Wat heeft de New York Times tegen Ayaan Hirsi Ali?

Ayaan-Headshot-Birthday
Ayaan Hirsi Ali

door Douglas Murray

Ayaan Hirsi Ali laat zich niet zomaar cancellen. Ze heeft de brute moord op Theo van Gogh overleefd, trotseert al twee decennia ernstige bedreigingen aan haar adres en is uit meer landen gevlucht dan veel andere mensen ooit bezocht hebben. Misschien is het wel juist daarom en niet desondanks dat ze zo’n weerzin wekt bij mensen uit de progressieve hoek – althans zo heette die hoek vroeger.

Hirsi Ali bracht dezer dagen een nieuw boek uit. Prey (Prooi) is een gedegen, zorgvuldige en moedige analyse van ‘immigratie, de islam en de erosie van vrouwenrechten’ (zo luidt de ondertitel). In dit boek stelt ze problemen aan de orde die de meeste mensen liever uit de weg gaan: de gruwelen als gevolg van de massa-immigratie in Europa in de afgelopen decennia. Bijvoorbeeld al het gruwelijks dat wij wel eufemistisch aanduiden als ‘lover boy’-problematiek.

Prey is een inzichtelijk boek, vol gegevens die Hirsi Ali heeft weten op te diepen uit allerlei westerse landen die zelf alles liever deden dan over zulke onderwerpen gegevens verzamelen. Hirsi Ali trekt geen extreme conclusies. Haar oordeel is gematigd en gedetailleerd, en in de meeste landen zal het gezonde verstand van het grote publiek min of meer op diezelfde lijn zitten.

Debat over massa-immigratie is onmogelijk gemaakt

Helaas krijgt dat gezonde verstand zelden zendtijd, want een kleine groep linkse vernieuwers heeft er in de afgelopen twintig jaar alles aan gedaan om te voorkomen dat nieuws, feiten en discussies over dit onderwerp naar buiten kwamen. De afgelopen twintig jaar hebben alle West-Europese landen hun ogen gesloten voor de mogelijke consequenties van massa-immigratie uit moslimgemeenschappen. Veel mensen mengen zich vanwege die censuur liever niet in dit debat, ook politici niet die het verschil zouden kunnen maken.

Er is een patroon ontstaan waarin je ervan wordt beschuldigd ‘extreemrechts’ te zijn of ‘onverdraagzaam’ als je het waagt je af te vragen of het importeren van grote aantallen voornamelijk mannelijke migranten uit cultureel – uhm – andere culturen al dan niet consequenties heeft. Als je blank bent, word je ‘racistisch’ genoemd, en als je zwart bent ook, of nog erger.

Af en toe komt wel ter tafel dat deze kwesties op een gegeven moment op ‘verantwoorde’ wijze bespreekbaar gemaakt moeten worden. Maar dat langverwachte moment komt nooit en telkens als iemand deze kwesties opwerpt, treedt hetzelfde mechanisme in werking: een kleine groep linkse en islamistische activistische vernieuwers duikt op om de discussie vakkundig de kop in te drukken.

Acties tegen Hirsi Ali’s boek

De afgelopen dagen is dit proces ook in werking getreden tegen Ayaan Hirsi Ali. Zodra haar boek in Amerika uitkwam, werd het in The New York Times in een – voor die krant zo kenmerkend – onzorgvuldig stuk de grond in geboord. Er werd druk uitgeoefend om lezingen van Hirsi Ali, zelfs digitale, niet door te laten gaan. De Council on American-Islamic Relations en andere moslimgroeperingen voerden actie tegen het boek. En obscure communistische activisten als Maryam Namazie, die beweert actie te voeren tegen het islamisme, streden nu zij aan zij met de islamisten om Hirsi Ali uit te schakelen. Ze verweten Hirsi Ali dat zij ‘regressieve’ opvattingen had, alsof je ‘progressieve’ communistische opvattingen moet hebben of anders maar beter helemaal geen.

Maar al met al sprong de hetze van de New York Times tegen het boek van Hirsi Ali het meest in het oog. En dus moeten we hier maar eens laten zien hoe vals dat stuk eigenlijk is, en hoe overduidelijk de auteur, ene Jill Filipovic, er een verborgen agenda op na houdt.

Heeft recensent pagina 162 niet gehaald?

