Volgens de definities van Nikki Sterkenburg is ook de klimaatbeweging ‘extreemrechts’

556eb_93860_Sterkenburg_Nikki2
Nikki Sterkenburg, gepromoveerd op extreemrechts in Nederland en werkzaam bij de Nationaal Coördinator Terreurbestrijding en Veiligheid.

Onlangs verscheen een proefschrift over ‘radicaal- en extreemrechts’ dat zelfs tot discussie in de Tweede Kamer leidde. Volgens de in dit proefschrift gehanteerde definitie kenmerkt rechts extremisme zich onder meer door een antidemocratische houding, de roep om een sterke staat, het willen inperken van de parlementaire democratie, het afwijzen van het gelijkheidsbeginsel en het willen inperken van grondrechten.

De auteur, dr. Nikki Sterkenburg, heeft vooral naar extreem rechts gezocht in het licht van de schijnwerpers die al opgesteld stonden, zonder achter de schermen van het schouwtoneel te kijken. Op basis van deze definitie kunnen in Nederland echter vele activisten, rechters, bepaalde politici en de huidige machthebbers als ‘extreem rechts’ worden aangemerkt.

Extreem rechts en radicaal rechts    

Het proefschrift met de titel ‘Van actie tot zelfverwezenlijking: routes van toetreding tot radicaal- en extreemrechts’ besteedt veel aandacht aan de definities en benadrukt het belang van precisie. Met goede definities hoef je immers ‘niet op intuïtie of berichtgeving in de media’ te varen, zoals de promovenda terecht opmerkt. Helaas heeft ze dat zelf niet kunnen waarmaken.

De twee kernbegrippen zijn ‘extreem rechts’ en ‘radicaal rechts’ en beide begrippen worden gedefinieerd. De definities luiden aldus: 

  • ‘Individuen zijn extreemrechts wanneer zij een uitgesproken ideologie hebben die wordt gekenmerkt door nationalisme, racisme, xenofobie, een antidemocratische houding en/of de roep om een sterke staat. Dit uit zich in het verlangen naar een autoritaire staat, de bereidheid tot het gebruik van geweld, het willen inperken van de parlementaire democratie, streven naar een homogene etnische staat, het afwijzen van het gelijkheidsbeginsel en/of het willen inperken van grondrechten (van burgers in het algemeen, of van specifieke etnische of religieuze groepen).’
  • ‘Individuen zijn radicaal-rechts wanneer zij een uitgesproken ideologie hebben die wordt gekenmerkt door autoritarisme, nativisme en populisme. Hun overtuiging uit zich in het verlangen naar het willen inperken van de invloed van een gepercipieerde (politieke) elite en het streven naar een homogene culturele samenleving. Hoewel zij niet expliciet de parlementaire democratie afwijzen, kunnen hun verlangens daarmee wel op gespannen voet staan omdat zij de grondrechten en burgerlijke vrijheden van religieuze en etnische minderheden willen inperken.’

In deze definities worden tal van termen gebruikt die weer verdere vragen opwerpen, maar die vragen blijven in het proefschrift onderbelicht. Het gebruik van ‘en/of’ in de definitie van ‘extreemrechts’ maakt dit begrip bovendien zeer breed; het voldoen aan een enkel criterium is derhalve voldoende. Ook daarover lezen we verder niets. 

Idiosyncratische herdefiniëring

Met een kromme en zelfbedienende redenering komt de auteur uiteindelijk uit op een totaal andere definitie. Allereerst wijst zij erop dat er een ‘enorme onderlinge verscheidenheid’ bestaat binnen  radicaal- en extreemrechts. Dat gaat zelfs zover dat de ‘officiële ideologie’ lang niet altijd wordt onderschreven door leden, activisten en sympathisanten – ‘en soms zelfs niet eens door de leiders’.

De vraag wat er ‘officieel’ is aan die ideologie als noch de leden noch de leiders de ‘officiële ideologie’ onderschrijven, blijft onbeantwoord. Het lijkt erop dat in die gevallen de onderzoekster de ideologie aan de groepering toedicht.

Een nieuw verzamelbegrip

Vervolgens stelt de auteur plompverloren dat “pogingen tot het vaststellen van een ‘formele’ ideologie” van de in dit proefschrift onderzochte individuen en groepen daarom ‘weinig zinvol’ zouden zijn.

Waarom zou dat zo zijn? Het is juist noodzakelijk om de ideologie vast te stellen om te kunnen beoordelen of aan de definitie is voldaan. De auteur negeert deze tegenwerping en maakt zich ervan af door vervolgens een nieuw verzamelbegrip ‘radicaal- of extreemrechts’ te introduceren. Dat begrip is als volgt gedefinieerd:

  • ‘Het streven naar een homogene culturele of etnische staat, door middel van het inperken van grondrechten en burgerlijke vrijheden van religieuze en etnische minderheden, al dan niet met geweld.’

