Het Europees Parlement gebruikt ‘bescherming van de rechtsstaat’ als dekmantel voor een brutale politieke machtsstrijd

WW0612

Door Mark Elchardus*

In juni volgend jaar worden de verkiezingen gehouden voor het Europees Parlement. De Berlgische socioloog Mark Elchardus vindt dat de politieke partijen bij elk thema dat in hun partijprogramma aan bod komt, moeten verduidelijken wat op dat vlak de bevoegdheden van Europa zijn, waarvoor de Europarlementariërs gaan ijveren en welke standpunten de ministers zullen innemen in de Raad.

Een recent onderzoek van de European Council on Foreign Relations bevestigt dat in de ogen van de Europeanen hun continent er een van neergang is, van gebrek aan hoop. Op de vraag of in hun land de dingen de goede of de slechte kant opgaan, antwoordt 31 procent van de Europeanen ‘de goede’, nagenoeg dubbel zoveel (59 procent) ‘de slechte’.

Wat een contrast met bijvoorbeeld India waar 86 procent het gevoel heeft dat de dingen de goede kant op gaan. Zelfs in Rusland is een meerderheid (54 procent) optimist. Slechts 11 procent van de Russen ziet het land de slechte kant opgaan.

Een zwak continent

Dat onderzoek laat ook zien hoe andere landen naar Europa kijken. Kort samengevat: een aangename plek om te leven, maar zo zwak dat de Europeanen zich terecht zorgen maken. Zelfs de toekomst van de Europese Unie lijkt niet verzekerd. Een op de drie van de gepeilde Europeanen acht het waarschijnlijk dat zij binnen dit en twintig jaar uiteenvalt. De nipte helft acht dat onwaarschijnlijk. Buiten Europa is men nog veel pessimistischer over de toekomst van de Unie.

Het EU-palmares oogt na meer dan een halve eeuw niet bijzonder fraai. Het Europese asiel- en migratiebeleid is een ramp. Europa is achteropgeraakt op het vlak van spitstechnologie. Geopolitiek stelt het niets voor. Met de uitzondering van Duitsland zijn de landen van de unie gedeïndustrialiseerd. En door het Europese klimaatbeleid riskeert nu ook de Duitse industrie onderuit te gaan.

De pandemie leerde ons dat grensoverschrijdende zaken soms het beste geregeld worden door de grenzen te sluiten. Het vrij verkeer van personen, dat velen waarderen, heeft er ook voor gezorgd dat we met goedkope arbeidskrachten uit het oosten van de Unie, in dichtbevolkte regio’s in het westen van de Unie bedrijfstakken in stand houden die daar niet zo goed passen en grotendeels voor de export werken. We importeren bij wijze van spreken mensen, om varkensvlees te exporteren.

De grootschalige emigratie uit de landen van centraal en Oost-Europa heeft daar vele gezinnen ontwricht en de ontwikkeling van die landen geremd. Stel u even in de plaats van die mensen. Stel dat een politieke partij in Vlaanderen zou zeggen: ‘We sluiten een internationaal akkoord dat onze economische groei remt, maar geen zorg, in ruil mogen jullie gastarbeider worden in Bulgarije. Met zogeheten ‘Europese subsidies’ worden die landen enigszins gecompenseerd, althans als zij braaf zijn.’

Vage begrippen

‘Braaf zijn’, zich conformeren aan de vanuit ‘Brussel’ opgelegde normen speelde, buiten het reguleren van de eengemaakte markt, oorspronkelijk geen grote rol. Op dat vlak voltrok zich een fundamentele verandering: als bindmiddel werd ‘nut’ aangevuld door ‘waarden’. Maar wat moest zorgen voor meer Europese gemeenschap, heeft geleid tot grote verdeeldheid.

De waarden worden nog eens opgesomd in 2009, in de preambule van het Verdrag van Lissabon: ‘(…) de universele waarden van de onschendbare en onvervreemdbare rechten van de mens en van vrijheid, democratie, gelijkheid en rechtsstaat’. Naast de achttiende-eeuwse hyperbool van ‘onschendbare’ en ‘onvervreemdbare’ rechten, gaat het om vrijheid, gelijkheid, democratie en rechtsstaat.

Dat zijn vage begrippen. Over de betekenis ervan voeren we al een paar eeuwen politieke strijd. Rechtsgeleerdheid bevordert het geloof dat dergelijke grote woorden wet kunnen maken en de uitspraken van rechters kunnen bepalen. Sociologie bevordert daarentegen aandacht voor de manier waarop die vage, voor meerdere interpretaties vatbare begrippen door verschillende groepen worden gebruikt om hun eigen waarden en belangen te bevorderen en macht te verwerven.

Europese waarden

Het is moeilijk precies het moment in de tijd aan te wijzen waarop het gevecht over de interpretatie van ‘de Europese waarden’ losbarstte. In het Verdrag van Amsterdam (1997) wordt gesteld dat die waarden ‘gemeenschappelijk’ zijn in de lidstaten, zonder ruimte te laten voor verschillende interpretaties in het licht van nationale eigenheid en politieke meerderheid.

In dat verdrag wordt meteen een procedure vastgelegd om vast te stellen of de gedeelde waarden worden geschonden. Vanaf dan wordt  gezocht naar manieren om ‘afwijkende’ interpretaties te sanctioneren en normatieve conformiteit af te dwingen. De focus ligt daarbij op de rechtsstaat (meer dan op democratie, gelijkheid of vrijheid).

