Atmosfeerwetenschapper Jos de Laat, 5 jaar na corona: ‘Naar mensen die je serieus moet nemen, werd niet geluisterd’

munnik
Atmosfeerwetenschapper Jos de Laat. Beeld: YouTube.

‘Laten we varen op de deskundigheid’, zei premier Rutte in 2020 over het coronavirus. Vijf jaar later blikt journalist Eva Munnik in een reeks interviews kritisch terug op de crisis in Nederland. Met deskundigen, maar niet de deskundigen die we toen steeds in talkshows zagen. Dit keer atmosfeerwetenschapper Jos de Laat: ‘De gezondheidsautoriteiten hielden lange tijd het verkeerde uitgangspunt aan over verspreiding van het virus, een van de grootste fouten in de geschiedenis van publieke gezondheid.’

Jos de Laat, je bent atmosfeerwetenschapper en las de interviews tot nu toe in deze serie. Wat valt jou op?

‘Een gedeeld thema: veel kennis en kunde is niet gebruikt in de coronacrisis. Deskundigen zijn niet betrokken en belangrijke wetenschap onbenut gebleven. Dat de regering zich zo beperkt heeft laten informeren, raakt mij, mede door het soort werk dat ik doe [De Laat werkt bij het KNMI, maar spreekt in dit interview niet vanuit die hoedanigheid – EM]. Dat je je juist op het moment van een grote crisis niet zo breed mogelijk laat informeren, dat je dat proces om brede input te krijgen helemaal niet inricht, heeft me enorm verbaasd. Want dat gebeurt in mijn werk wel continu. Het is normaal dat je ook tijdens een crisis voor brede input zorgt, júíst tijdens een crisis. Maar dat is niet gebeurd bij corona.’

Was dat wel gebeurd, dan waren er dankzij die bredere kennis blunders die gemaakt zijn misschien te voorkomen geweest, denk jij. Vanuit jouw expertise ontdekte je zo’n blunder?

‘Ja. Er was een discussie over hoe het coronavirus zich nu precies verspreidde. Die spitste zich toe op de vraag: gebeurt het op hele korte afstand of kan de verspreiding veel verder door de lucht? Dat koppelt aan atmosfeer, luchtstromen, aerodynamica, dat soort dingen. Dus dat interesseert mij als atmosfeerwetenschapper. Wat me triggerde was een artikel dat ik rond juni 2020 las met een Amerikaanse hoogleraar, directeur van een toonaangevend klimaat-onderzoeksinstituut, waar ze alles weten van verspreiding van deeltjes in de lucht. Zij had het over het belang van de verspreiding van corona in de lucht. Dat zij haar reputatie hieraan verbond, vond ik veelzeggend. Nog een andere Amerikaanse hoogleraar die ik hoog had zitten sprak zich uit. En dichter bij huis, in Duitsland, deed mijn oud-promotor dat ook. Kortom: deskundigen die ik heel serieus nam, committeerden zich eraan: het coronavirus verspreidt zich door de lucht, veel verder dan – bijvoorbeeld – de WHO en het RIVM destijds beweerden.’

In Nederland werd heel lang door de overheid, en door het RIVM en OMT, gezegd dat het virus zich niet door de lucht verspreidde. De ‘dikke druppels’ waren het gevaar, als iemand bijvoorbeeld hoestte. Vandaar die 1,5 meter afstand. Maar dat was dus onzin en niemand luisterde?

‘Nee. Ik zag dat mensen die je serieus moet nemen, niet serieus werden genomen. Hun verhaal kwam niet door bij de autoriteiten, bij de Wereldgezondheidsorganisatie bijvoorbeeld. Ze liepen tegen een muur op. De gezondheidsautoriteiten hielden daardoor lange tijd het verkeerde uitgangspunt aan over verspreiding van het virus, een van de grootste fouten in de geschiedenis van publieke gezondheid.’

Je zou toch denken dat als er íéts is wat je wilt weten tijdens een pandemie, dat dat is: hoe verspreidt het virus zich?

‘Ik heb wel een idee over de reden voor die muur. In de epidemiologie, en bijvoorbeeld bij de Wereldgezondheidsorganisatie, hebben ze altijd een verkeerde grens aangehouden vanaf wanneer deeltjes niet meer in de lucht blijven, maar op de grond vallen. Een denkfout. Deeltjes blijven veel langer in de lucht en komen dus veel verder dan ze in de epidemiologie dachten, ook grotere deeltjes. En dat maakt dat je hele andere maatregelen moet nemen om verspreiding tegen te gaan. Want als virusdeeltjes heel lang in een ruimte kunnen blijven hangen, dan moet je veel meer gaan nadenken over bijvoorbeeld betere ventilatie en minder groepsbijeenkomsten. In mijn vakgebied weten we al minimaal vijftig jaar dat die deeltjes, ook grotere deeltjes, zo lang in de lucht blijven. Waar het misgaat, en waar dus die muur mede vandaan komt, is dat kennis van het ene vakgebied in de wetenschap – zoals de atmosferische wetenschap – niet terechtkomt bij het andere vakgebied, zoals de epidemiologie.’

