Het Nederlandse drugsbeleid. Korte geschiedenis van een tragisch misverstand

de-antwerpse-haven
De Antwerpse haven

Cannabis was in het naoorlogse Europa een zeldzame drug, die voornamelijk werd gebruikt in kleine, artistieke kringen. In 1955 werd het in Nederland in de Opiumwet gezet. In het hippietijdperk vanaf halverwege jaren zestig nam het gebruik echter snel toe. Marihuana en hasj werden gretig omarmd door een generatie van babyboomers. Het was het begin van een tragisch misverstand.

Drugs werden gezien als geestverruimende middelen die een essentieel deel uitmaakten van een tegencultuur. Drugsconsumptie was een rebellerend statement, vooral omdat het establishment er overdreven hysterisch op reageerde. Amsterdam werd de hippiehoofdstad van Europa, waar tot ergernis van de brave, blanke, belastingbetalende burger,  langharige en ongewassen hasjrokende hippies op de Dam bivakkeerden, de zogenaamde Damslapers.

Zijn illegale drugs wel zo progressief?

De provo’s, een diffuse protestbeweging van jongeren in de vroege jaren zestig met als boegbeeld antirookmagiër en performancekunstenaar Robert Jasper Grootveld, stonden aan de bakermat van deze beweging. Het tarten van de autoriteiten door hen om de tuin te leiden met fake marihuana (vaak tijm of oregano), het zogenaamde ‘marihuettespel’, was een geliefd tijdverdrijf.

Deze grondhouding staat nog steeds aan de basis van een algemeen heersende emotie dat drugsgebruik progressief, hip en bevrijdend is, terwijl weerstand tegen en repressie van drugsgebruik conservatief, rechts en dus slecht is. Inmiddels, anno 2020, is drugsgebruik niet meer een avant-garde statement. Nu zijn de consumenten de nieuwe bourgeoisie geworden. Drugs zijn een onmisbaar accessoire in een doorgedraaide consumptiemaatschappij die door een narcistische hedonistische generatie gretig geslikt en gesnoven worden.

Van kleine naar grote handel

De toevoerlanden in de jaren zestig waren Afghanistan en Pakistan (Schimmelafghaan en Citral), de Bekavallei in Libanon (Rode en Gele Libanon), Marokko (Zero Zero) en Mexico (Acapulco Gold). Vaak werd de hasj door hippies in kleine kwantiteiten meegenomen vanuit hun reizen naar het Verre Oosten.

Maar grote entrepreneurs begonnen in die tijd ook een markt te ruiken. De in Antwerpen actieve zakenman Faoud Abbas en zijn Nederlandse kompaan, Johan ‘De Hakkelaar’ Verhoek, smokkelden tonnen hasj uit Pakistan naar Nederland, België en Engeland. Dit waren de eerste smokkelnetwerken in de Lage Landen, waar Nederlanders, Belgen, Pakistanen en Britten enorme transporten, veelal tonnen, organiseerden en financierden, zoals opgetekend door journalist Chris de Stoop in zijn boek Ik ben makelaar in hasj. Legendarisch was Klaas Bruinsma, bijgenaamd ‘De Lange’, die in zijn glorietijd in de jaren zeventig en tachtig enorme hasjtransporten uit Pakistan regelde.

Rif en kief

Marokko was en blijft nog steeds een belangrijk productieland. ‘De Rif en de kief, het is een twee-eenheid’, schreef journalist Eildert Mulder in 1996. In de jaren negentig was de cannabisteelt goed voor 20 procent van het bruto nationaal product van Marokko volgens onderzoeker Hans van der Veen.

Criminoloog Frank Bovenkerk stelt dat Marokko de grootse producent van cannabis wereldwijd is. Journalisten Ivo Teulings en Arthur van Amerongen zeggen dat Marokko in 2018 40 ton hasj produceerde. De UNODC (United Nations Office on Drugs and Crime) schatte de omzet in 2003 op 12 miljard USD, ruim 260 USD per hoofd van de bevolking.

Belangrijk voor de opkomst van de drugswereld in België en Nederland is dat de smokkellijnen Marokko – West Europa kort en makkelijk waren, en dat nog steeds zijn. Arbeidsmigranten uit de Rif, die toen nog gastarbeiders werden genoemd, namen de hasj en in minder mate marihuana (dat vergt meer ruimte) mee terug van hun vakanties in hun moederland.