Een selectie op basis van onbekende criteria

Dit zou volgens de auteur een samenvoeging zijn van de beide bovenstaande definities van extreem rechts en radicaal rechts.

Je hoeft geen sociaal wetenschapper te zijn om te kunnen vaststellen dat dit onjuist is; het is hoogstens een selectie uit de beide definities die de auteur zelf heeft gemaakt op basis van onbekende criteria.

Het ‘belang van precisie’ dat de auteur beweerde na te streven, is daarmee volledig ondergesneeuwd. Dat de definitie van het verzamelbegrip uiterst vaag is en enorme ruimte voor interpretatie laat, behoeft geen betoog.

Dronken man zoekt autosleutels

Het onderzoek van de promovenda behelst interviews met door haar geselecteerde ‘straatactivisten’ en ‘intellectuelen’ alsmede enkele organisatoren en ‘uitgetredenen’. De selectie is gestuurd door vooraf bestaande indrukken over waar men moet kijken om radicaal- en extreemrechtse lieden te vinden. Daardoor is bias in het onderzoek geslopen.

Deze vorm van bias staat bekend als het ‘straatlicht’-effect, dat meestal wordt geïllustreerd aan de hand van een grap: ‘Een dronken man is onder een straatlantaarn op een parkeerplaats zijn autosleutels aan het zoeken. Een politieagent komt hem helpen en als ze na 10 minuten nog niks gevonden hebben vraagt de agent aan de man: ‘weet u zeker dat u ze hier ergens verloren hebt?’ De man antwoordt: ‘nee, maar hier zie ik tenminste iets.’’

Een nieuwe Middeleeuwen

Het is een veelvoorkomend euvel van sociaalwetenschappelijk onderzoek – de bereidheid en mogelijkheid om bias uit te sluiten is gering en de methodologie verzandt meestal in vragenlijsten of, zoals in dit geval, interviews met door de onderzoekster geselecteerde en vervolgens zelf-geselecteerde deelnemers, waardoor selectiebias zelfs twee maal optreedt.

De positivistische wetenschappelijke methode was helaas nooit een ‘natural fit’ voor de sociale wetenschappen. Volgens een Amerikaanse onderzoeker schept het vooroordeel in de sociale wetenschappen tegen de wetenschappelijke methode een nieuwe ‘Middeleeuwen’. Daardoor zullen we volgens hem de belangrijkste problemen van deze tijd moeilijk kunnen oplossen.

Zoeken waar het licht niet schijnt

Op basis van de definitie van extreem rechts die hierboven werd gegeven had de onderzoekster ook naar totaal andere zaken kunnen kijken, daar waar geen straatlantaarn staat en je met je eigen zaklamp moet zoeken.

Extreemrechts is ‘een uitgesproken ideologie’ gekenmerkt door (1) nationalisme, (2) racisme, (3) xenofobie, (4) een antidemocratische houding en/of (5) de roep om een sterke staat, zich uitende in (6) het verlangen naar een autoritaire staat, (7) de bereidheid tot het gebruik van geweld, (8) het willen inperken van de parlementaire democratie, (9) streven naar een homogene etnische staat, (10) het afwijzen van het gelijkheidsbeginsel en/of (11) het willen inperken van grondrechten (van burgers in het algemeen, of van specifieke etnische of religieuze groepen).’

Zoals gezegd, geen van deze begrippen is verder gedefinieerd, dus ze worden kennelijk gebruikt op basis van hun algemeen bekende betekenis. 

Neem de klimaatbeweging

De klimaatbeweging kenmerkt zich door een uitgesproken ideologie, een antidemocratische houding en het willen inperken van de parlementaire democratie. Zij is een voorstander van internationaal en Europees klimaatbeleid dat een lage democratische legitimiteit heeft en de macht van nationale democratieën uitholt.

Bovendien tracht zij nationale regeringen te beïnvloeden via NGO’s buiten het parlement om en maakt zij gebruik van de rechter om de ‘democratie onder curatele te stellen’.

In plaats van representatieve democratie maakt de beweging zich sterk voor directe democratie via door haar aangestuurde burgerpanels en door klimaatwetenschap aangestuurde technocratie. De klimaatbeweging roept bovendien om een sterke staat die alle wetenschappelijk noodzakelijke maatregelen oplegt en afdwingt, inclusief het persoonlijke koolstofbudget.  

Gelijkheid eist ongelijke behandeling

Daaruit spreekt ook een verlangen naar een autoritaire staat. Door een van klimaatcrisis-denken doordrenkte cultuur op te leggen streeft zij naar een homogene staat.

