De onzichtbare invloed van islamistische netwerken: waarom we Florence Bergeaud-Blackler moeten lezen

Florence Bergeaud-Blackler – geen naam die in de Nederlandse media en in onze politieke arena vaak valt. Voor zover te overzien, krijgt ze eigenlijk alleen aandacht in Wynia’s Week. Toch is deze antropologe van het Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS) iemand die je niet kunt negeren als je wilt begrijpen hoe islamistische netwerken in West-Europa opereren.
Bergeaud-Blackler schreef dikke, bronnenrijke studies over de halal-economie en over de Moslimbroederschap, de beweging die in 1928 door Hassan al-Banna werd opgericht. Die broederschap presenteerde zichzelf als antikoloniaal, won in Egypte in 2012 verkiezingen (met Mohamed Morsi), werd een jaar later door het leger buitenspel gezet en is inmiddels in diverse landen verboden.
Haar in 2023 verschenen boek Le frérisme et ses réseaux, l’enquête is in zijn categorie een bestseller: waar een academische publicatie normaliter 400 tot hooguit 800 exemplaren haalt, ging dit boek in Frankrijk vele tienduizenden keren over de toonbank, werd bekroond en is ook herdrukt in Duitsland. Dat er – zoals bij Ruud Koopmans’ Het vervallen huis van de islam – vooralsnog geen Engelse editie is, zegt vooral iets over de lafheid van uitgevers. Precies daarom verdient haar analyse hier wél een stevig podium.
Kijken achter de façade
Bergeaud-Blacklers kerninzicht na dertig jaar veldwerk is even eenvoudig als ontmaskerend: wat zij ‘frérisme’ noemt, is geen theologische school maar een methode – een operationeel model om invloed te organiseren. Niet het dogma staat centraal maar de strategie: vorm een slimme, goed opgeleide kern, spreek de taal van gelijke kansen en ‘strijd tegen islamofobie’, zet individuele vrijheden (de hoofddoek, religieuze voorzieningen) neer als universele rechten, en bouw zo aan legitimiteit en toegang.
Rekrutering gaat discreet – via familie, bekenden, sportclubs, studentenverenigingen. Het doel is niet luidruchtige revolutie, maar stille verankering: in media, universiteit, beleid en maatschappelijk middenveld. Eerst win je de gelovige, dan diens directe omgeving, dan ga je door naar de werkomgeving en uiteindelijk de partijpolitiek. Het is kaderpolitiek in optima forma – modern, geduldig, en onzichtbaar effectief.
Volgens Bergeaud-Blackler leunt het broederisme op één normatieve interpretatie van de islam en mikt het op geleidelijke transformatie van westerse normen – normen die intussen al verzwakt zijn door postmodern relativisme, permanent activisme en een geïnternaliseerd schuldcomplex. De zichtbare uitkomsten variëren van halal-markten (waarover zij eerder schreef: Le Marché halal ou l’invention d’une tradition, 2017) tot het normaliseren van parallelle normstelsels en het terugdringen van christelijke symboliek in de publieke sfeer. Niet het manifest, wel de procedure. Niet de barricade, wel de beleidsnota. Juist daardoor glijdt het ongemerkt door onze systemen.
In zijn voorwoord wijst Gilles Kepel op de geboorte van het broederisme in de antikoloniale jaren twintig, maar noemt hij 1989 het kanteljaar: de Berlijnse Muur valt (de communistische utopie implodeert), de fatwa tegen Salman Rushdie wordt uitgesproken (voor het eerst treft een doodvonnis een Brits burger), en in Frankrijk ontspint zich het hoofddoekdebat in Creil. Vanaf dat moment wordt Europa expliciet als inzet – als te herdefiniëren ruimte – gezien. Wie 1989 alleen als einde van de Koude Oorlog leest, ziet slechts de helft van de film.
Waarom namen we dit alles zolang niet serieus? Omdat wij religie hebben gedepolitiseerd. Voor ons betekent religie overtuiging; voor de islamistische projectdenkers betekent religie orde. Dat is geen waardeoordeel, maar een feitelijke constatering over systeemlogica.
Bergeaud-Blackler benadrukt dat we de profetische dimensie niet herkennen: geloof met missie, gericht op normatieve inrichting van het samenleven. Wij zien islam nog te vaak als ‘de godsdienst van de Arabische wereld’ en vergeten ondertussen dat het om een beschavingsaanbod gaat – een totaalconcept dat, in fundamentalistische handen, de scheidslijn tussen privaat en publiek doelbewust opheft.
Honing als strategie
Kleis Jager vatte in Wynia’s Week het hart van Bergeaud-Blacklers analyse treffend samen: moslimbroeders zijn theocraten, want de wet van God gaat boven de wet van de mens. Maar ze presenteren die stelling zelden frontaal. Het ‘verbindend discours’ – Wasatiyya, de ‘gulden middenweg’ – is de honing rond de pil. Men wil de islam niet ‘hervormen’ in Europese zin; men wil de Europese blik op de islam hervormen, zodat Europese instituties zich aan de islamitische norm gaan aanpassen.
