De individualistische Fransen zijn eigenlijk kuddedieren met een hekel aan werken 

WW Ter Steege 2 augustus 2025 BEELD-scaled
Op linguïstisch vlak hebben de Fransen de afgelopen decennia een bewonderenswaardige inhaalslag gemaakt. Beeld: YouTube.

Vakantiegangers zeggen vaak dat ze op reis gaan om land en volk te leren kennen, maar in de praktijk komt daar meestal niets van terecht. Wynia’s Week vroeg een aantal auteurs te schrijven over het land dat zij goed kennen. Vandaag aflevering 4: Frankrijk.   

Wie al een kleine halve eeuw over Frankrijk schrijft, moet wel een ‘francofiel’ zijn. Althans, dat word ik soms geacht te beamen. Een lastige vraag. 

Want mijn afstandelijke bewondering voor het land kent veel mitsen en maren. Nog meer dan aan de stakingscultuur, en de door links gestimuleerde afkeer van werken, erger ik me aan de meegaandheid van veel Fransen. Als ze, aan het begin van elke vakantieperiode, weer eens door stakende treinmachinisten, controleurs, luchtverkeersleiders of piloten in gijzeling worden genomen, treedt het Stockholm-syndroom in werking. Veel van de honderdduizenden die het begin van hun vakantie verpest zien, tonen morrend solidariteit met de stakers ‘want die strijden ook voor ons’. Dat vertellen ze op overvolle luchthavens en stations aan journalisten, die dan instemmend knikken.  

Kuddementaliteit 

Rechtse kranten als Le Figaro prikken die zeepbel telkens door en wijzen op de vele voorrechten die de stakers bij – vooral – staatsbedrijven zich de afgelopen decennia hebben verworven. Het helpt niets, elk jaar herhaalt het ritueel zich weer. Dan komt ook de kuddementaliteit van de toch als individualistisch afgeschilderde Fransen om de hoek kijken. Een paar keer per jaar beginnen miljoenen burgers op dezelfde dagen aan hun talrijke vakanties. Met als voorspelbaar gevolg monsterfiles op wegen en stampvolle luchthavens en stations die met het uur meer lijken op vluchtelingenkampen wanneer stakingen de arme drommels verplichten tot eindeloos wachten. 

Je zou verwachten dat de rationeel geachte Fransen hun vertrek even uitstellen, maar nee, als lemmingen storten ze zich op de wegen naar het grote genieten aan de kusten of in de bergen. Vakantie is heilig, ook al omdat vakbonden en de grootste linkse partij La France Insoumise (LFI) de Fransen willen laten geloven dat werken vreselijk is. Voor werk gebruikt LFI-leider Jean-Luc Mélenchon nooit het neutrale woord travail, maar altijd volkse synoniemen met een negatieve klank als boulot of turbin. Zelf heeft deze zeventiger geen zin om te stoppen, liever jut hij scholieren op om te demonstreren voor pensionering op uiterlijk hun zestigste.   

De meeste Franse media zien hier het absurde niet van in, liever betuigen ze een paar keer per jaar eer aan de heilige vakantie. In tenenkrommende reportages op de televisie- en radiojournaals gaan reporters op de knieën voor vakantiegangers, het liefs op campings. Verliep de reis goed, smaakt het eten, staat het aperitief al koud, hoe zit het met de prijzen in de plaatselijke horeca, is het zeewater een beetje op temperatuur?  

De vakantiebudgetten worden langer becommentarieerd dan de rijksbegroting, waarbij opvalt dat Fransen veel minder te besteden hebben dan Nederlanders. Zij betalen dan ook de hoogste belastingen van alle EU-burgers, constateerde onlangs oud-premier Michel Barnier zonder dat het bij hem opkwam daar iets aan te doen.  

Toch gooien Fransen tijdens hun vakanties of talloze lange weekeinden hun centen over de balk in overvolle restaurants met specialiteiten als fruits de mer. Als ik dat zie, op tv of in het echt, moet ik telkens kokhalzend constateren dat het met mijn integratie in Frankrijk nooit iets zal worden. 

Eetcultuur 

De lofzangen op de Franse eetcultuur deel ik evenmin. Het eten is misschien in orde, maar wat is er leuk aan lunchen of dineren aan een piepklein gammel tafeltje op enkele centimeters afstand van de buren die, met een beetje pech, roken of gekleed gaan in een mouwloos T-shirt? Schrijver en arts Louis-Ferdinand Céline waarschuwde zijn leven lang tegen het overmatig eten en alcoholmisbruik van zijn landgenoten. Ook Michel Houellebecq is on-Frans in de zin dat hij hoofdpersonen niet liet eten in restaurants, maar in filialen van de cafetariaketen Flunch, waar je vanaf een tientje terecht kan. De laatste jaren vestigt Flunch zich vooral langs de autoroutes. 

