Koudwatervrees voor directe burgerparticipatie? Nergens voor nodig, al in de 18e en 19e eeuw ontdekten we de voordelen   

Wansink 0811
Cover van het besproken boek.

De politieke klasse van Nederland is niet erg gesteld op inmenging van de gewone burger in de besluitvorming. In 2004 sneuvelde het referendum in de Eerste Kamer, een half jaar later de gekozen burgemeester. Als doekje voor het bloeden ging het parlement nog wel akkoord met een raadplegend referendum over de Europese grondwet, te houden op 1 juni 2005.

In de Tweede Kamer vormden de voorstanders van de Europese grondwet een overweldigende meerderheid. Tegen waren alleen de LPF, de SGP, de ChristenUnie en de eenmansfractie Geert Wilders.

Sinds 2005 wil het niet meer lukken met medezeggenschap

CDA-premier Jan Peter Balkenende en zijn partijgenoot minister Piet Hein Donner van Justitie waren desondanks niet gerust op de uitslag. Zij waarschuwden dat afwijzing van de grondwet weleens de vrede in Europa in gevaar zou kunnen brengen. D66-minister Laurens Jan Brinkhorst voorzag een economische ramp: ‘Op den duur gaat dan in Nederland het licht uit’.

De kiezers waren niet onder de indruk van deze onheilstijdingen. De uitslag was voor de gevestigde partijen, van VVD tot en met GroenLinks, een pijnlijke verrassing: 38,5 procent voor en 61,5 procent tegen. De conclusie van de politieke klasse: de kiezers hebben verkeerd gestemd, dus we houden nooit meer een referendum.

Participatie van de burger? Nee dank u. Daarvoor is de burger te dom, te emotioneel, te zeer gericht op zijn eigen belang, te vatbaar voor de lokroep van doortrapte demogogen. Vandaar dat het sinds 2005 maar niet wil lukken met inspraak, laat staan medezeggenschap, van de burgerij in het lokale, nationale en Europese bestuur.

Nederland, zo verzuchtten we allemaal, toonde weer eens zijn ware gezicht zoals we dat al eeuwenlang kennen: als land van regenten die in besloten kring hun zaakjes regelen zonder bemoeienis van vrijpostige burgers.

Maar niet heus.

In zijn baanbrekende studie Op veler verzoek laat historicus Joris Oddens zien dat dit beeld helemaal niet klopt. Hoewel formeel geen democratie, was Nederland in de achttiende en negentiende eeuw veel democratischer dan we altijd op school hebben geleerd.

Niet alleen gezeten burgers van de juiste (protestantse) gezindte, maar ook Joden, katholieken, vrouwen, ongeletterden, ja zelfs slaven namen volop deel aan de politieke besluitvorming. Zij deden dat door verzoekschriften en petities in te dienen bij de plaatselijke en landelijke autoriteiten. Die autoriteiten waren – eerst door gewoonterecht, later door grondwetgeving – verplicht de verzoeken en petities in behandeling te nemen.

Nederland petitieland

Zo behandelde het Groningse stadsbestuur in het jaar 1832 niet minder dan 316 verzoekschriften. De Joodse gemeenschap verlangde ontheffing van de verplichting op zaterdag (sabbat) de goten en straten in haar buurt schoon te maken. Studenten van Vindicat verzochten om toestemming om vuurwerk af te steken ter gelegenheid van de rectoraatsoverdracht. Bewoners van de Turfsingel beklaagden zich vanwege de heersende cholera-epidemie over de inscheping van vuilnis, mest en as.

Vrijstelling van accijnzen (bijvoorbeeld op de voornaamste brandstof uit die tijd: turf) was een zeer populair onderwerp voor petities van belanghebbenden. Dat gold ook voor verzoeken om een lucratief baantje bij de overheid (van de stad of overzee, in Nederlands-Indië).

Maar het ging ook om grotere zaken. Zo verzochten duizenden slaven in Suriname om vrijlating. Die werd door het Hof van Politie en Criminele Justitie in Paramaribo verleend wanneer zij konden aantonen in hun eigen onderhoud te voorzien. Er waren talloze petities, vaak door vrouwen opgesteld, om de slavernij in zijn geheel af te schaffen.

In maart en april van 1782 werd vanuit bijna alle steden van de Republiek een petitiecampagne gevoerd bij stadsbesturen, colleges van Provinciale Staten en de Staten-Generaal om een handelsverdrag te sluiten met de Verenigde Staten. De Amerikanen hadden zichzelf in 1776 onafhankelijk verklaard van Groot-Brittannië, maar de Britten verzetten zich daartegen. Niettemin had de campagne succes: de Staten-Generaal erkenden op 19 april 1782 de Verenigde Staten en maakten zo de weg vrij voor het handelsverdrag.

Nog massaler en ingrijpender was de campagne van 1829. De Tweede Kamer ontving honderden petities met in totaal tussen de 300.000 en 400.000 handtekeningen. Die waren gericht tegen de onwil van koning Willem I rekening te houden met klachten uit vooral de Zuidelijke Nederlanden. Het ging daarbij om pogingen de persvrijheid te beteugelen, het ontbreken van vrijheid van onderwijs voor katholieken, de taalpolitiek van bevoorrechting van het Nederlands en het feit dat ministers geen verantwoording schuldig waren aan het parlement.

Na tumultueuze beraadslagingen besloot een ruime (noordelijke) meerderheid van de Tweede Kamer toch te berusten in de handelwijze van de koning. De zuidelijke leden waren verbijsterd.  Enkele maanden later brak in Brussel een opstand uit die zou uitmonden in de onafhankelijkheid van België. Volgens Oddens was de teleurstelling over het falen van de petitiebeweging doorslaggevend voor de afscheiding.

Angst is nergens voor nodig

In de periode die Oddens beschrijft – het tijdvak 1780-1860 – veranderde Nederland voortdurend van gedaante: van Republiek tot onderdeel van het Napoleontische Frankrijk en van autocratisch koninkrijk tot constitutionele monarchie. Maar in de dagelijkse praktijk stond de deur tot de politieke besluitvorming voor gewone burgers wijd open. Massale petitiebewegingen zorgden voor ingrijpende koerswijzigingen.

En dus is de moraal van Oddens’ verhaal: er is helemaal geen reden voor koudwatervrees voor directe participatie van burgers die anno 2023 beter dan ooit zijn opgeleid en meer dan ooit (digitaal) toegang hebben tot de juiste informatie om een beredeneerd oordeel te vormen over zaken die hen aangaan.

Joris Oddens: Op veler verzoek. Inclusieve politiek in Nederland (1780-1860), Boom (Amsterdam), € 29,90.

Hans Wansink is historicus en journalist. Hij was redacteur van NRC HandelsbladIntermediair en de Volkskrant.

Wynia’s Week is er het hele jaar door. Met onafhankelijke, verrassende berichtgeving. Wynia’s Week is wel gratis, maar niet goedkoop. De lezers, kijkers en luisteraars maken Wynia’s Week mogelijk. Doet u mee? Doneren kan HIER. Hartelijk dank!