Milieudefensie wil met ‘soft law’ haar klimaatjuk aan de burger opleggen

Milieudefensie is in de klimaatzaak tegen Shell in cassatie gegaan bij de Hoge Raad. Bij de hoogste rechter probeert Milieudefensie alsnog de olie-industrie te knechten en haar klimaatjuk op te leggen. Daartoe beweert zij dat Shell verplicht is de emissies van haar klanten drastisch te verminderen ook al heeft dat geen enkel positief effect op het risico van ‘gevaarlijke klimaatverandering.’ Daarover ging mijn vorige stuk.
Milieudefensie maakt in cassatie echter nog een ander argument dat de wenkbrauwen doet fronsen. Het Gerechtshof heeft terecht vastgesteld dat er slechts een gemiddelde reductienorm is gesuggereerd voor 2030, maar geen specifieke norm voor aanbieders van fossiele brandstoffen. Milieudefensie stelt nu dat zo’n norm uit zogeheten ‘soft law’ zou moeten worden afgeleid.
Shell zou ook emissies van klanten moeten verminderen
‘Soft law’ is echter geen wet, maar de wens van organisaties en personen die geen democratische legitimatie hebben en hun klimaatmoraal tot wet willen verheffen. Dat de milieuclub denkt met dit argument de Hoge Raad te kunnen verleiden het oordeel van het Hof opzij te zetten, is veelzeggend, maar als je miljoenen in kas hebt voor klimaatzaken dan moet je toch iets.
Milieudefensie eist dat Shell tegen 2030 niet alleen de eigen emissies en die van leveranciers maar ook de emissies van haar klanten met tenminste 45% zal verminderen. Dit zou nodig zijn om ‘gevaarlijke klimaatverandering’ te voorkomen. Shell, hoewel geen overheid, zou op grond van het recht op leven, waarin een recht op een veilig, stabiel klimaat besloten zou liggen, en de burgerrechtelijke gevaarzettingstheorie de plicht hebben om de eigen emissies en die van leveranciers en klanten drastisch te verminderen.
Het Hof heeft de vordering van Milieudefensie afgewezen omdat er, naast het gebrek aan enig nuttig effect van het gevorderde bevel, geen specifieke emissiereductienorm voor Shell valt aan te wijzen. Naar het oordeel van het Hof, is er noch in het recht noch in de wetenschap steun te vinden voor de 45% (of enig ander percentage) emissiereductie in 2030 die Milieudefensie heeft gevorderd. Dat percentage zou moeten gelden voor de emissies van alle klanten van Shell, een groot deel van de Nederlandse bevolking dus; Shells eigen emissies en die van leveranciers zullen, zoals het Hof heeft vastgesteld, in 2030 met meer dan 45% afgenomen zijn.
In 2019 had Urgenda succes bij de Hoge Raad, die de staat veroordeelde om de uitstoot van broeikasgassen per eind 2020 met minstens 25% te verminderen. Dus Milieudefensie denkt daarom aan het Korte Voorhout ook een feestje te kunnen bouwen. De zaak van Milieudefensie is evenwel niet tegen de staat en dat is een belangrijk verschil.
Mensenrechten, de kapstok voor alle progressieve doelen
Milieudefensie heeft 150 pagina’s tekst bij de Hoge Raad ingediend, maar liefst vijf maal zoveel als normaal is toegestaan. Als je zulke lappen tekst nodig hebt om de juridische merites van je zaak te bepleiten, dan hebben de argumenten kennelijk veel woorden nodig om enigszins overeind te blijven. Het is een sofistisch stuk met een sterk emotioneel appèl, veel herhaling van zetten, gekunstelde argumentatie en tal van trucs om van feitelijke kwesties juridische kwesties te maken. Wat ontbreekt is harde juridische onderbouwing.
Uiteraard grijpt Milieudefensie naar de kapstok voor alle progressieve doelen, de mensenrechten, die haar door de Hoge Raad zelf is aangereikt. Op basis van een sciëntistische redenering die begint met het recht op leven heeft het Hof geoordeeld dat Shell de plicht heeft om de emissies terug te brengen in lijn met de 1,5 graden waarnaar het Parijse klimaatakkoord verwijst.