Met het nastreven van ‘klimaatrechtvaardigheid’ wijst de klimaatbeweging het gelijkheidsbeginsel af – gelijkheid voor de wet wordt vervangen door een streven naar materiële gelijkheid dat ongelijke behandeling eist.

Inperking van de grondrechten

De ingrijpende maatregelen die nodig zijn om ‘het klimaat te redden’ vereisen dat de grondrechten van burgers worden ingeperkt. Dat betekent in het algemeen dat de individuele fundamentele vrijheden het moeten afleggen; activiteiten als met het vliegtuig reizen en vee houden zullen beperkt worden.

Eigendomsrechten moeten ook het onderspit delven, want het gebruik van eigendom dat tot uitstoot leidt, valt niet langer te tolereren.

Ook de vrijheid van meningsuiting dient ingeperkt te worden om te voorkomen dat effectieve kritiek op het vereiste klimaatbeleid de bereidheid van het volk om te gehoorzamen ondermijnt.

Het strafrecht zal worden ingezet tegen hen die verdacht worden van het bijdragen aan klimaatverandering. Kortom: de klimaatbeweging, die door de Nederlandse machthebbers wordt gesteund, is een extreem rechtse beweging.

Democratie en mensenrechten

Achter de door Sterkenburg gehanteerde definitie van ‘extreem rechts’ gaat echter een ideologie schuil die specifieke opvattingen over democratie en grond- of mensenrechten behelst en voorkomt dat bijvoorbeeld de klimaatbeweging als extreem rechts wordt aangemerkt.

In die ideologie is ‘democratie’ niet alleen een manier om publieke beslissingen te nemen, maar tevens een garantie op bepaalde grond- of mensenrechten. Die rechten en vrijheden mogen slechts onderworpen zijn aan die beperkingen die nodig zijn in het algemeen belang in een democratische gemeenschap.

Niet-democratische instituties dienen als tegenmacht

Dat individuele vrijheden en grondrechten belangrijk zijn, ook in de democratie, wordt breed onderschreven. Daarmee gaan democratie en mensenrechten hand in hand, zo lijkt het althans. De schijn bedriegt echter.

Om de grenzen van de democratie te bewaken zijn instituties ingericht die zelf niet democratisch zijn en die als tegenmachten (‘checks en balances’) kunnen functioneren. Denk bijvoorbeeld aan wetenschap en rechterlijke macht.

Fundamentele rechten worden progressief gerealiseerd

Wetenschap zou volgens gevalideerde methodes objectieve, algemeen geldende kennis genereren en niet tot doel hebben om overheidsbeleid te steunen. De rechter zou de vrijheden en grondrechten neutraal en onafhankelijk van politiek of ideologie interpreteren en toepassen.

Omdat niet alle rechten tegelijkertijd gerealiseerd kunnen worden en sommige rechten in conflict kunnen zijn (bijv. de vrijheid van meningsuiting kan conflicteren met het verbod van discriminatie), zou de rechter zich onpartijdig en terughoudend opstellen om de democratie niet uit te hollen en de ruimte te laten om te beslissen over verdelingsvraagstukken en andere politieke kwesties.

Maar in de heersende progressieve leer is van objectiviteit, onpartijdigheid en terughoudendheid geen sprake en gaat het om ‘progressieve realisatie’ van de fundamentele rechten. Wetenschappelijke studies die objectief en neutraal zouden moeten zijn, blijken maar al te vaak door de overheid gestuurd te worden.

Politiek conflict verplaatst zich naar de instituties

In deze progressieve opvatting van democratie is het kernprobleem dat buiten de democratie om wordt besloten wat bepaalde rechten inhouden en of de democratie die rechten mag beperken.

Met het idee van ‘rechten-respecterende democratie’ bleek het politieke conflict van ideologieën dus niet beslecht. De mensenrechten en democratie bleken niet voor eens en altijd veilig gesteld.

Integendeel, het politieke conflict verplaatste zich naar die niet-democratische instituties, waartoe naast wetenschap en rechterlijke macht ook internationale organisaties behoren. Dat heeft geleid tot politieke gestuurde internationale bureaucratie, politiek gestuurde wetenschap en politieke gestuurde rechtspraak.

Dominantie van progressieve ideologie

Deze trend was het onderwerp van een eerdere bijdrage over de corruptie van de filtersystemen van de democratie – de op zichzelf wenselijke ondemocratische tegenmachten zijn ten prooi gevallen aan progressieve ideologie.

Binnen de ondemocratische instituties zijn inmiddels de concurrerende ideologieën weggedrukt. Internationale organisaties zijn instrumenten van transnationaal progressivisme geworden.

