We zijn nu allemaal ‘diep-socialistisch’

mark-rutte-karl-marx

Buiten oorlogstijd is het nog nooit vertoond dat de gehele ‘vrije’ wereld tegelijkertijd is overgegaan tot verregaande vrijheidsbeperkingen voor haar burgers. Misschien moeten we blij zijn: ook onze democratieën maken nu deel uit van de wereldorde waarin nauwelijks of geen wettelijke beperkingen gelden ten aanzien van de machtsuitoefening door de staat.

De meeste burgers accepteren deze machtsgreep omdat ze er vanuit gaan dat hij met de beste bedoelingen wordt gepleegd. Ik ben de afgelopen weken menig hondenuitlater tegengekomen in Amsterdam die tegen me zei, ‘ach ja, ’t is effe niet anders, ‘t is voor een goed doel!’

Ik heb daar een wat andere mening over, maar laten we niet flauw doen en er inderdaad even vanuit gaan dat Rutte en zijn collega’s ons daadwerkelijk aan hun dictaten onderwerpen om de zwakken, de kwetsbare ouderen in dit geval, te beschermen. Wat we hieruit kunnen afleiden is dat in onze democratie het socialisme heeft gezegevierd over het liberalisme. De Broederschap heeft het gewonnen van De Vrijheid.

Alle belangen ondergeschikt maken aan het beschermen van zwakkeren is per slot van rekening de ultieme socialistische gedachte. ‘Van ieder volgens zijn vermogen, aan ieder naar zijn behoeften,’ zoals Karl Marx het verwoordde.

Wie het waagt om te suggereren dat bijvoorbeeld economische belangen ook mee zouden moeten wegen in de besluitvorming, laat staan dat individuele keuzevrijheid zou moeten prevaleren boven collectieve quarantaine, wordt weggezet als ongevoelige egoïst. Op Twitter kreeg ik te horen dat ik voor ‘survival of the fittest’ ben omdat ik me tegen de lockdown verzet.

Mark Rutte zei niet voor niks, goedkeurend, in het parlement, begin april: ‘We zijn natuurlijk een land dat in de kern diep-socialistisch is.’

Moreel superieur

Dat het zover is gekomen, hoeft niet te verbazen. Gelijkheid en Broederschap stonden altijd al op gespannen voet met Vrijheid – en ze worden al heel lang als moreel superieur gezien aan Vrijheid.

De democratie kun je in zekere zin zien als een compromis tussen Vrijheid enerzijds en Gelijkheid en Broederschap anderzijds. Maar er kan geen misverstand over bestaan dat de Vrijheid voorwaardelijk is, ondergeschikt aan het ‘algemeen belang’. Dat we nog wel enige vrijheid hebben, heeft vooral te maken met praktische overwegingen. In de praktijk is gebleken dat 100% socialisme economisch niet goed uitpakt. Daar zijn mensen toch weer ‘te zelfzuchtig’ voor. Daarom laten we nog een beetje hebzuchtig kapitalisme in stand: om de goederen te produceren. Het socialisme is er vervolgens om ze te herverdelen. 

De vrijheid die ons in dit systeem gegund is, is echter geen onvervreemdbaar recht. Hij reikt zover de democratie – de wil van de meerderheid – het toelaat. Het is een gift van de overheid, die ook weer kan worden ingetrokken.

Hetzelfde geldt voor de veelgeprezen ‘rechtstaat’. Ook die is ondergeschikt aan het algemeen belang dat door de overheid wordt vertegenwoordigd. Onze rechters voeren uit wat de overheid hen opdraagt. Sla er de Grondwet maar op na. Bij vrijwel elk recht dat daar wordt genoemd, wordt erbij gezegd dat het geldt ‘behoudens wettelijke beperkingen’.

Onvervreemdbaar

Dit impliceert dat ons democratische stelsel in de kern een socialistisch systeem is, en dat we het pad van het klassieke liberalisme, zoals dat ontstond in de 18e eeuw, definitief hebben verlaten.