In de recensie probeert Filipovic voortdurend Hirsi Ali’s persoonlijke verhaal tegen haar in stelling te brengen. Ze noemt Hirsi Ali bijvoorbeeld ‘een asielzoeker die oproept om een einde te maken aan het huidige asielbeleid’. Het is een vreemd wapen om tegen Hirsi Ali in te zetten, alsof de auteur van Prey haar eigen verhaal heeft proberen te verbergen. Daar is geen kwestie van, getuige Hirsi Ali in haar eigen boek:

Als immigrant en voormalig asielzoeker van Somalische afkomst ben ik pro immigratie. Ik heb er geen bezwaar tegen dat mensen hun boeltje pakken, hun huis verlaten en proberen hun situatie te verbeteren. Ik begrijp helemaal waarom ze dat zouden willen doen, want ik heb het zelf gedaan. Ik maak me wel zorgen over de instelling waarmee sommige van die mensen in hun nieuwe land aankomen, over het gedrag dat deze houding aanwakkert bij een minderheid van de migranten, en over het schijnbare onvermogen van westerse landen om te begrijpen hoe ze met de daaruit voortvloeiende problemen moeten omgaan. In feite laat het Westen migranten in de steek door de weigering jonge mannen voor te bereiden op de cultuur-clash die ze zullen doormaken, en door vervolgens ook te weigeren die jongens verantwoordelijk te houden voor hun gebrek aan zelfbeheersing.

Heeft Filipovic pagina 162 van het boek dat ze moest recenseren, niet gehaald? Of paste de tekst op die pagina simpelweg niet bij haar – en haar werkgevers – wens om Hirsi Ali af te serveren?

Filipovic schuift met citaten

Er zijn meer van dat soort fouten te vinden in Filipovic’ slordige schetsje. Zo schrijft ze over Hirsi Ali:

De oplossingen die zij aandraagt behelzen onder andere meer politie op straat, strengere straffen en inbreuk op de privacy. En hoewel ze zegt dat ze ‘diep heeft nagedacht over de schijnbare paradox die zich voordoet als je restrictieve middelen wilt gebruiken om liberale doelen te bereiken’, besluit ze uiteindelijk dat het doel hier toch heus de middelen heiligt zelfs ‘door privacy geobsedeerde Duitsers’, stelt ze, zouden uiteindelijk videobewaking, kunstmatige intelligentie en gezichtsherkenningstechnologie wel accepteren in ‘probleemwijken’.

Deze samenvatting past werkelijk in de verste verte niet bij de inhoud van het boek in kwestie. Hirsi Ali’s aanhoudend kritische opstelling ten aanzien van de in te zetten middelen, inclusief bewakingstechnologie, laat Filipovic, omdat het haar niet goed uitkomt, voor het gemak steeds buiten beschouwing. Dus Filipovic schuift wat met Hirsi Ali’s citaten om haar betoog verkeerd voor te stellen. Op pagina 264 van Prooi schrijft Hirsi Ali:

Niet alleen een autoritair regime als dat in China kan cameratoezicht, gezichtsherkenningstechnologie en kunstmatige intelligentie gebruiken om de eigen bevolking in de gaten te houden. Opvallend genoeg is de veiligheid in het Verenigd Koninkrijk, en ook die in Israël, al voor een groot deel afhankelijk van dergelijk cameratoezicht. Zulke oplossingen lijken misschien onverteerbaar voor Duitsers die geobsedeerd zijn door privacy, maar er valt zeker iets voor te zeggen om zulke middelen beperkt toe te passen in probleemwijken. Toen het stadsbestuur de burgers in Tübingen vroeg of ze videobewaking en meer politie op straat wilden accepteren in ruil voor meer veiligheid, was een grote meerderheid van die burgers daartoe bereid. Technologie is van belang. Maar niets kan mensen met expertise vervangen. Nationale en regionale politiediensten hebben speciale eenheden nodig die zich inzetten voor de bescherming van vrouwen en meisjes, en natuurlijk ook voor de joodse gemeenschap, LGBTQ-groepen en ex-moslims.

De vraag is alweer of Filipovic niet zo ver heeft doorgelezen? Eist de NYT niet dat de recensent die is ingehuurd om het vuile werk te doen, het boek in kwestie ook helemaal uitleest? Blijkbaar niet.

Hirsi Ali wil asielstelsel niet afschaffen maar hervormen

Elders schrijft Filipovic:

Hirsi Ali stelt voor om het huidige asielbeleid af te schaffen, beleid dat een veilige haven biedt aan wie vervolgd wordt.

Dat stelt Hirsi Ali helemaal niet. Op pagina 209 van Prey kan de lezer lezen over haar verlangen naar een hervorming van het ‘migratie- en integratiebeleid… dat in de huidige opzet gedoemd is te mislukken’.

En op pagina 256 schrijft ze:

Ik heb gebruik kunnen maken van het asielstelsel en van een succesvol integratieprogramma. Ik ben twee keer in mijn leven geëmigreerd. Ik zou een vreselijke hypocriet zijn als ik mij aan zou sluiten bij de voorstanders van deportatie en van immigratiebeperking. Graag zou ik juist veel andere mensen willen zien die net als ik de kansen grijpen die ook ik gegrepen heb, en die bijdragen, zoals ik dat denk ik ook gedaan heb, aan het succes van de westerse vrije samenleving. Maar zonder drastische hervormingen van de Europese immigratie- en integratiesystemen gaat dat niet gebeuren.