De kilo’s kwamen met de gastarbeiders mee

Een Antwerpse sportleraar van Marokkaanse oorsprong vertelde me: ‘Al onze vaders namen een paar kilo mee. Vijf of tien blokken. Er was nauwelijks controle. Tegen de Guardia Civil zeiden ze dat het henna was. In de periode van 1960 tot en met 1970 had die generatie vrij spel. Hele straten in Marokkaanse dorpen zijn ermee gefinancierd.’ Volgens de leraar zagen de betrokkenen er ook geen kwaad in: hasj was immers een traditioneel product in de Rif, evenals de consumptie ervan.

Een kapitein van een Nederlandse vrachtboot die in de jaren tachtig veel voer langs de westkust van Afrika, legde me uit me hoe eenvoudig het in die tijd ging: ‘We moesten even afmeren vlak bij de kust van Marokko. Dan kwam er een bootje aangevaren, we moesten met de giek dan even een net met een paar honderd kilo aan boord takelen. De hele operatie duurde een paar minuten.’ 

Amsterdam, de hippiehoofdstad

De eerste coffeeshops openden in Amsterdam in 1970 hun deuren. Dit was de tijd waarin Nederland zich op de borst klopte voor zijn vooruitstrevendheid. Koos Zwart was hippie-zoon van minister van Volksgezondheid Irene Vorrink, steevast met cowboy getooid. Waarschijnlijk was hij de inspiratie voor het door Koot & Bie bedachte typetje ‘Koos Koets’.

Zwart las wekelijks met een nasale stem, in dienst van de socialistische omroep VARA, de ‘beursberichten’ voor: de courante gramprijzen voor diverse soorten hasj, zoals ‘Rode Libanon’, ‘Zwarte Citral’ en ‘Apaculco Gold’. Achteraf bekeken nogal opmerkelijk, gezien het geringe aantal luisteraars van de publieke omroep dat in die tijd ook daadwerkelijk cannabis consumeerde.

Nederland werd steeds liberaler. Vanaf 1976 werd het bezit van 30 gram als ‘een kleine hoeveelheid voor eigen consumptie’ gezien. Dit is eigenlijk een royale stash, waar een kleine dealer uitstekend mee uit de voeten kan. Nederland ging een bizar gedoogbeleid voeren waar wel verkocht mocht worden in coffeeshops, maar waar aanvoer en kweek illegaal bleven.

Nederland zag het idealistisch

Beleidsmakers gingen ervan uit dat het drugsgebruik wel binnen de perken zou blijven en dat de handel en kweek altijd kleinschalige activiteiten van idealistische hobbyisten zouden blijven. Deze schizofrene houding van legale verkoop gekoppeld aan illegale productie heeft een situatie geschapen waarin een parallelle onderwereld kon ontstaan en snel kon doorgroeien.

Het aantal coffeeshops groeide exponentieel. In de piekjaren 1990 tot 1994 waren er in Nederland ruwweg tweeduizend coffeeshops, waarvan een kwart zonder vergunning opereerde. Miljoenen Duitsers, Fransen en Belgen vonden hun weg naar Nederland, dat de (terechte) reputatie kreeg een ware drugssupermarkt te zijn.

Terneuzen als magneet voor Belgen en Fransen

Met name coffeeshop ‘Checkpoint’ in Terneuzen was berucht. Dagelijks kwamen hier duizenden jongeren uit Antwerpen, Gent, Lille en Parijs grote hoeveelheden inslaan om die thuis door te verkopen. Een Zeeuws journalist vertelde me dat burgemeester Jan Lonink van Terneuzen (PvdA) graag met buitenlandse beleidsmakers naar Checkpoint toog om te laten zien hoe goed ze het wel niet op orde hadden. De gemeente had wegwijzers naar de coffeeshop aangelegd en een parkeerterrein voor bezoekers aangelegd, betaald parkeren uiteraard.

In de buurlanden wekte dit verbazing en irritatie op. Het Duitse tijdschrift Spiegel had in 1994 een cover waar Frau Antje, een gezonde Hollandse jongedame die voor de Duitsers symbolisch is voor dat frisse zuivelproducerende land met klompen en windmolens, geportretteerd werd als een verlepte junkie met ingevallen ogen en een grote joint in haar mond. De Franse senator Paul Masson noemde in 1996 Nederland een narco état, wat grote woede veroorzaakte bij de Nederlandse autoriteiten.

Bart De Wever: ‘De erfschuld van Nederland’

Toen de Antwerpse burgemeester Bart De Wever in 2018 ook sprak over ‘de erfschuld van Nederland’ inzake het drugsprobleem, werd hij bij de noorderburen op verontwaardiging en hoon onthaald. Er zat een racistisch ondertoontje in die verontwaardiging, want hoe durfde een Belg Nederland te bekritiseren? De inschattingsfouten en het naïeve optimisme bij dit halfslachtige beleid en de bittere consequenties, waardoor Nederland nu een internationale spil is in de internationale drugshandel, mogen echter niet onderschat worden.