En die mensen die in het OMT zaten, die wisten dit allemaal niet, wat al een halve eeuw bekend is in jouw vakgebied, hoe lang die deeltjes in de lucht blijven?

‘Nee, het is wel al lang bekend binnen de atmosfeerwetenschap. En ook bij mensen die zich bezighouden met gebouwontwerpen en ventilatie in gebouwen, die weten het allemaal.’

Maar een viroloog of een epidemioloog heeft toch ook verstand van hoe een virus zich verspreidt?

‘Dit soort dingen weten zij niet omdat het te specifiek is. Het vergt kennis van turbulentieleer, van aerodynamica… Het is erg toegepaste natuurkunde, dat wordt voor zover ik weet niet onderwezen in de epidemiologie en virologie.’ 

De eerste persoon die ik interviewde voor deze serie, Jos Frantzen, is een botanisch epidemioloog. Die vertelde ook al over iets belangrijks wat gemist is, en wat in zijn vakgebied gewoon bekend is, namelijk dat corona een uiteenspattend virus was. En nu kom jij ook weer met zoiets essentieels dat gemist is terwijl het wel bekend was in een bepaald vakgebied. Hoe kan dat toch?

‘Wat die verspreiding van deeltjes in de lucht betreft: dat is iets erg technisch en dat leer je niet tijdens een medische opleiding. Dus die mensen in het OMT hadden daar geen kader bij. En de natuurlijke neiging van mensen bij iets wat ze niet begrijpen is: het negeren.’

Hoe had de overheid ervoor kunnen zorgen dat zulke essentiële informatie wel binnenkwam tijdens de coronacrisis?

‘Door goed crisismanagement. Daar heb ik in mijn werk continu mee te maken. Bij een crisis richt je het zo in dat je zo’n breed mogelijke kennisbasis kunt raadplegen, zeker als het maatschappelijk impactvolle gebeurtenissen betreft. Dus bij een epidemie vaar je niet alleen maar op epidemiologen en virologen. En wat je ook doet bij een crisis – of na een crisis – is continu evalueren, kijken wat er beter kan.’

Want het raakt iedereen.

‘Ja. En in coronatijd verbaasde ik me er van het begin af aan over: waarom gebeurt dat hier niet? Waarom is die tafel zo beperkt? En waarom is dat clubje mensen zo klein dat de overheid in deze crisis direct mag adviseren? Het is eigenlijk gewoon een no-brainer. Nogmaals: bij een crisis organiseer je het zo dat je brede input krijgt en evalueert.’

Want je mist dingen als je niet zo breed kijkt.

‘Precies, als je eenzijdig naar dingen kijkt of door een bepaalde bril, zie je belangrijke zaken over het hoofd. Waardoor je misschien keuzes maakt die helemaal niet zo verstandig zijn of die allerlei neveneffecten hebben, waar je niet over hebt nagedacht, omdat je met een heel beperkte blik kijkt.’

Waarom hebben ze zo beperkt gekeken, denk je?

‘Dat is speculeren, maar ik denk dat de OMT-leden daar gewoon niet bij hebben nagedacht, dat je naar veel meer moet kijken dan alleen naar dat virus en dat medische. In z’n geheel denk ik dat bij het landsbestuur een soort van paniek heerste: er gebeurt iets wat je nog nooit hebt meegemaakt, waar je niet goed op voorbereid bent. En in je kramp om daar grip op te krijgen, wil je de groep mensen waar je naar luistert zo klein mogelijk houden. Want er komt al heel veel op je af. De natuurlijke neiging op dat moment is om alles waarvan je denkt ‘dat vind ik niet relevant’ weg te drukken. Je focust je op één ding, in dit geval de gezondheidszorg en de druk daarop. Dat is een hele natuurlijke reactie, maar als je goed voorbereid bent, dan weet je dat je die reactie hebt. En dan kun je bedenken: wacht even, is dat wel zo verstandig om alleen maar hierop te focussen?’

Tegenspraak organiseren – overigens iets wat wiskundig psycholoog Eric-Jan Wagenmakers ook al zo miste, vertelde hij in deze reeks – komt dan niet in ze op, en ook niet in het landsbestuur op?

