Hoe linkse babyboomers het leger verdacht maakten – tot er letterlijk geen tank meer over was

bouk
Socioloog Herman Vuijsje beschreef de afkeer van de naoorlogse generatie van leger en krijgsdienst.

Veranderen van standpunt is moeilijker dan het blijven verdedigen van vastgeroeste waarheden – daar is lef voor nodig. Herman Vuijsje heeft dat. Mijn generatie en ikzelf hebben het verkeerd gezien, zo concludeert deze socioloog: ons linksige antimilitarisme was verkeerd.

Vuijsjes schuldbekentenis kan, tegen de achtergrond van de Oekraïneoorlog, gelezen worden als een herwaardering van de weerbare democratie die de eigen vrijheid op waarde schat en desnoods met het zwaard wil verdedigen.

Net als praktisch iedereen uit zijn babyboomgeneratie zette ook de in 1946 geboren Herman Vuijsje zich als progressieve Amsterdamse sociologiestudent in de late jaren zestig af tegen het militarisme. Zelf in dienst gaan, was uitgesloten.

Daar werden eigenlijk niet eens veel woorden aan vuil gemaakt, realiseert Vuijsje zich nu. Tijdens de dienstkeuring maakte de keuringsarts het de weigerachtige student ook niet al te moeilijk – bijna op een presenteerblaadje kreeg je het vrijstellingsformulier ‘S-5’ aangereikt, wat in progressieve kringen vervolgens als statussymbool werd beschouwd.

Als niemand in dienst gaat, waarom ik dan wel?

Het stijgende aantal afgekeurden en dienstweigeraars bracht een neerwaartse spiraal op gang: als niemand in dienst gaat, waarom ik dan wel? Ook tijdens de Koude Oorlogjaren van Leonid Brezjnev en Ronald Reagan bleven het leger en de NAVO uitermate impopulair in het tot atoompacifisme en ‘Hollanditis’ geneigde Nederland.

Na de val van de Muur in 1989 leek elke militaire activiteit volstrekt nutteloos geworden – nooit zou er hier meer een oorlog komen, soldaten hadden hoogstens als hulpverleners nog een functie. Aan vredesmissies deed Nederland dan ook graag mee. Al was het eigenlijk niet de bedoeling dat er dan ook daadwerkelijk gevochten werd. In Srebrenica belandde ‘Dutchbat’ echter in een echte oorlog, met alle traumatische gevolgen van dien. 

Terugkijkend beziet Vuijsje het antimilitarische klimaat vanaf de jaren zestig niettemin met stijgende verbazing. Hij illustreert de tijdgeest met beeldende en vaak humoristische beschrijvingen, die we ook kennen uit vroegere boeken als Nieuwe Vrijgestelden (1977), Vermoorde onschuld (1986) en Correct (1997): ‘Wij gingen in plaats van in dienst te gaan, zeven jaar lang met een beurs of toelage studeren en links doen aan de universiteit, om daarna dankzij die studie veel geld te gaan verdienen.’

Vuijsje denkt niet dat Nederlanders nou zo fundamenteel verschillen van andere Europeanen. Antimilitarisme zit niet in onze genen. In vroeger tijd heeft het Nederlandse leger best zijn mannetje gestaan op het slagveld en tot in de jaren vijftig was de defensieorganisatie nog stevig geworteld in de Nederlandse samenleving.

Toen werd echter een wissel genomen. Volgens Vuijsje is het de babyboomgeneratie geweest die niet alleen zichzelf van het leger afwendde, maar die houding ook aan hun kinderen doorgaf en tegelijkertijd een pacifistisch maatschappelijk klimaat liet ontstaan waarin het defensieapparaat tenslotte vakkundig kon worden kapotbezuinigd. Totdat er letterlijk geen enkele tank meer overbleef.

Vuijsje stelt dat het leger na verloop van tijd in zekere zin slachtoffer is geworden van het eigen succes: juist door de succesvolle NAVO-afschrikking tijdens de Koude Oorlog leek ‘het rode gevaar’ niet meer te bestaan. Daarmee leek ook de gewapende strijd in en om ons land definitief verleden tijd geworden.

Het ‘vredesdividend’ werd opgesoupeerd

Dankzij de groei van de verzorgingsstaat ontstond vanaf midden jaren zestig een nieuw Nederland – een moderne, progressieve en individualistische samenleving waarin geweld niet meer bestond en niemand meer voor ‘het vaderland’ hoefde de sneuvelen. Verdedigen van onze comfortabele samenleving deden we niet langer – daar waren kennelijk anderen voor, allereerst natuurlijk de Amerikanen.

Het veelbesproken ‘vredesdividend’ werd opgesoupeerd, alles wat militair was, bezagen we met een ‘ridiculiserende laatdunkendheid’. Pas met Poetins invasie van Oekraïne werd duidelijk dat vrede en democratie niet gratis verkrijgbaar zijn. Inmiddels ziet Herman Vuijsje dan ook het belang van een sterke krijgsmacht in, en hij vergeet niet te vermelden dat zelfs een vroegere Provo als Roel van Duijn hem daarin bijvalt.

Herman Vuijsje: Wij waren geen soldaat. Het leger was voor losers. Walburg Pers, Zutphen 2023, ISBN 9789464 560763, prijs 24,99 euro.

Jan-Jaap van den Berg is historicus. Hij leverde een bijdrage aan de bundel De Linkse Kerk en promoveerde op de ideologische ontwikkeling van de politieke partij ARP in de jaren zestig.

Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!