Journalist Syp Wynia schreef in 2019, naar aanleiding van de moord op advocaat Derk Wiersum: ‘Te lang heeft Nederland zich bedwelmd met zelffelicitaties, met onze voortreffelijkheid en het geringe aantal zware verslaafden. Maar feit is, dat Nederland het zich als klein open land helemaal niet kan permitteren om de productie en de handel van wereldwijd illegale drugs maar een beetje te laten begaan, met gedogen, met pappen en nathouden. Nederland heeft een halve eeuw lang niet over de dijken gekeken als het om de drugsaanpak ging.’

Marihuanateelt werd landbouwveredeling

Met veredelingstechnieken wisten Nederlandse kwekers de potentie van de marihuana op te drijven en steeg het gehalte van de werkzame substantie THC enorm. Coffeeshops werden louche aangelegenheden, waar vooral de zwakkeren in de samenleving probleemgebruikers werden dankzij de nu zeer krachtige wiet. Inmiddels is er een duidelijk verband aangetoond tussen zwaar cannabisgebruik en psychoses.   

Criminele ondernemers exploiteerden het ongereguleerde vestigingsbeleid en omwonenden klaagden over overlast. Midden jaren negentig bleek dat de wietproductie buiten proportie aan het groeien was. Volgens de Nederlandse politie lag de productie tussen de 300 en 800 ton, waarvan naar schatting tien procent voor binnenlandse consumptie.

Kleine, onafhankelijke producenten, maar ook grote criminele organisaties stortten zich op de kweek. Meestal werd er op basis van opportune netwerken gewerkt, vaak op basis van sociale en familiale relaties. Er ontstonden specialisaties en arbeidsverdelingen: makelaars op zoek naar locaties, knippers, een toeleveringsindustrie van benodigdheden, bewakers en elektriciens om illegaal stroom af te tappen.

De wietteelt, maar later ook de productie van synthetische drugs, vond voornamelijk plaats in Brabant, waar bepaalde groepen zoals de zogenaamde ‘kampers’ (woonwagenbewoners) en motorclubs bij betrokken waren. Brabant, Zeeland en Limburg hebben uitgestrekte en afgelegen gebieden en er heerst een ‘we regelen het zelf wel’-mentaliteit met een ingebakken wantrouwen en zwijgen tegen de autoriteiten.

In 2019 bleek dat 90 procent van de boeren die door drugscriminelen werden benaderd niet de autoriteiten inlichtten. Vanzelfsprekend bood de grens nieuwe kansen en mogelijkheden, om zich achter te verschuilen, maar ook om verschillen in wetgeving maximaal uit te buiten.

Sociaal zwakkeren in de volkswijken in de stad zagen inkomensopportuniteiten door een zolderkamertje als wietplantage in te richten en boeren met schulden verhuurden soms een schuur of loods, zoals onderzoekers Pieter Tops en Jan Tromp beschreven in De Achterkant van Nederland. Hoe Onder- en Bovenwereld Verstrengeld Raken. Pieter Tops vertelde me hoe een meisje in Tilburg als schoolopdracht een tekening van haar huis moest maken, waarbij ze planten onder lampen op een zolderkamertje tekende.

Nederland blijft – en dit is een bewust ongelukkige woordkeuze – een voortrekkersrol spelen in het drugsgebeuren. De situatie in België is daar vaak een afgeleide van. De organisatie, toelevering van materiaal en uiteindelijke eindmarkt blijven aan Nederland gerelateerd. De growshops spelen een dubbele rol: zij leveren de benodigde apparatuur, maar kopen soms ook de oogst op en hebben zodoende een wurggreep op de teler, die soms op misdadige wijze wordt geëxploiteerd.

Door het verbod op verkoop aan niet-ingezetenen bij coffeeshops in de grensstreek, is er in België een nieuwe vorm van detailhandel ontstaan, waarbij dealers in het groot in Nederland inkopen (soms gewoon bij de coffeeshops) en dat dan in België, op straat of soms via koeriers door het hele land doorverkopen.

Cocaïne en de partypillen

In de jaren tachtig begon ook het gebruik van cocaïne en xtc toe te nemen. Nederland zette ook hier weer de toon. In 1988 werd 0,5 ton cocaïne in de haven van Rotterdam in beslag genomen, het volgende jaar was dat al gestegen tot 1,5 ton. Xtc was in het midden van de jaren tachtig met de rave- en acidscene in zwang geraakt en was al in 1986 toegevoegd aan de lijst van psychotrope stoffen door de Verenigde Naties.

