Vlijmscherpe observaties van Pim Fortuyn over Cor Boonstra hadden voorspellende waarde

Bij het overlijden van de voormalig president van Philips, Cor Boonstra, wordt allerwege stilgestaan bij enkele dubieuze aandelentransacties in de nadagen van zijn carrière. Tegen Boonstra werd ruim twintig jaar geleden strafrechtelijke vervolging ingesteld. Hoe kwam die zaak aan het rollen? Pim Fortuyn speelde – in zijn rol als columnist van weekblad Elsevier – daarbij een rol van betekenis.
Op 1 augustus 1998 verscheen Fortuyns wekelijkse column onder de titel Tóth. Fortuyn hekelde de zakenvrouw die haar uitzendbureau voor veel geld had verkocht, haar personeel niet liet meedelen in de boekwinst van 225 miljoen gulden en mooie sier maakte door donaties aan charitatieve instellingen publiek te maken.
‘Meneer is verliefd als een bakvis’
Fortuyn hekelde ook haar relaties met ‘machtige mannen, die op het toppunt van hun macht zijn, maar feitelijk al “over de hill” zijn’. Fortuyn noemde er een paar en stelde: ‘nu als jongste loot aan haar stam Cor Boonstra in zijn nadagen als president van Philips’. Verderop: ‘Philips president Boonstra is nu aan de beurt en dat is een grof schandaal.’
Fortuyn vond het aanstootgevend ‘dat een man in zo’n functie zich hiervoor leent’. En: ‘Meneer is verliefd als een bakvis. (…) Een volstrekt gebrek aan discipline en verantwoordelijkheidsbesef ongegeneerd publiekelijk tentoongesteld. Boonstra is nu nog te verliefd om te beseffen hoe dit voor hem afloopt. Dat is zijn zaak. Philips bewijst hij er ondertussen een slechte dienst mee.’
Hoofdredacteur van Elsevier was op dat moment HJ Schoo. Hij overleed in 2007. Sommige oud-redacteuren staat de column nog helder voor de geest, vooral omdat er grote ophef over ontstond. De relatie tussen de bekende Nederlanders Boonstra en Tóth werd door de meeste media genegeerd. Gevestigde journalisten beschouwden het als een privé-aangelegenheid. Zij lieten dit smeuïge nieuws aan de roddelbladen.
Dat Fortuyn zijn pen in azijn doopte om het verliefde tweetal te hekelen, was dus bijzonder. Vooral toen hoofdredacteur Schoo de daaropvolgende maandag twee nogal verontrustende telefoontjes kreeg. De advocaten van Tóth en Boonstra meldden zich. Boven de Elsevierredactie hing opeens de dreiging van een smaadproces. Sterker, iedereen wist dat captains of industry over zulke diepe zakken beschikken dat ze het blad kapot konden procederen.
Honorarium
Er werd onderhandeld tussen de advocaten om een rechtsgang te voorkomen en aan het slot kwam er nog een aanvullende eis van mevrouw Tóth: het honorarium van Fortuyn van die week moest ten goede komen aan een goede doelenstichting waarvoor zij zich inzette.
Pim moest dus inbinden. Om hem daartoe te bewegen, was nog niet zo makkelijk. De man meende wat hij schreef. Maar in dit geval koos hij toch maar voor de aftocht. Hij zou in een volgende column een rectificatie plaatsen.
Deemoedig schreef hij toen: ‘Rectificatie Tóth. In mijn column van 1 augustus heb ik grievende en onjuiste opmerkingen geplaatst aan het adres van mevrouw Tóth en de heer Boonstra. Bij dezen bied ik daar mijn verontschuldigingen voor aan. Het honorarium voor die column zal ik overmaken aan het Ronald McDonald Kinderfonds.’
Die laatste zin wekte enige hilariteit op de redactie. Fortuyn verdiende bij Elsevier geen hooglerarensalaris. Hij vond het leuk om columns te schrijven, hij ontleende er een groot deel van zijn bekendheid aan, maar hij verdiende niet meer dan 750 gulden (amper 300 euro) per column. Dat was zulk een schamele beloning dat de bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen zich er geen voorstelling van konden maken.
Radicaal anders denken
Toen Fortuyn op 6 mei 2002 vermoord werd, was iedereen op de redactie aangeslagen. Pim was in de zomer van 2001 de politiek in gegaan en had daarom zijn functie als onafhankelijk columnist moeten neerleggen. Ja, nog één keer een afscheidscolumn.
