Het slechte onderwijs in Nederland wordt niet beter met de aanpak van Merel van Vroonhoven

EduardBomhoff 26-8-23
Merel van Vroonhoven. Beeld: merelvanvroonhoven.nl

Lucy Kellaway was gevierd columnist bij de Financial Times tot ze op haar 58e de ‘mooiste baan van de wereld’ opgaf en begon aan een zij-instroom als lerares wiskunde en economie in het voortgezet onderwijs. Ze schreef er een geestig boek over: Re-educated – How I changed my job, my home, my husband & my hair (zeer aanbevolen).  Nu schrijft zij nog twee of drie keer per jaar een langer artikel in de FT over haar ervaringen met de leerlingen (eerst in Londen, nu in Newcastle).

Merel van Vroonhoven is de Nederlandse Lucy Kellaway. Na een management-carrière bij ING, NS en de AFM begon ook zij na haar vijftigste aan de omscholing tot lerares en schrijft daar nu soms over als columnist bij de Volkskrant. So far, so good. Maar één verschil. Kellaway vertelt over de afstand tussen haar en de leerlingen in leeftijd en ervaring en hoe ze die probeert te overbruggen; Van Vroonhoven schreef zonder eigen kennis of ervaring direct een heel rapport over de hervorming van het onderwijs. Onbegrijpelijk dat het ministerie daar 49.950 euro voor betaalde, het hoogste bedrag dat mag worden gegund zonder openbare aanbesteding.

Eerstejaars groepswerk

Daarom werd ik nieuwsgierig naar waar zij de kennis voor haar werkstuk vergaarde. Het rapport heeft vijftig literatuurverwijzingen, waarvan 48 uit Nederland, vooral naar polderliteratuur en ministeriële documenten, maar uit het buitenland slechts een link naar de website van Lucy Kellaway en één algemeen boek van de OESO uit 2018 (en niets van wat de OESO heeft gepubliceerd over de PISA-tests waarin Nederland absoluut en relatief zo achteruit gaat in vergelijking met andere landen).

Alle respect voor de carrière-stap van Merel van Vroonhoven, zeker na haar column over de wraakaanval op minister Dennis Wiersma, maar met werkstukken zoals dat van haar wordt het onderwijs in Nederland nooit beter. Het leest als eerstejaars groepswerk van een business-school; Van Vroonhoven verbleef inderdaad een jaar op INSEAD, een business-school bij Parijs. In de conclusies pleit zij voor een ‘task force’, voor een ‘aanjager’ en voor ‘kennis delen’.

Behalve het ontbreken van inzichten uit internationale research is er een tweede rood sein voor dit werkstuk: er staat geen enkele controversiële conclusie in. Als we de ernstige problemen in het onderwijs konden oplossen met overlegtafels en instemming tussen alle machtspartijen, waren die probemen natuurlijk al lang opgelost.

De columnist Van Vroonhoven weet dat één van de gouden regels voor een geslaagde column is dat die moet uitmonden in een conclusie waar niet iedereen het al mee eens is. Jammer dat zij zich daar in haar rapport niet aan heeft gehouden en stelt dat overeenstemming nodig is van alle gevestigde partijen in het onderwijsveld. Dat zijn dan niet alleen het ministerie, maar ook de Onderwijsraad, de PO-Raad en de VO-Raad (totale kosten van die drie Raden bijna 20 miljoen per jaar, inclusief tot voor kort een bijna-ministerssalaris voor Paul Rosenmöller, ook al iemand zonder kennis van onderwijs).

Aan het CPB hebben we niks

Aan de ‘tafels’ zitten niet alleen de bekende schuldigen, maar helaas ook de vakbond. Die is tegen verschillen in beloning tussen goede docenten en zwakke broeders. Zelfs de evidente noodzaak om docenten in Amsterdam en Utrecht meer te betalen dan leraren in Drachten of Emmen, simpelweg omdat wonen er zo veel duurder is (of woon-werkverkeer zo veel langer neemt) krijgt alleen akkoord van de vakbeweging als het gaat in de vorm dat een percentage van de leraren hoger wordt ingeschaald. Maar Amsterdam en Utrecht zijn natuurlijk duurder voor iedereen, niet alleen voor de 20 procent van de docenten met zo’n hogere inschaling.