‘Nee, het vereist ook een bepaalde durf om tegenspraak uit te nodigen.’

Tegelijkertijd kan ik me ook voorstellen dat je het beperkt. Een stomme vergelijking, maar als ik met een groep op reis ben en we moeten beslissen waar we naartoe gaan, dan zeg ik ook op een gegeven moment: ‘Daarheen, klaar.’ Want anders sta je een uur later nog te discussiëren.

‘Maar vanuit de wetenschap, en vanuit bestuur, zijn er de processen om dat te stroomlijnen. Bij het KNMI zijn we daar bekend mee. Input en tegenspraak zijn gewoon georganiseerd. Het is echt mogelijk zonder dat je gek wordt van alles wat binnenkomt en iedereen die wat vindt. Dat is een kwestie van organiseren.’

In plaats van tegenspraak organiseren, werd het scheldwoord ‘wappie’ populair, voor iedereen die de lijn van de overheid tegensprak.

‘Ja, een bepaalde framing en daar kon iedereen onder geschaard worden, dat vind ik echt heel gevaarlijk. Dat bij alles wat een beetje tegenspraak was, onmiddellijk werd gezegd: ‘Je bent gewoon een idioot die niet weet waar-ie het over heeft.’ Met als gevolg dat je niet meer serieus werd genomen en je niet meer uit durfde te spreken.’

Als de overheid wel had geweten dat het virus zich – veel meer of langer dan gedacht – door de lucht verspreidde, hadden ze dan andere maatregelen genomen?

‘Lijkt mij wel. Zoals meer ventilatie, geen massabijeenkomsten, meer buiten doen. Virusdeeltjes verdunnen buiten veel sneller en zonlicht reduceert het ook. Voor zover ik weet, zijn er geen situaties bekend van grote uitbraken buiten.’

Dus die matrixborden met ‘keer om, ga naar huis’ bij parken tijdens lockdowns, waren volledig onzinnig. Want waar het allemaal om ging, was dat virus afremmen zodat de zorg niet overbelast raakte. En wandelen in het park zorgde niet voor meer virus en dus ook niet voor meer druk op de zorg.

‘En het afzonderen van kwetsbare mensen binnen, terwijl de risico’s buiten veel minder waren, was ook onzinnig. Wat in Amerika bijvoorbeeld gebeurde, was heel goedkope luchtfilters voor een paar tientjes in elkaar zetten voor scholen. Daarmee kun je binnen een uur tijd bijna alle virusdeeltjes uit een lokaal halen.’

Ik moet hem toch even noemen: Maurice de Hond had dus al die tijd gelijk?

‘Ja, Maurice baseerde zich ook op een aantal van de mensen waar ik me ook op baseer.’

Wat denk jij dat het had uitgemaakt als die coronacrisis wel met brede input en georganiseerde tegenspraak was aangepakt?

‘Je zou denken dat je effectiever beleid had kunnen maken waardoor de impact van maatregelen minder nadelig was. En ik denk ook dat het had geholpen in de geloofwaardigheid van de overheid en de wetenschap. Voor mij heeft die hele coronacrisis heel veel schade aangericht qua geloof in alle autoriteiten. De autoritaire manier van handelen, het onvermogen, het niet openstaan voor kritiek… De beste discussies die ik heb, zijn discussies met mensen waarbij we heel wat anders vinden, maar op intellectuele manier in gesprek blijven. Scherp, maar vanuit een wens om de kennis vooruit te helpen. En dat was in die coronaperiode helemaal weg, hè? Op alle niveaus, of het nou op straat was of in de top van het bestuur, je was een wappie als je wat anders vond. Ik denk dat dat is wat een crisis en angst nu eenmaal met mensen doet. En toch denk ik: als je dat weet, dat mensen in een kramp kunnen schieten in een stress-situatie, zorg dan dat je voorbereid bent en dat mensen bestand zijn tegen de druk.’

En dat heeft de overheid niet gedaan?

‘Nee, en ik werk zelf ook bij de overheid. Ik had graag de verantwoordelijkheid richting de samenleving genomen en iets gedaan, maar die mogelijkheid werd me niet geboden. Nu heeft de overheid de wetenschap geen dienst verleend met hun handelen in de coronacrisis én ons Nederlanders een beetje in de steek gelaten.’

Jos de Laat studeerde in de jaren ‘90 weer en klimaat aan de Universiteit Utrecht, promoveerde in 2000 op de verspreiding van luchtverontreiniging vanuit India en werkt sindsdien als weer- en klimaatonderzoeker. Sinds 2006 is hij werkzaam bij het KNMI.

 Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!