We misten zijn eigenzinnigheid, zijn creativiteit om radicaal anders te denken dan de andere media, zijn voorgevoel voor dingen die naderhand niet blijken te deugen. Het treffende voorbeeld daarvan was die gewraakte column over Tóth en Boonstra. Fortuyn had in die column weliswaar niet gewaarschuwd tegen handel met voorkennis, maar had wel kritisch geschreven over: ‘Een zeldzame verzameling platitudes en hypocrisie, waarbij zonder mededogen met wie of wat dan ook de eigen, dikwijls geheime agenda nauwlettend in het oog wordt gehouden.’
Dat was in die gewraakte column een knappe voorspelling gebleken.
Want de feiten in de latere rechtszaak tegen Boonstra zijn als volgt.
Op 8 maart 2000 verschijnt Boonstra bij een kantoor van de Belgische KBC-bank in ’s Gravenwezel, een klein dorpje in de grensstreek vlak onder Breda. Boonstra bestelt voor circa een half miljoen gulden aandelen Endemol. Hij rekent deels cash af en deels betaalt hij via een niet op naam gestelde coderekening.
Uiteraard wordt Boonstra door het bankpersoneel met alle egards behandeld. Laat dat maar aan de Vlamingen over! Maar een van de bankemployees is een trouwe lezer van Elsevier en herinnert zich de column van Pim Fortuyn van ruim twee jaar eerder. Hij ziet het verband tussen Boonstra en Tóth. Zij is commissaris bij Endemol. Kennelijk beschikt Boonstra over voorkennis.
Heel ’s Gravenwezel vierde feest
Uit het latere onderzoek van Justitie blijkt dat acht medewerkers van de KBC-bank in ’s Gravenwezel kort daarna flinke bedragen belegden in aandelen Endemol. Ook hun familieleden kregen een insiders’ beleggingsadvies. Volgens latere geruchten in de grensstreek verspreidde de Gouden Tip zich als een lopend vuurtje door het verenigingsleven in dit dorp en omstreken. Menigeen sloeg toe.
En inderdaad, op 17 maart, negen dagen later, werd bekend dat de Spaanse telefoonreus Telefónica een bod zou uitbrengen op Endemol. De aandelen stegen pardoes met de helft. Half en misschien wel heel ’s Gravenwezel vierde die avond feest. Intussen in het Gooi gingen Tóth en Boonstra samen naar een feestje om de overname te vieren. Ze konden daar aangenaam kennismaken met de toppers van het Spaanse telefoonconcern.
Aankooppiek
Na zo’n grote bedrijvenfusie kijkt de beurswaakhond – nu Autoriteit Financiële Markten, destijds Stichting Toezicht Effenctenhandel – altijd even naar opvallende koersbewegingen. Vlak voor de bekendmaking bleek er een aankooppiek te zijn geweest, die voor een opmerkelijk deel te traceren was in het Vlaamse dorpje ’s Gravenwezel. Na onderzoek werd de zaak overgedragen aan het Openbaar Ministerie.
Boonstra zei later op televisie dat hij zich erg ongemakkelijk voelde die avond. Hij bezwoer geen aandelen te hebben gekocht met voorkennis van zijn minnares. Tóth verklaarde onder ede dat zij geen informatie met Boonstra had gedeeld. Zij hadden weliswaar veelvuldig telefonisch contact met elkaar, maar dat ging over privé-dingen.
Justitie vorderde de winst van 250.000 gulden die Boonstra op de transactie had gemaakt. Hij was inmiddels vertrokken bij Philips. Zijn commissariaten bij Heineken en ABN moest hij neerleggen. Zijn glansrijke loopbaan eindigde met een schandaal. Hij vroeg de Belgische nationaliteit aan, volgens de Vlaamse media om te voorkomen dat hij aan Nederland zou worden uitgeleverd.
Dat bleek niet nodig, want Boonstra werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Hij had de schijn tegen, maar dat woog niet op tegen de verklaringen van hem en zijn vriendin. Boonstra werd overigens wel aangepakt in een andere zaak. Hoewel commissaris bij het AH-concern, was hij ‘vergeten’ transacties van AH-aandelen te melden.
Terechte observaties
Pim Fortuyn was in zijn gewraakte column van augustus 1998 misschien onnodig grievend. Achteraf bezien had Elsevier niks moeten rectificeren. Maar het blad werd door de advocaten van vermogende zakenlieden met de rug tegen de muur gezet.
Fortuyn voorspelde géén handel met voorkennis-strafzaak. Natuurlijk niet. Dat zou pas echt beledigend zijn geweest.
Maar zijn vlijmscherpe observaties waren achteraf volledig terecht. Hij stelde: ‘Als je succesvol bent, reiken de imperiale ambities al gauw verder dan het terrein van het eigen bedrijf.’ Dat sloeg op Boonstra en Tóth. Naderhand moeten zij zich voor het hoofd hebben geslagen dat zij rectificatie eisten, in plaats van de waarschuwing ter harte te nemen.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee? Kijk HIER. Hartelijk dank!