Bunkerbouwers en rovers van Joodse huizen kwamen er na de oorlog vaak genadig vanaf

van den Berg
Cover van het besproken boek

Oorlogen brengen ellende, maar bieden profiteurs kansen op winst ten koste van anderen. Ongetwijfeld is daar momenteel in Oekraïne sprake van. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebeurde dat op grote schaal in Nederland. Aannemers die bouwden voor de Wehrmacht of makelaars die handelden in van Joden geroofde huizen – dergelijke lieden werden na de bevrijding vaak relatief licht gestraft.

Dit wordt nog maar ‘s duidelijk uit het nieuwe boek ‘Fout Volk’, dat een netwerk van oorlogsprofiteurs in kaart brengt in en rond Haarlem. Vanaf 2025, wanneer het archief van strafdossiers openbaar wordt en digitaal doorzoekbaar, zal dergelijk onderzoek ook op landelijke schaal mogelijk zijn.         

‘Beheerders’

Een drogist uit Bloemendaal, een kapper uit Haarlem en een autoverkoper uit Voorburg – zomaar enkele lieden die tijdens de bezettingsjaren geprofiteerd hebben van de Jodenvervolging. Zomer 1942 waren de deportaties op gang gekomen, die Joodse Nederlanders via Westerbork naar Auschwitz en Sobibor zouden brengen waar de gaskamer hen wachtte.

Voor die tijd hadden de Joden aangifte moeten doen van al hun bezittingen. Joodse ondernemers en winkeliers hadden te maken gekregen met ‘beheerders’ (‘Verwalter‘) die hun de zeggenschap over hun eigen zaak ontnamen. In de praktijk kwam dit beheer neer op liquidatie van het bedrijf of verkoop daarvan aan Duitse ondernemers of NSB’ers. Van de koopsom (vaak een schijntje van de werkelijke waarde) zag de Joodse eigenaar vanzelfsprekend niks terug – dat vloeide via de ‘roofbank’ Lippmann-Rosenthal & Co naar het Duitse bezettingsbestuur.

Joden raakten ook hun woningen kwijt. Die werden eerst geregistreerd bij de Niederländische Grundstückverwaltung (NGV) en na de deportatie van de Joodse bewoners van inboedel ontdaan, dat op rijnaken werd verscheept naar Duitsland. Vervolgens werden deze duizenden woningen ondershands te koop aangeboden – buiten medeweten van de inmiddels gedeporteerde (en veelal vermoorde) Joodse eigenaren, en vanzelfsprekend zonder hun toestemming.

Met dergelijke ‘Joodse huizen’ viel voor handelaren, makelaars en notarissen flink geld te verdienen. Wel moest de Duitse bezetter hiervoor een specifieke hypotheekbank oprichten, omdat Nederlandse hypotheekverstrekkers hun handen niet wilden branden aan de aan- en verkoop van ‘Joodse huizen’.

Als een dappere verzetsdaad valt deze terughoudendheid niet zonder meer te beschouwen. Geldverstrekkers hielden twijfels over de juridische legitimiteit van dergelijke transacties op basis van Duitse nazi-verordeningen. Want wat zou er gebeuren als de oorspronkelijke Joodse eigenaren zouden terugkeren nadat Hitler de oorlog had verloren? Die nederlaag werd zeker na de Duitse capitulatie bij Stalingrad (begin 1943) meer dan een theoretische mogelijkheid.

Duizenden huizentransacties

Intussen ging een schimmig netwerk van handelaren en opportunisten zich bezighouden met de handel in ‘Joodse huizen’. In 2020 publiceerde het televisieprogramma Pointer van KRO-NCRV een enorme excel-database op basis van de originele Duitse ‘Verkaufsbücher‘ met allerlei gegevens over duizenden huizentransacties. Daaruit valt op te maken wie welke ‘Joodse huizen’ kocht en welke notarissen daarbij betrokken waren. De database van Pointer zette veel gemeentebesturen ertoe aan om te laten onderzoeken of gemeenten tijdens de oorlog ook zelf hebben geprofiteerd van deze huizenroof. Dat bleek (gelukkig) vaak mee te vallen.

Dezelfde database kan echter ook gebruikt worden om lokale en regionale netwerken van handelaren en profiteurs in kaart te brengen. Dat gebeurde tot dusverre slechts sporadisch. In het boek ‘Fout Volk‘ is zo’n netwerk voor Haarlem en omgeving nu wel in beeld gebracht.

Dat levert interessante bevindingen op. Zo was er een armlastige Haarlemse bakker, die dankzij leveringen van grote hoeveelheden koek en banket aan de Duitse Wehrmacht plots flink geld verdiende en er goed aan dacht te doen te investeren in de aankoop van ‘Joodse huizen’ om die vervolgens te verhuren.

In Bloemendaal en Overveen woonden diverse oud-Indischgasten en rentenierende ondernemers die met de aankoop, doorverkoop en verhuur van ‘Joods vastgoed’ een mooi rendement op hun vermogen wilden behalen. Een werkloze autoverkoper uit Voorburg ging een administratiekantoortje bestieren in het centrum van Haarlem om de huizenverkopen in opdracht van de Duitse instantie NGV in goede banen te leiden. 