Volgens de klassiek-liberale denkers uit de 18e en 19e eeuw was de staat er voor het individu, niet andersom. Om de individuele vrijheid van de burger te waarborgen, niet om het ‘algemeen belang’ te dienen. Deze visie vind je bijvoorbeeld terug in de woorden van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring:

‘Wij beschouwen deze waarheden als vanzelfsprekend: dat alle mensen als gelijken worden geschapen, dat zij door hun schepper met zekere onvervreemdbare rechten zijn begiftigd, dat zich daaronder bevinden het leven, de vrijheid en het nastreven van geluk.

Dat, teneinde deze rechten te garanderen, regeringen onder de mensen worden ingesteld, die hun rechtmatige bevoegdheden ontlenen aan de instemming der geregeerden; dat, telkens wanneer enige regeringsvorm met deze doeleinden in strijd komt, het volk het recht heeft hem te veranderen of teniet te doen en een nieuwe regering in te stellen …’

Die ‘onvervreemdbare’ rechten waar de grondleggers van de Verenigde Staten over spraken, bestaan niet meer in onze democratie – ook niet in de Amerikaanse democratie. Het recht op leven, vrijheid en streven naar geluk – het zelfbeschikkingsrecht – moet wijken als het ‘algemeen belang’ dat vraagt.

In het geval van de corona-crisis is dat heel letterlijk gebeurd. Alle burgers zijn aangemerkt als potentieel gevaar voor de samenleving en mogen derhalve niet meer over zichzelf beschikken.

Zoals gezegd beschouwen veel mensen dit als vooruitgang, omdat zij het socialisme als moreel hoogstaander zien dan het liberalisme. Ook hedendaagse VVD-‘liberalen’ zien dat zo. Zij pleiten meestal voor een tikje meer Vrijheid en een beetje minder Broederschap dan de sociaaldemocraten, maar – zie Mark Rutte – ook voor hen geldt: Gelijkheid en Broederschap moet, Vrijheid alleen als het kan.

Hoogste waarde

Maar hoe moreel is socialisme werkelijk? En hoe amoreel is liberalisme? Klassiek-liberale denkers uit vroeger tijden beschouwden Vrijheid wel degelijk als een moreel ideaal. Voor hen was vrijheid zelfs de hoogste waarde. Het streven naar Gelijkheid en Broederschap zagen zij als een bedreiging voor het zelfbeschikkingsrecht van het individu, juist omdat het onvermijdelijk dwang met zich meebrengt.

Vrijheid betekende voor hen ook niet ‘egoïsme’, je eigen gang gaan ten koste van anderen. Integendeel, zelfbeschikkingsrecht impliceerde respect voor het leven, de vrijheid, de keuzes van anderen. Plus de verantwoordelijkheid om in je eigen levensonderhoud te voorzien en dat van je naasten. Socialisme zagen zij daarentegen als immoreel, omdat het de meerderheid in staat stelt de rechten van het individu te schenden en omdat het mensen een claim geeft op de arbeid van anderen.

Socialisten mochten dan beweren dat zij alleen dwang uitoefenden voor het goede doel, ten behoeven van de zwakkeren, de liberalen stelden daar tegenover dat het doel de middelen nooit mag heiligen. Power corrupts and absolute power corrupts absolutely, schreef de Britse liberale denker en politicus Lord Acton in 1887 – lang voordat Lenin, Stalin, Mao, Castro en Pol Pot ten tonele verschenen.

Vrije markt

Dat het liberale economische systeem, de vrije markt, zou leiden tot een ‘survival of the fittest’, was een staaltje socialistische propaganda waar de liberalen niet in geloofden. Voor hen was de vrije markt juist het terrein waarop mensen samenwerken, handelen, tot wederzijds voordeel. ‘De mens, in een beschaafde samenleving, heeft altijd de samenwerking en steun nodig van heel veel andere mensen, terwijl hij in zijn eigen leven slechts vriendschap kan opdoen met een paar mensen,’ schreef Adam Smith. ‘Het is niet op basis van de welwillendheid van de slager, de brouwer, of de bakker dat wij onze maaltijd verwachten, maar op basis van hun eigen belang.’

De Oostenrijkse vrije-markteconoom Ludwig von Mises omschreef de markt als een ‘toestand waarin ik iets aan jou geef om iets van jou terug te krijgen’. Een Latijnse uitspraak van 2.000 jaar geleden, geeft de beste omschrijving van de markt – do ut des – ik geef zodat jij kunt geven. Ik draag iets bij zodat jij iets anders kunt bijdragen. Van hieruit ontwikkelde zich de menselijke samenleving, de markt, vreedzame samenwerking tussen individuen.’

