Verder biedt het aantreden van de Amerikaanse president Biden nieuwe mogelijkheden voor politieke verschuivingen, vooral waar het de eerder door president Trump opgezegde nucleaire deal met Iran betreft.

Op de symbolische datum van 11 september aanstaande moeten de Amerikaanse troepen (en met hen andere buitenlandse militairen) zich uit Afghanistan hebben teruggetrokken, zo is in Washington besloten.

Maar wat hebben de Amerikanen in al die twintig jaar bereikt nadat Bin Laden in 2001 al uit Afghanistan was verdreven? Wat heeft de daarop volgende Amerikaanse ‘war on terror’ de afgelopen twintig jaar opgeleverd? Is de wereld er stabieler door geworden?

Helaas niet, want de situatie is er in veel landen alleen maar onveiliger door geworden. Een belangrijk deel daarvan is veroorzaakt door buitenlandse militaire interventies in landen als Irak, Syrië, Libië en Jemen, waarvan de regimes geen directe bedreiging vormden voor de buitenwacht.

Bezetting Irak heeft rode loper uitgelegd voor Iran

Het was begrijpelijk en ook terecht dat de Amerikanen in reactie op 9/11 Bin Laden en al-Qaida in Afghanistan (en elders) geheel wilden elimineren. Maar het militaire optreden van de Verenigde Staten en diverse andere landen in de daaropvolgende jaren in het Midden-Oosten heeft vooral voor rampzalige instabiliteit gezorgd die gepaard is gegaan met honderdduizenden doden, miljoenen vluchtelingen en vernietiging.

In 2003 brachten de VS en Groot-Brittannië met hun bezetting van Irak het dictatoriale regime van president Saddam Hoessein ten val, na valse beschuldigingen over massadestructiewapens. Deze ‘regime change’ heeft ingrijpende en negatieve gevolgen gehad voor de hele regio en ook daarbuiten.

Onder de Iraakse president Saddam Hoessein hadden al-Qaida en de Islamitische Staat geen schijn van kans, maar na de Amerikaans-Britse bezetting kregen terroristen daar volop de gelegenheid zich te ontplooien. En voor Iran werd onbedoeld de rode loper uitgerold, waardoor dat land zijn invloed sterk kon uitbreiden in Irak en later ook in Syrië, Libanon en Jemen.

Arabische Lente liep uit op bloedbaden

Het is bijna een model geworden: landen zoals de Verenigde Staten die militair interveniëren, beschouwen niet zichzelf als de aanstichter van instabiliteit en bloedvergieten, maar wijzen de beschuldigende vinger naar andere partijen die zich tegen hun interventies of bezetting hebben verzet.

In 2011 volgde de ‘Arabische Lente’, die in diverse landen uiteindelijk is uitgelopen op een bloedbad en een ernstige verslechtering van de situatie. Veel van de hoofzakelijk vreedzame demonstranten wilden vooral een waardig en beter bestaan en hoopten daarbij ook af te komen van de dictatuur die hen het leven moeilijk of ondraaglijk maakte.

Velen waren optimistisch gestemd, omdat hen steun werd toegezegd vanuit het Westen, waar de naïeve hoop vrij gangbaar was dat er democratieën zouden gaan ontstaan. Maar het liep heel anders, want de regionale dictators wilden ten koste van alles aan de macht blijven; en ze gebruikten daarvoor de meest gruwelijke methodes. Alleen met militaire middelen konden regimes ten val worden gebracht, zoals in Libië gebeurde.

Tunesiërs mochten stemmen maar kregen minder te eten

Het is een tegenstrijdige gedachte dat je democratieën militair kunt afdwingen. In plaats van het brengen van vrede werden langdurige bloedige burgeroorlogen ontketend.

Tunesië vormt wellicht een uitzondering binnen de reeks van landen waar een ‘Arabische Lente’ plaatsvond. Het resultaat voor de Tunesiërs was weliswaar dat zij meer democratisch mochten stemmen, maar uiteindelijk minder te eten kregen, terwijl de opstand in Tunesië nu juist bedoeld was om de levensomstandigheden te verbeteren. Dat had voor hen de hoogste prioriteit.

Pro- en anti-Moslim Broederschap

In Egypte trad president Mubarak binnen drie weken af, waarna democratische verkiezingen werden gehouden. Deze werden gewonnen door de Egyptische Moslim Broederschap, een partij die door alle voorafgaande Egyptische regimes werd gehaat.

De Moslim Broederschap-president Morsi stelde zichzelf echter boven de wet, hetgeen voor generaal Sisi aanleiding was hem af te zetten en zelf de macht over te nemen. Egypte was daarmee niet alleen terug bij af, maar zakte nog verder terug qua dictatuur dan onder Mubarak het geval was, en de Egyptische economie had zwaar te lijden met alle negatieve gevolgen voor de toch al arme bevolking.

De machtsovername van Sisi werd gesteund door landen die tegen de Moslim Broederschap waren, zoals Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten. ‘Pro-Moslim Broederschap-landen’ als Turkije en Qatar distantieerden zich van Sisi’s regime.

Al tien jaar burgeroorlog in Libië

Een soortgelijk breukvlak tussen voor- en tegenstanders van Moslim Broederschap-achtige islamitische organisaties deed zich later voor in Libië.

In Libië werd de dictator Al-Kadhafi dankzij buitenlandse militaire interventie in 2011 afgezet en vermoord. Deze interventie vond plaats onder het mom van het principe van de Verenigde Naties van Responsibility to Protect.

Maar in plaats van in Libië te blijven om orde op zaken te helpen stellen na de val van Kadhafi, vertrokken de interveniërende landen en ontstond een bloedige burgeroorlog waarbij verschillende staten zich begonnen te bemoeien met het conflict in de vorm van steun aan de rivaliserende partijen.

Inmiddels is de burgeroorlog al tien jaar gaande. Terwijl Afrikanen ten zuiden van de Sahara vroeger relatief goede banen hadden in Kadhafi’s Libië, worden sommigen er nu als slaven verkocht en is het een gewild doorgangsgebied geworden voor Afrikaanse vluchtelingen en migranten naar Europa.

Niemand bleek gebaat bij interventies

De oorlog in Libië heeft net als die in Syrië het karakter gekregen van een war by proxy, waarbij de door de Verenigde Naties erkende Regering van Nationale Eenheid wordt gesteund door de Verenigde Staten, Turkije, Qatar en Italië, terwijl de oppositiegeneraal Haftar, die vooral macht heeft in het oosten van het land, gesteund wordt door Rusland, Frankrijk, Egypte, Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten.

Hier zien we dus zowel Europese als Arabische landen aan weerszijden van het conflict staan, hetgeen een oplossing alleen maar bemoeilijkt.

Geen van de interveniërende landen is er beter op geworden, en de betrokken bevolkingen die de interventies hebben moeten ondergaan zijn er nog het meest op achteruitgegaan.

Het zou mooi zijn als hieruit de nodige lessen worden getrokken voor de toekomst.

(Volgende week het vervolg op dit artikel: hoe in het Midden-Oosten democratie en Realpolitik schuren)


De auteur van dit artikel, Nikolaos van Dam, was ambassadeur van Nederland in Irak, Egypte, Turkije, Duitsland en Indonesië en Speciaal Gezant voor Syrië. Hij publiceerde diverse boeken over het Midden-Oosten, waaronder laatstelijk Granaten en minaretten. Een diplomaat op zoek naar vrede in de Arabische en islamitische wereld (Amsterdam: Prometheus 2020).