In Nederland bleef het nog enige tijd legaal, totdat het in 1988 ook op de lijst van verboden stoffen kwam. Volgens Pieter Tops is het juist in dit time slot van twee jaar dat de productiesector uitgroeide tot een volwaardige bedrijfstak. Eenmaal deze productie- en handelssector een kritische massa had bereikt, trok men zich weinig aan van het recente verbod.

De productie en handel is voornamelijk in Nederlandse handen en is lokaal geconcentreerd in Zuid-Nederland, maar waaiert ook uit naar de Belgische grensstreek. Via loopholes in de wetgeving importeren Nederlandse organisaties vaak hun precursor-chemicaliën in België.

Ook worden in België steeds meer labs aangetroffen waar inmiddels verboden precursors gemaakt worden van legaal verkrijgbare zogenaamde pre-precursors. In juni 2019 werd een synthetisch lab in Wuustwezel opgerold, waarbij ook drie Mexicanen en een Colombiaan betrokken waren, dat onder andere crystal meth produceerde.

Een verwoestende noviteit: Crystal Meth

Dit is een zorgwekkende trend: xtc labs schakelen de laatste jaren steeds vaker over naar de productie van het uiterst verwoestende crystal meth, vaak daarbij geholpen door Mexicanen. Berucht is wat in de Mexicaanse pers de narcobarco werd genoemd: De rivierboot in Moerdijk waar een compleet crystal meth was ingericht. ook hier werden 3 Mexicanen gearresteerd die alledrie uit Culiacán kwamen, home base van het oppermachtige Sinaloakartel.

De eindbestemming van de meeste synthetische drugs is de buitenlandse markt. Engeland en Australië zijn grote afnemers, waar grootschalige smokkel plaatsvindt van duizenden pillen. Maar er is ook een kleine detailhandel die via het darkweb en dan gewoon via de post gaat. De substantie wordt dan verstopt in een camouflagezending, zoals cd’s of fake inkjetpatronen die met een 3D-printer zijn nagemaakt. De betaling verloopt via crypto currencies. Tot de producten behoren lsd, MDMA, xtc en amfetamine.

In 2018 verscheen Waar een klein land groot in kan zijn. Nederland en synthetische drugs in de afgelopen 50 jaar,  een studie van Pieter Tops en anderen, De conclusies veroorzaakten nogal wat commotie toen bleek dat Nederland internationale spil, draaischijf en productiecentrum is van een bloeiende synthetische drugsindustrie met een omzet van naar schatting bijna 19 miljard (straatwaarde), ongeveer evenveel als de supermarktketen Albert Heijn.

De chemische industrie van de drugs

Anders dan in de wietindustrie, waar je in feite wat potjes met stekjes onder sterke lampen moet zetten en enkel de temperatuur en vochtigheid in de gaten moet houden, is de synthetische drugsindustrie een ingewikkelde zaak, waarbij veel tussenpersonen en leveranciers betrokken zijn: consument, coördinator en organisator, scout voor locatie, aanbieder locatie, ketelbouwer, leverancier ander labmateriaal, leverancier precursor of pre-precursors, chef chemicus, hulpkok, pillendraaier, transporteur, afvaldumper, smokkelaars, bankiers, witwassers, financiers, advocaten. Sommige vakken vereisen specialisten: pillendraaien lijkt bijvoorbeeld eenvoudig, maar vereist vakmanschap en ervaring om de machine goed in te stellen.

Er is een pikorde tussen het topkader, het middenmanagement en de werkmieren. De laatste zijn bijvoorbeeld de hulpkoks die het smerige werk opknappen, zoals de drie jongens, allen afkomstig uit Eindhoven maar met een Burundese, Armeense en Marokkaanse achtergrond, die in januari 2019 in het Belgische Eksel omkwamen door giftige dampen. Veel precursors zijn inmiddels verboden, en moeten via omwegen geïmporteerd worden of moeten gemaakt worden van andere stoffen, de zogenaamde pre-precursors.

De rol van Nederland mag niet onderschat worden. Volgens Roberto Saviano, auteur van Gomorra, het standaardwerk over de Napolitaanse maffia, biedt het Nederlandse financiële systeem ‘een bepaalde fiscale schaduw waarin criminelen goed kunnen gedijen’. Saviano verklaarde in de Volkskrant zelfs dat Amsterdam erger was dan Napels en wees er met name op hoe in Nederland de narco-industrie middels brievenbusfirma’s en privacywetgeving grote sommen geld eenvoudig kan witwassen.

Dit artikel van Teun Voeten is een voorpublicatie uit zijn boek ‘Drugs. Antwerpen in de greep van de Nederlandse syndicaten.’ https://www.vanhalewyck.be/drugs.html