De dominantie van de progressieve ideologie is zichtbaar aan de poort van al deze instituties, waar het gaat om toetreding tot de kringen van bijv. de rechterlijke macht.

Conservatieve en libertijnse ideologie ‘kaltgestellt’

Ook is er sprake van aanzienlijke drang tot conformiteit aan de ideologie wanneer iemand eenmaal is toegelaten; de inhoud van klimaatwetenschappelijk onderzoek bijvoorbeeld is vooral een functie van financiering die door de beleidsondersteunende potentie bepaald wordt.

Daardoor is het zelfs indien niet-progressieven toegang krijgen tot deze instituties voor hen moeilijk om niet conform de progressieve doctrine te handelen.

Zo zijn de conservatieve en libertijnse ideologie door de progressieve ideologie buiten de democratie om ‘kaltgestellt.’ Van een democratie zijn we in een post-democratie beland – een samenleving die de formele kenmerken heeft van een democratie, maar die steeds meer wordt bestuurd buiten de democratie om door een kleine heersende klasse.

Deze post-democratische verschuiving van macht wordt nu langzamerhand aan steeds meer mensen duidelijk. Dat roept onvrede op, want het politieke debat dat in het democratisch gekozen parlement gevoerd zou moeten worden, is daarmee bij voorbaat nutteloos.          

Denken in wij/zij overheerst 

In de toepassing van de definitie van ‘extreem rechts’ in het proefschrift van Nikki Sterkenburg klinkt deze ‘inpalming’ (in het Engels ‘capture’ geheten) van de instituties door de progressieve ideologie sterk door.

Zo blijft de voor de hand liggende vraag onbesproken of de heersende macht en de progressieve ideologie zelf aan de definitie van extreem rechts voldoen. Het denken in ‘wij/zij’ overheerst en de framing van ‘extreem rechts’ als gewelddadig en gevaarlijk wordt zorgvuldig in stand gehouden.

NCTV

In een interview vlak na haar promotie zegt Sterkenburg, inmiddels werkzaam bij de terrorismebestrijder NCTV, ‘dat extreemrechts succes heeft omdat hun ideeën steeds vaker worden overgenomen door politieke partijen, ook als die zelf niets van extreemrechts moeten hebben’. 

Ze stelt dat er te weinig aandacht is voor ‘de toenemende radicalisering onder rechtse Nederlanders die geweld niet schuwen’. Dit gebrek aan aandacht is bij de NCTV nu in ieder geval opgelost.

De conclusie dat de zeer kleine groep mensen met wie Sterkenburg sprak, een significant gevaar vormt, is precies wat je vooraf zou verwachten als de uitkomst van dit soort onderzoek.

Hoewel je uitbarstingen van individueel geweld nooit kan uitsluiten, heeft zo’n conclusie tegelijkertijd iets weg van een Orwelliaanse omkering van het begrip gevaar – ‘Oorlog is vrede, Vrijheid is slavernij, Onwetendheid is kracht, Machteloosheid is gevaar.’

Niet uit de hoek van de machtelozen

Het gevaar dat we het meest te vrezen komt niet uit de hoek van de machtelozen, maar uit die van de machthebbers — de door de ingepalmde instituties beheerste staat die met haar geweldsmonopolie haar wil steeds nadrukkelijker oplegt aan het volk.     

Op de achterzijde van het titelblad citeert Sterkenburg de woorden van Elly Hillesum die zij helaas niet goed begrepen heeft:

‘En dat al het ontzettende en gruwelijke dat er gebeurt, niet iets geheimzinnigs dreigends en ver is, buiten ons maar dat het heel dichtbij ons is, uit mensen voortkomende. En me daardoor ook weer veel vertrouwder en niet zo angstaanjagend.’

Ze had beter nog iets meer van Hillesum kunnen lezen, want dan had ze gezien dat wat ons angst moet inboezemen iets anders is:

“… dat systemen boven mensen uitgroeien en mensen in een satanische greep houden, ontwerpers zowel als slachtoffers van dat systeem, zoals grote gebouwen en torens, door mensen met eigen handen opgebouwd, op een gegeven moment boven ons uitrijzen, ons beheersen en over ons kunnen instorten en ons bedelven.”

Door onze aandacht daarvan af te leiden verhult dit proefschrift dat extreem rechts in Nederland al aan de macht is.

Het besproken proefschrift van Nikki Sterkenburg is Van actie tot zelfverwezenlijking: routes van toetreding tot radicaal- en extreemrechts. De journalistieke editie van dit proefschrift verscheen bij uitgeverij Das Mag onder de titel Maar dat mag je niet zeggen. Een nieuwe generatie radicaal- en extreemrechts.