Op pagina 258 zegt Hirsi Ali:

Het wereldwijde asiel- en vluchtelingensysteem is niet langer toereikend. Dat systeem is voor mij heel goed geweest en ik zeg dit alles dus niet lichtvaardig. Maar de realiteit is dat dit verouderde asielstelsel niet langer opgewassen is tegen de uitdagingen van massaal geweld en wereldwijde migratie.

De meeste politici in Europa (op links en op rechts) zullen het wel met deze stelling eens zijn. Alleen iemand bij de NYT die vanuit de verte en zonder vinger aan de pols dit alles aanschouwt, iemand die de dagelijkse problemen niet van dichtbij meemaakt, kan doen alsof zulke problemen alleen bestaan in de verbeelding van de auteur die ze van haar baas door het slijk moet halen.

En op pagina 259:

Als iemand die zelf het asieltraject heeft doorlopen en als tolk heeft gefungeerd voor tientallen andere asielzoekers, begrijp ik wat asiel als legale basis voor migratie zo aantrekkelijk maakt. Maar waarom zou je geen economische migrant kunnen zijn op zoek naar een beter leven? We moeten die kunstmatige indeling loslaten, het onderscheid tussen asielzoekers, vluchtelingen en economische migranten.

‘Een staalharde, zeer intelligente vrouw’

Heel soms probeert Filipovic de indruk te wekken dat haar eigen kijk op Hirsi Ali eerlijk en evenwichtig is. Op een gegeven moment beschrijft ze haar met tegenzin als ‘een staalharde, zeer intelligente vrouw’. Eén keer geeft ze zelfs toe dat ze Hirsi Ali op een bepaald punt misschien wel gelijk moet geven:

Zelfs een lezer zoals ik een lezer die wat vrolijke godslastering zeker kan waarderen, een lezer die hunkert naar meer secularisme en onverbloemd atheïsme, en die misogyne fundamentalisten, om het even van welke godsdienst, graag aan de schandpaal genageld ziet.

Maar natuurlijk weet de recensent te ontsnappen. Ze probeert gelijke afstand te houden van Hirsi Ali en van de fundamentalisten op wie die kritiek heeft. Filipovic schrijft:

Net als de fundamentalistische religieuze opvattingen die zij en ik allebei verafschuwen, is Prey te absolutistisch om geloofwaardig te zijn.

Door dit alles blijft de lezer met een paar vragen zitten. Niet alleen met de vraag waarom Filipovic een ander boek lijkt te hebben gelezen dan het boek dat ze had moeten recenseren, maar ook vraagt hij zich af wat volgens mensen als Filipovic nou eigenlijk de oplossing is voor de problemen die Hirsi Ali schetst. Zijn die problemen er wel? Zo ja, wat kunnen we er dan aan doen, als we de mensen die erover praten niet langer het zwijgen willen opleggen? De recensent beweert een hekel te hebben aan fundamentalistische religieuze opvattingen, maar ze heeft een nog grotere hekel aan iedereen die kritiek heeft op die opvattingen.

Racisme leeft vrolijk door in de NYT

Hoe zou dat komen? Nu zal ik eens de NYT-methode hanterenen op zoek gaan naar de allersimpelste en onaardigste verklaring. Zo komt er wel een mogelijkheid in me op. En dat is een mogelijkheid die voortkomt uit de krant waar Filipovic voor schrijft.

De afgelopen tijd heeft de NYT – meer dan enige andere reguliere krant – geworsteld met een vreselijk racismeprobleem binnen de eigen gelederen. De krant heeft schrijvers ingehuurd die openlijk racistische opmerkingen maken (Sarah Jeong) en andere mensen ontslagen wegens vermeend racistisch taalgebruik.

Ik weet niet waarom het bij de NYT elke maand raak is met interne racismeschandalen, maar ik denk dat ik maar gewoon moet accepteren dat de krant in kwestie een racismeprobleem heeft. En ik veronderstel dat we een stuk als dat van Filipovic in dit licht moet lezen.

Filipovic lijkt te denken dat Ayaan Hirsi Ali, omdat ze een zwarte immigrant is van islamitische afkomst, maar één soort dingen mag zeggen. Wanneer ze iets anders zegt, moet de voormalige Amerikaanse topkrant haar woorden verdraaien. De krant moet de mening van die vrouw dan wegmoffelen, haar belasteren en monddood maken. Dat zijn allemaal gemeenplaatsen uit de geschiedenis van het racisme. En ik heb de indruk dat de geschiedenis van het racisme nog vrolijk doorleeft in de New York Times. Uiteraard onder het mom van ‘antiracisme’.

Douglas Murray is adjunct-hoofdredacteur van het Britse weekblad The Spectator, waarin dit artikel eerder gepubliceerd is.

Vertaling Willy Hemelrijk