‘Dubbeltransport’

Veel van de betrokkenen bij deze onfrisse huizenhandel waren NSB’er, maar toch zeker niet allemaal. Enkele zeer gerespecteerde, ervaren notarissen van katholieke en protestantse huize waren niet te beroerd om de verkooptransacties van Joods onroerend goed te faciliteren. Uit het overzicht van Pointer komt naar voren dat de Haarlemse notaris Van Cranenburgh met zijn kantoor betrokken is geweest bij meer dan tweehonderd transacties van ‘Joodse huizen’ – weinig andere notarissen in Nederland hielden zich daar zo grootschalig mee bezig.

Het opkopen en doorverkopen van ‘Joodse huizen’ werd niet aan de grote klok gehangen. Ook werden er trucs uitgehaald om de oorspronkelijke Joodse herkomst van dergelijke woningen te verdoezelen. Zo hielpen Van Cranenburgh en andere notarissenen mee bij zogeheten ‘dubbeltransport’, waarbij dezelfde woning op dezelfde dag tweemaal achtereen werd doorverkocht: eerst van de Duitse NGV aan een tussenpersoon, daarna door die tussenpersoon aan een tweede koper – tegen een hogere prijs welteverstaan. Ook voor een notaris waren dergelijke transacties lucratief: er kon immers tweemaal worden gefactureerd.

Gehaaide ondernemers zagen hun kans schoon om de zaak van een Joodse branchegenoot naar zich toe te trekken. Zo was er een Duitse kapper die al decennia in Haarlem knipte en een uitstekende reputatie genoot, maar zich tijdens de bezetting plots tot overtuigde nazi ontpopte. Via zijn contacten met het Duitse bezettingsbestuur wist hij het beheer te verwerven over een gerenommeerde kapperssalon nabij het Amsterdamse Leidseplein, waarvan de halfjoodse eigenaars naar Engeland waren gevlucht. Hij zette zichzelf voor een dik salaris op de loonlijst en betrok ook de woning boven de zaak.

Andere ondernemers verdienden grof geld door als aannemer te gaan bouwen voor de Wehrmacht. Een ondernemer uit Zandvoort had zijn strandtent moeten afbreken toen de Duitsers de kuststrook tot verboden gebied verklaarden om daar een Atlantikwall vol bunkers aan te leggen. De werkloos geworden strandtenthouder maakte van de nood een deugd. Hij begon als losse arbeider met het plaatsen van helmgras rondom bunkers, maar wist zich al snel op te werken tot aannemer die tot wel driehonderd arbeiders in dienst had om bunkers te bouwen en loopgraven aan te leggen. Daarmee boekte het bedrijf van de Zandvoorter een omzet van twee miljoen gulden – in die tijd een reusachtig bedrag. En ook hiervan werd weer een deel geïnvesteerd in de aankoop van ‘Joodse huizen’.

Na de bevrijding

In de strafdossiers van dergelijke ‘economische’ collaborateurs, die gedeponeerd zijn bij het Nationaal Archief  in Den Haag, valt ook na te gaan hoe deze bunkerbouwers, ‘beheerders’ van Joodse bedrijven en kopers van ‘joodse huizen’ na de bevrijding zijn bestraft. De hierboven genoemde lieden uit Haarlem en omgeving kwamen er relatief genadig vanaf. De Zandvoorste bunkerbouwer was voorjaar 1948 weer op vrije voeten en kon daarna weer aan de slag als aannemer.

Ook de Haarlemse bakker had zijn hechtenis er toen op zitten. Hij werd failliet verklaard omdat het vele geld dat hij had verdiend, nergens bleek terug te vinden. Notaris Van Cranenburgh werd veroordeeld tot een boete en gesommeerd tot vrijwillige terugbetaling van de gemaakte winst, waartoe hij niet bereid bleek. De Duitse kapper was bij de bevrijding al naar Duitsland vertrokken.

Papierwerk

Het boek ‘Fout Volk‘ schetst een beeld van gewetenloze lieden die flink geld hebben verdiend door te werken voor de bezetter en te profiteren van de roof van Joodse bezittingen. De weinige Haarlemse Joden die uit de vernietigingskampen terugkeerden, troffen hun huis leeg en uitgewoond aan. Winkeliers waren meestal hun inboedel en hele voorraad kwijt. Het terugdraaien van de gedwongen verkoop vereiste nog heel wat papierwerk en nam soms jaren in beslag.

Jan-Jaap van den Berg en Jan de Roos, Fout Volk. Roof, verraad en repressie in Haarlem en omgeving, 1940-1945. Uitgeverij Loutje, Haarlem, 2023. ISBN 9789491936456. Prijs 29,95.

Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de vrijwillig betaalde abonnementen van de lezers, kijkers en luisteraars. Doet u al mee? Doneren aan Wynia’s Week kan HIER. Hartelijk dank!