Voor wie liever per trein reist, blijft het genieten van het hogesnelheidsnet. Uiterst comfortabel van Marseille naar Parijs in een TGV die sneller gaat dan 300 kilometer per uur, je bent er al als je in Le Monde nog niet eens het nieuwskatern heb doorgeploeterd. Reserveren is verplicht, en de prijs voor een kaartje kan aan het loket kort voor vertrek flink oplopen. Tijdig online reserveren scheelt enorm, zeker bij de hoge snelheidstreinen Ouigo, de voordeliger versie van de TGV.  

De laatste meters op weg naar de hogesnelheidstrein komen vaak neer op spitsroeden lopen langs een haag van spoorwegpersoneel, politieagenten en beveiligers die controleren of je wel een kaartje hebt. Voor legale reizigers een niet per se onplezierige ervaring, want Franse stations zijn notoire toevluchtsoorden voor bedelende marginalen van wie vaak iets dreigends uitgaat.  

Mij trof, tijdens recente bezoeken aan de stations van Montpellier en Perpignan, het buitengewoon beleefde, hulpvaardige gedrag van loketpersoneel. Dit geheel in strijd met de onvriendelijke, reputatie van de Fransen, vooral de Parijzenaars. Zouden de overheidscampagnes voor goede manieren toch effect sorteren? Bij de Olympische Spelen van vorig jaar had de regering daar in ieder geval veel werk van gemaakt, maar al voor die tijd was een verbetering zichtbaar. Zo zagen we in Nice hoe passagiers een buschauffeur kapittelden die Nederlanders uitkafferde omdat ze met enorme rugzakken de doorgang versperden. 

Meertalig personeel 

De landgenoten kregen bovendien in heel behoorlijk Engels uitleg over de halte waar ze moesten overstappen. Op linguïstisch vlak hebben de Fransen de afgelopen decennia een bewonderenswaardige inhaalslag gemaakt. Met de beheersing van het Frans onder Nederlanders ging het onderwijl bergafwaarts. De geprofessionaliseerde Franse VVV-kantoren met meertalig personeel vullen die lacune, zeker in steden die de afgelopen jaren een metamorfose hebben ondergaan.  

Bordeaux, door rechts veel bespot om zijn groen-linkse stadsbestuur, lijkt met zijn avenues, winkelaanbod, pleinen en ligging aan een brede rivier op Parijs, maar dan zonder het drukke verkeer en de drommen toeristen. Elk jaar verruilen meer Parijzenaars de steeds duurder, drukker en diverser wordende hoofdstad voor wat niet meer laatdunkend de ‘provincie’ mag heten. De razendsnelle TGV’s trokken zelfs Bordeaux en Lyon naar de Parijse periferie. Het maakt Parijzenaars er nog impopulairder, want ze drijven in hun nieuwe woonplaatsen de huizenprijzen op. 

Met genoegen constateer ik achter mijn krant dat sommige Nederlanders in Frankrijk restaurant- en cafépersoneel in het Frans durven aanspreken. Fouten maken is niet erg, maar ze zeggen vaak ‘quoi?’ als ze ‘wat zegt u?’ bedoelen. Quoi klinkt als ‘wat mot je?’ Gewoon ‘comment?’ is correct. Een luid uitgesproken ‘bonjour!’, niet gevolgd door monsieur of madame, geldt voor sommigen als onwellevend, al zijn etiquette-experts hierover verdeeld. 

Marine Le Pen 

Frankrijk is natuurlijk ook het land met de grootste radicaal-rechtse partij van Europa, het Rassemblement National (RN) van Marine Le Pen. In het zuiden besturen RN-politici of hun bondgenoten steden als Fréjus, Béziers en Perpignan, alsmede kleine plaatsen in de Provence. Wie die wil boycotten, raadplege de website van het Institut Terram. Bij het artikel ‘comprendre la géographie du vote RN en 2024’ staat een kaart van Frankrijk. Hoe donkerder blauw een regio kleurt, hoe talrijker de aanhang van Marine Le Pen. Het donkerste blauw, tegen zwart aan, kleurt de hyper toeristische kuststrook tussen Italië en Spanje. Voor sommigen misschien een reden om uit te wijken naar het koelere Bretagne of Normandië, nog steeds goeddeels RN-vrije regio’s. 

Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!