Artikel 7 van het Verdrag van de Unie maakt het mogelijk een lidstaat stemrecht te ontzeggen als de Raad van staatshoofden en regeringsleiders daar eenparig (minus de stem van het geviseerde land) toe besluit. Die eenparigheid is moeilijk haalbaar en dat artikel wordt beschouwd als een ‘nucleaire optie’. Daarom wordt druk gezocht naar andere sanctioneringsmiddelen.

In 2013 pleitten een aantal ministers van Buitenlandse Zaken (waaronder Frans Timmermans) voor financiële sancties tegen landen waarvan wordt aangenomen dat zij de Europese waarden schenden. De commissie reageerde daarop met een ontwerp om dat mogelijk te maken.

Dat stuitte op vernietigende kritiek van de Juridische Dienst van de Europese Commissie: er is, buiten artikel 7,  geen basis in de verdragen die het de EU mogelijk maakt een mechanisme te ontwikkelen dat toezicht houdt op respect voor de rechtsstaat in de lidstaten.

Toch blijft men dat proberen, zonder een aanpassing van de verdragen. Sinds 2020 is er een jaarlijks evaluatieverslag over hoe de lidstaten het doen op het vlak van waardenconformiteit. Naar aanleiding van het verslag over 2022 worden Hongarije 16 miljard en Polen 35 miljard subsidies onthouden.

Grondwet

Een rechtsstaat is een staat die zijn eigen wetten respecteert. De hedendaagse discussies over de rechtsstaat gaan over de vraag welke beperkingen rusten op het maken van die wetten. Het traditionele antwoord op die vraag was duidelijk: de grondwet bepaalt die beperkingen.

Maar in de zaak die de meeste aandacht kreeg, die van de EU tegen Hongarije, gaat het om beperkingen die de EU wil opleggen aan een grondwetgevende meerderheid en over materies waarvan het niet duidelijk is of zij wel onder de Europese verdragen vallen. Los van de vraag wie gelijk heeft, de Unie of Hongarije, is het zonder meer duidelijk dat aan de grondwettelijke meerderheid in de lidstaten geen beperkingen kunnen worden opgelegd die niet expliciet in de verdragen zijn voorzien.

Machtsstrijd

De discussies en conflicten rond de rechtsstaat roepen echter een andere vraag op: kwamen de beperkingen die wij via een Europees verdrag aan de grondwettelijke bevoegdheid van ons parlement opleggen tot stand op de manier die voorzien is voor grondwetswijzigingen? In het geval van België, en tal van andere lidstaten, is het antwoord daarop: neen.

Het Verdrag van Lissabon werd goedgekeurd met een gewone parlementaire meerderheid, terwijl het in de praktijk om een grondwetswijziging gaat waarbij afstand werd gedaan van een flink deel van onze grondwettelijke bevoegdheid. Voor de Europese Unie geldt in feite dat zij de rechtsstaat systematisch krenkt.

In feite zitten we in een machtsstrijd. Dat geldt voor de wijze waarop Viktor Orban en anderen meer greep willen krijgen op de benoeming van rechters en de financiering van ngo’s aan banden willen leggen, evenzeer als voor de huidige meerderheid in het Europees Parlement die — met als kern liberalen, socialisten en groenen — het landen met een conservatieve meerderheid moeilijk willen maken, en macht willen verschuiven van de meerderheden in de lidstaten naar rechters, experts en ngo’s.

In de resoluties van het Europees Parlement duikt die democratie-ondergravende frase ’tirannie van de meerderheid’ steeds vaker op. De ‘bescherming van de rechtsstaat’ wordt gebruikt als dekmantel voor een betrekkelijk brutaal gevoerde politieke machtsstrijd.

Slag om Europa

De Europese Unie kan nuttig zijn, maar daartoe is een slag om Europa nodig. Herstel van respect voor de diversiteit van nationale culturen, voor de soevereiniteit en de grondwettelijke bevoegdheid van de lidstaten.

Er is behoefte aan een Unie die rigoureus haar verdragen respecteert, enkel die competenties uitoefent die zij expliciet van de lidstaten heeft gekregen en oprecht waakt over de basisprincipes van de rechtsstaat. Bovenal is een Unie nodig die in de eerste plaats haar aandacht richt op de grote uitdagingen waarvoor we staan en die de burgers van de lidstaten weer reden tot optimisme en hoop geeft. Herhalen dat het beste nog moet komen, volstaat geenszins.

Wat zijn de bevoegdheden van Europa

Met de huidige meerderheid in het Europees Parlement kan het duidelijk niet de goede kant opgaan. De slag om Europa is daarom misschien wel de belangrijkste van de komende verkiezingen. ‘Europa’ kan niet langer het zoveelste kleine hoofdstukje zijn in de programma’s waarmee de partijen in juni 2024 naar de kiezer trekken.

Bij elk thema dat in de partijprogramma’s aan bod komt, moet worden verduidelijkt wat op dat vlak de bevoegdheden van Europa zijn en waarvoor de Europarlementariërs gaan ijveren, welke standpunten de ministers zullen innemen in de Raad. Dat zijn onze partijen de kiezers verplicht, de Europese burgers in voor- en tegenspoed.

Mark Elchardus is hoogleraar sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel. In 2021 verscheen van hem het geruchtmakende boek ‘Reset. Over identiteit, gemeenschap en democratie’.Uitgeverij Ertsberg, 608 pagina’s, 39,95. Bestellen en informatie HIER.

Dit artikel verscheen op Doorbraak.be van 4 december.

Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de vrijwillig betaalde abonnementen van de lezers, kijkers en luisteraars. Doet u al mee? Doneren aan Wynia’s Week kan HIER. Hartelijk dank!