Rechter mag geen reductiepercentage uit de lucht grijpen
Milieudefensie klaagt nu dat het Hof dit mensenrecht op een ‘veilig 1,5 graden klimaat’ niet effectief heeft beschermd, want het Hof zegt wel dat Shell de uitstoot van zijn klanten moet verminderen, maar niet met hoeveel procent. Hoe onbenullig dit argument is blijkt uit het feit dat het Hof heeft vastgesteld dat het door Milieudefensie gevraagde bevel dit recht niet effectief kan beschermen; het vaststellen van een percentage zal dus geen zier helpen.
Dat Shell de uitstoot van zijn klanten zou moeten verminderen is twijfelachtig, omdat het toch vooral de verantwoordelijkheid van die klanten is, niet van Shell, en drastisch versnelde emissiereductie enorme kosten en nadelen veroorzaakt. Maar zelfs indien dit oordeel juist is, dan nog mag de rechter niet zelf een percentage vaststellen. De rechter mag immers een abstracte juridische plicht niet in concreto beschermen door een percentage uit de lucht te grijpen, ook niet door te claimen dat minimum-bescherming noodzakelijk is. Dit zou ook tegen de machtenscheiding indruisen en van de rechter een illegitieme wetgever maken.
Veel mensen- en grondrechten zijn abstract en vestigen geen kwantitatieve minimum-aanspraak. In de Nederlandse grondwet staan een recht op huisvesting en een recht op gezondheidszorg. Dit zijn vooral ‘instructienormen’ voor de overheid die niet door de rechter kunnen worden afgedwongen. Indien er een recht op een veilig, 1,5 graden klimaat is, zou het ook om zo’n instructienorm gaan.
Milieudefensie suggereert nog terloops dat 45% (of eventueel 35 of 25%) een minimaal ‘fair share’ is en dat de rechter niet bang hoeft te zijn dat dit teveel gevraagd is. Dat is een loze belofte want Milieudefensie zegt niets over de kosten, lasten en nadelen voor de burger en de economie, noch iets over wat ‘fair’ in rechte zou kunnen betekenen. De rechter houdt zich beter verre van dit soort ideologische en politieke afwegingen.
‘Soft law’ is geen wet
Milieudefensie doet voorkomen alsof een emissiereductie-percentage zou kunnen worden afgeleid uit een samenraapsel van ‘soft law’ en wetenschappelijke rapporten, die alle gebaseerd zijn op aannames, scenario’s en modellen. Daarmee suggereert Milieudefensie dat eindeloze herhaling van een klimaatwens door de klimaatbeweging goedgezinde organisaties van die wens een wet of norm zou kunnen maken. ‘Soft law’ is echter geen wet en kan in het algemeen geen juridische plicht genereren.
Zelfs met een klimaatactivistische inslag kun je op die ‘soft law’ geen percentage van 45% voor Shell baseren; het staat er gewoon niet in. Milieudefensie verwijst nog wel naar een onuitgewerkt ‘net zero scenario’ van het Internationaal Energie Agentschap, maar een scenario is niet meer dan een mogelijke toekomst bedoeld voor beleidsontwikkeling en heeft met wet en recht niets uit te staan.
Milieudefensie grijpt ook nog naar de open norm van maatschappelijke zorgvuldigheid. Shell zou ook op die basis verplicht zijn de emissies van haar klanten tegen 2030 met 45% te reduceren. Dat argument verliest echter kracht wanneer de gevolgen van deze eis in de beschouwing worden betrokken. Hoe zorgvuldig is het om opzettelijk energie-armoede en welvaartsverlies te veroorzaken?
De onvoorzienbare energietransitie
Er is een goede reden waarom wetgevers en zelfs de EU het niet aangedurfd hebben om producenten en verkopers van fossiele brandstoffen aan specifieke emissiereductiepercentages te onderwerpen. Die reden is simpel en ingegeven door het voorzorgsbeginsel dat Milieudefensie ook inroept: hoe en hoe snel de energietransitie zal verlopen, is volstrekt onvoorzienbaar en fossiele brandstoffen zullen in onbekende hoeveelheden nog een hele tijd broodnodig zijn.