Daarom is het zo lastig te grijpen: het is geen partij, geen kerk, geen klassieke vereniging. Het is een netwerk-modus. Precies hier gaat onze veiligheidsstaat vaak de mist in: de AIVD ziet ‘lange-termijnrisico’s’ maar te weinig acute dreiging – en dus te weinig prioriteit. Het resultaat: beleid dat zich in slaap laat sussen door woorden als ‘inclusie’ en ‘gelijke behandeling’, terwijl ondertussen de normatieve grond onder onze voeten verschuift.
Benno de Jongh schetste in Wynia’s Week hoe snel islamisering in België en Frankrijk terrein wint. De Belgische politica Assita Kanko noemt het ronduit: Frankrijk wordt van binnenuit ondermijnd door islamistische structuren. President Emmanuel Macron ziet het probleem, maar stuit op het vormloze karakter van het netwerk: geen bureau, geen telefoonnummer. Invloed loopt via sociale media, Koranscholen, huiswerkbegeleiding, moskeeën – kortom via het informele weefsel waar beleid moeilijk grip op krijgt.
Volgens Kanko fungeert Frankrijk als toegangspoort naar België, Duitsland en Engeland. En Nederland? Dat blijft opvallend conflictschuw. We verslinden ‘verbindende’ taal – precies het watermerk van de Broederschap – en houden graag vast aan de mythe dat islam in hoofdzaak ‘de religie van Arabieren’ is. Ondertussen groeit een generatie activisten op die perfect tweetalig is: progressief jargon naar buiten, normatieve orthodoxie naar binnen.
Tien jaar geleden publiceerde Wim van Rooy zijn magnum opus Waarover men niet spreekt. Het is omvangrijk, goed geïnformeerd, en bleek onmogelijk uit te geven boek in België: dat alleen al zegt iets over het onderwerp. Van Rooy typeerde Europa als ‘anemisch’: een continent dat geen vijand meer herkent, verlamd door cultuurrelativisme en postmoderne vermoeidheid. Links-moralistische idee-fixen fungeren als ideologie: achter fraaie woorden wordt het debat afgesloten. Precies die ideologie gebruikt het frérisme om terrein te winnen – juridisch, cultureel, bestuurlijk.
Bergeaud-Blackler beschrijft islam als eentraditie die historisch fluïde was: ze kleurde mee met lokale context, vond praktische compromissen en ontwikkelde variëteit. Die pluraliteit staat onder druk sinds de jaren zeventig, wanneer fundamentalisme wereldwijd institutioneel wortel schiet. Vanaf dat moment verschuift de inzet: geen meebewegen, maar herordenen.
Geen donderprekers
De Moslimbroederschap is hier niet uit de lucht komen vallen. In 1990 riep Yusuf al-Qaradawi op tot de vorming van een islamitische avant-garde en het scheppen van een maatschappelijk ‘klimaat’ waarin de Umma als vanzelfsprekend wordt geaccepteerd. De hedendaagse broeders zijn geen donderprekers pur sang; het zijn influencers met fluwelen handschoenen. Ze voegen zich probleemloos bij het antiracistische kamp, weven zich in bij intersectionele en dekoloniale stromingen en worden zo de strategische motor achter studentenprotesten, campuscoalities en mediation-arrangementen. Gaza-activisme fungeert daarbij als morele hefboom, legitimatie en rekruteringskanaal tegelijk.
Nederland eet nog altijd van twee walletjes: enerzijds willen we de seculiere rechtsstaat, anderzijds geven we multiculturele uitzonderingen weg (van financiering tot voorzieningen), omdat ‘inclusie’ nu eenmaal prettig klinkt. Wie het verbindende discours verwart met wederkerige integratie, ziet niet dat hier een asymmetrisch project aan het werk is.
Onze instituties zijn getraind om open te staan – niet om tegenkracht te organiseren. Precies daarom is de ‘gulden middenweg’ van de Wasatiyya in de praktijk allesbehalve gematigd: ze is strategie. En strategie die wérkt.
Tijd om wakker te worden
Bergeaud-Blackler laat zien hoe een professionele minderheid onze open samenleving kan herformatteren – niet door geweld op straat, maar door vaardig gebruik van onze waarden. Wie dat ‘verbindend’ noemt, speelt semantiek tegen zichzelf. Het frérisme is geen middenweg maar een methode om de middenweg te verleggen.
Frankrijk en België tonen waar dit eindigt wanneer politiek, media en academia blijven huiveren voor helderheid. Nederland loopt het risico dezelfde weg op te gaan – niet omdat we te hard zijn, maar omdat we te zacht zijn op de verkeerde plekken.
Vrijheid vraagt onderhoud. Wie dat vergeet, krijgt vroeg of laat geen vrijheid maar verbindingsplicht – en dat is iets heel anders.
Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!