Aan het Centraal Planbureau (CPB) hebben we ook niks. In de ontwerp-Verkenning voor Prinsjesdag komt het woord ‘onderwijs’  precies één keer voor: ‘De uitgaven aan onder meer asiel, defensie, onderwijs en infrastructuur nemen toe in zowel 2023 als 2024.’ Daar leren we dus niets van.

De jaarlijkse grote studie van onze economie, ouderwets nog steeds genaamd ‘Centraal Economisch Plan’, heeft eveneens één vermelding van ‘onderwijs’, in een opmerking over ‘onderuitputting vorig jaar’, dat wil zeggen dat toen niet al het geld werd uitgegeven. Geen woord over hoe nuttig, nodig en onder wiens bevoegdheid dat geld werd besteed en wat het beste recept is om met iets meer geld véél meer kwaliteit te bereiken.

Aan de OESO hebben we veel

Het CPB kan niet in de schaduw staan van het laatste rapport over Nederland van de OESO uit Parijs. De OESO biedt zeven pagina’s over onderwijs en training met lessen uit België (waar nu al 900 Nederlandse docenten werken omdat lesgeven in Vlaanderen aantrekkelijker is dan in Nederland) en uit andere landen. Krachtige aanbevelingen. Ik noem er een paar:

  • Uitbreiding van de ‘arbeidsmarkttoelage’ voor alle docenten in de dure, grote steden en op scholen die het moeilijk hebben;
  • Makkelijker en frequenter overstap tussen pre-academisch en beroepsonderwijs;
  • Kwaliteitscontrole op alle trainingen voor volwassenen;
  • Financiële prikkels voor hbo en universiteiten om meer (speciaal vrouwelijke!) studenten aan te trekken voor exacte vakken en ict (waar Nederand achter blijft bij het buitenland).

Tabellen in het OESO-rapport laten zien dat wij docenten, vergeleken met andere beroepen, ongeveer 10 procent slechter betalen dan gemiddeld voor de lidstaten, en dat tekorten aan bevoegde docenten ernstiger zijn dan bijna overal elders. Andere research, vooral van prof Eric Hanushek, topadviseur van de OESO, pleit ervoor om schoolleiders de bevoegdheid te geven om goede docenten extra te belonen en slechte docenten aan te pakken.

Voor de OESO is slecht onderwijs één van de twee hoofdmanco’s van Nederland (de andere makke is de giftige combinatie van hoge belastingen en toelagen die wegvallen bij meer gewerkte uren). En  het allerergste is de diepe kloof tussen topscholen in welgestelde wijken en scholen met veel arme kinderen.

Nergens in de 26 onderzochte landen is dat verschil zo groot als in Nederland (twee tot drie keer zo groot als in Engeland of de VS, toch geen landen die beroemd zijn vanwege hun succes in het bestrijden van sociale ongelijkheid). 

Kinderen in armere wijken zijn de verliezers

Ik begon hier over Merel van Vroonhoven en haar werkstuk, niet omdat dat op zichzelf belangrijk is voor de toekomst van het onderwijs, maar omdat de procedure typerend is voor hoe het niet moet. Misschien kan het volgende kabinet straks een eind maken aan het kwalijke recept van: (1) kies een ondeskundige hoofdauteur met goede connecties aan het Binnenhof; (2) citeer royaal uit overheidsstukken, Planbureaus en Raadsdocumenten, maar kijk niet over de grens; (3) leg de conclusies ter goedkeuring voor aan alle ‘tafels’ van direct betrokkenen (behalve  de belastingbetalers en de autorijders als het gaat om milieu, en de ouders bij het onderwijs).

Kostbare tijd is verloren bij het onderwijs door de ondeskundige Van Vroonhoven. Wie, zoals ik, het geluk heeft (oud-)leerling te zijn van een stedelijk gymnasium in een universiteitsstad krijgt vast nog steeds top-onderwijs; te veel kinderen in armere wijken zijn de verliezers met schade voor hun hele verdere leven, eerst door Covid, nu door gebrek aan politieke moed (en geld) om aan te pakken wat zo veel beter kan.

Eduard Bomhoff is oud-hoogleraar economie aan de EUR, Nyenrode en Monash University. In 2002 was hij vicepremier in het eerste kabinet-Balkenende.    

Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!