Een rechter die denkt beter te weten begeeft zich dus op glad ijs en zou onbedoeld wel eens de burger onder de bus kunnen gooien en de economie van Nederland de nek omdraaien. Het leerstuk van gevaarzetting waarop Milieudefensie haar vordering baseert, vereist kosten-baten analyse voor preventiemaatregelen. Dat de eventuele baten van de drastisch versnelde emissiereductie die Milieudefensie eist, niet opwegen tegen de enorme kosten, zal de Hoge Raad na lezing van de relevante economische studies snel duidelijk zijn.
Milieudefensie heeft voor het Hof hard op de trommel van de wetenschap geslagen. Omdat in het recht niets te vinden bleek behalve algemene, open normen en beginselen, was wetenschap, aangevuld met rapporten van internationale organisaties, noodgedwongen de fundering van de vorderingen van Milieudefensie. Het Hof kon in de wetenschap echter geen steun vinden voor de gevorderde 45% reductie.
De overwegingen van het Hof zijn niet problematisch om de reden dat het geen 45% heeft kunnen vinden, maar omdat het suggereert dat de wetenschap zulke normen zou kunnen voorschrijven en de rechter die normen dan dwingend zou kunnen opleggen. Dat is echter zuiver sciëntisme en strijdt met het Nederlandse rechtssysteem. Hopelijk komt dat argument voor de Hoge Raad aan de orde.
Boterzacht recht
Bij de Hoge Raad klaagt Milieudefensie nu ook over het eigen sciëntisme. Het Hof had volgens de milieuclub ook naar VN-rapporten en ‘soft law’ bronnen moeten kijken, hoewel geen van die bronnen de vraag beantwoordt, of zelfs maar kan beantwoorden, of Shell de juridische plicht heeft tot 45% emissiereductie.
Een specifieke rechtsnorm en een eenduidig percentage voor een onderneming kunnen niet afgeleid worden uit een mengsel van wetenschap die niet normatief kan zijn en vage, deels morele regels die veelal voor politieke – en beleidsdoelen geschreven zijn. Het Hof heeft overigens wel degelijk rekening gehouden met de internationale regels maar kwam zo slechts tot een vage algemene plicht, niet tot een emissiereductiepercentage voor een onderneming.
De conclusie van het Hof dat Shell niet een specifiek reductiepercentage kan worden opgelegd is volkomen logisch, want de rechter mag dit soort politieke beslissingen niet nemen – de machtenscheiding staat daaraan in de weg. Politieke kwesties behoren bij de politiek, niet bij de rechter.
De verdeling van het resterende koolstofbudget, indien en voor zover dit frame aanvaardbaar en juridisch relevant wordt geacht, is een kwestie van democratische besluitvorming op basis van politieke voorkeuren, niet van rechterlijke hoogmoed op basis van subjectieve morele voorkeuren. Dat Milieudefensie een dusdanig beperkte theorie van machtenscheiding poneert dat de rechter met een beroep op de maatschappelijke zorgvuldigheid van ondernemingen min of meer alles mag eisen, doet daaraan niet af.
Niet toegeven aan klimaatdrammerij
Het zal niemand verbazen dat het rijke Milieudefensie blijft drammen bij de rechter om haar klimaatdictaat op te leggen. De rechter heeft haar 1 vinger gegeven en nu wil zij de hele hand.
Het plan om met ‘soft law’ de Nederlandse samenleving het klimaatjuk op te leggen, is echter doorzichtig. Dat wil niet zeggen dat de burger gerust kan zijn dat de Hoge Raad gehakt maakt van het pleidooi van de milieuclub.
Daarom valt het te hopen dat de Stichting Milieu en Mens, die vorige week bij de Hoge Raad een verzoek tot voeging indiende, ook nu weer de stem van de burger mag vertolken.
Dr. Lucas Bergkamp, LL.M., is arts en advocaat te Brussel. Hij treedt op als deskundige voor de Stichting Milieu en Mens in de ‘klimaatzaak van de eeuw.’
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee? Kijk HIER. Hartelijk dank!