Volgens de liberale economen was het dankzij de zelfverantwoordelijkheid van mensen, die door arbeidsverdeling en handel met elkaar zijn verbonden, dat economische groei ontstaat. ‘Als mensen met elkaar samenwerken op basis van arbeidsverdeling, produceren ze veel meer dan wat ze allemaal apart zouden produceren, als zelfvoorzienende individuen. Alle menselijke beschaving is gebaseerd op dit feit,’ schreef Mises.

Slavernij

De economische voorspoed die ontstond overal waar de vrije markt enigszins wortel schoot, was voor de klassiek-liberale denkers niet alleen maar van ‘praktisch’ nut. Zij beschouwden het ook als een enorme morele verdienste. De toegenomen welvaart leidde ertoe dat voor het eerst in de geschiedenis de grote massa een redelijke levensstandaard kon opbouwen en zelfs dat slavernij overbodig werd.

Deze lessen uit het verleden zijn we blijkbaar vergeten. De deugden die het liberalisme met zich meebrengt – zelfstandigheid, spaarzin, ijver – zijn uit de tijd en de kwalen van het socialisme – afhankelijkheid, dwang, afschuifgedrag – zien we niet meer.

We vragen ons ook niet meer af of de zwakkeren werkelijk zo gebaat zijn bij het socialisme als wordt verondersteld. Wat wordt genegeerd is dat het socialistische systeem ook, en misschien wel juist, ten goede komt aan haar uitvoerders – politici en bureaucraten – en aan degenen die er privileges aan ontlenen: banken, publieke omroepen, de culturele sector, de sociale sector, grote concerns en al degenen die profiteren van subsidies, lucratieve baantjes, en gunstige regelgeving.

De zwakkeren mogen dan op papier bescherming genieten, in de praktijk werkt het systeem voor hen helemaal niet zo goed. Zij hebben te lijden onder werkloosheid, inflatie, hoge belastingen, haperende zorg en onderwijs, gebrekkige bescherming door de politie, een ontoegankelijke rechtsstaat, een allesoverheersende bureaucratie. En ondanks constant stijgende overheidsuitgaven en steeds hogere staatsschulden is hun positie er de afgelopen decennia niet beter op geworden.

Fast-motion

De lockdown maakt dit alles in één klap, als een soort microskosmos van het socialisme, zichtbaar. De gevolgen van het socialisme, die zich anders geleidelijk doen voelen, worden nu ineens in een fast-motion shot zichtbaar: de economische stagnatie, de gebrekkige centrale planning, de werkloosheid, het gebrek aan zorg, en vooral de tweedeling, tussen de welgestelde socialistische functionarissen die het wel redden met hun goudgerande banen en subsidies, en de gepensioneerden, de ZZP’ers, de MKB-ondernemers, de boeren, de van zorg verstoken ouderen, die eraan onderdoor gaan.

Het einde van deze ontwikkeling is niet in zicht. Integendeel. Ondanks waarschuwingen van deskundigen dat lockdown-maatregelen averechts werken, zijn onze overheden niet bereid om ons te laten terug te keren naar ons oude leven. Oh ja, natuurlijk worden de maatregelen nu ‘versoepeld’. Weer een stukje ‘vrijheid’ dat we krijgen als gift van de overheid. Waarvoor we dankbaar horen te zijn.

Maar de overheid behoudt zich nadrukkelijk het recht voor om weer in te grijpen als het ‘nodig’ is. En wie twijfelt eraan dat het in de toekomst veel vaker nodig zal zijn? En dan heb ik het nog niet over de enorm toegenomen economische macht van de staat, die nu de totale economie onder haar hoede heeft.

Je hoeft geen genie te zijn om in zien dat deze machtsgreep niet tijdelijk zal zijn. We zijn al aardig dicht bij het eindpunt op de Weg naar Slavernij die de liberale econoom Friedrich Hayek in 1944 beschreef in zijn gelijknamige boek. Als we het nieuwe normaal braaf accepteren, is er geen weg terug uit het socialisme, vrees ik.

Maar misschien is die er sowieso al niet meer. We zijn immers al een ‘diep-socialistisch land’, volgens onze liberale premier.