Laat realiteitszin het fundament van onze buitenlandse politiek zijn

Frits-Bolkestein
VVD-leider Frits Bolkestein had enig succes met zijn pleidooi, een kwart eeuw geleden, om het nationaal belang uitgangspunt van het buitenlands beleid te laten zijn. Patrick van Schie pleit er voor nu een stap verder te gaan.

Vorige week bepleitte Patrick van Schie het schrappen van het huidige grondwetsartikel 90 over de bevordering van de internationale rechtsorde. Deze week komt hij met een voorstel voor een alternatieve grondwettekst. Hij geeft ook aan, wat deze meer realistische en democratische bepaling zou betekenen voor de Nederlandse opstelling in de EU en voor inrichting en inzet van onze krijgsmacht.

Mijn vorige bijdrage, waarin het begrip ‘internationale rechtsorde’ kritisch werd bezien, sloot ik af met een pleidooi de tekst van het huidige artikel 90 van de Grondwet te schrappen. De kans dat dit op korte termijn tot stand zal komen is zeer gering. In de politiek zal er weinig animo voor zijn, wel het minst bij partijen als D66 (vermoedelijk een van de nieuwe regeringspartijen), GroenLinks en nieuwkomer Volt.

Deze drie partijen drijven hun zendelingendrang tot internationalisering en steeds verdergaande europeanisering zo ver op, dat Nederland moet ondersneeuwen, en op den duur zal verdwijnen in een groter geheel. Dat zou om meer dan één reden een slechte zaak zijn, al helemaal zolang een meerderheid van de Nederlanders hecht aan een zelfstandig voortbestaan van ons land.

In deze bijdrage doe ik een voorstel tot een nieuwe, betere tekst voor artikel 90 van de Grondwet. Als gezegd, verwacht ik niet dat daar op het Binnenhof snel een gekwalificeerde meerderheid voor zal zijn te vinden. Belangrijke grondwetswijzigingen hebben echter wel vaker een (decennia) lange aanloop gekend. En zelfs zolang de nieuwe tekst niet in de Grondwet is verankerd, kan onze buitenlandse politiek er veel bij winnen als zij wordt gestoeld op meer realiteitszin aangevuld met een missie die beperkter, maar tevens aanzienlijk beter te verwezenlijken is.

Vervang de dominee door een analist en een generaal

De zendingsdrang die de Nederlandse buitenlandse politiek al zeker sinds ongeveer 1900 doordesemt, zegt veel over de Nederlandse politici en anderen die haar vormgeven. Die zendingsdrang hangt samen met een domineesmentaliteit die in de politiek niet enkel in (protestants-)christelijke partijen maar juist ook in linkse partijen (zoals D66, Volt, PvdA, GroenLinks) zo overheersend is.

Misschien werkt het voor de politici die ermee behept zijn helend, maar het houdt hen af van de taak die zij hebben te vervullen. Dat is enerzijds de buitenwereld tegemoet treden zoals deze ís, en niet zoals zij die wereld graag zouden zien. En anderzijds doordrongen zijn van het besef dat zij niet in de politiek zitten voor zichzelf, maar voor de mensen aan wie zij hun mandaat ontlenen: de Nederlandse burgers.

De handelaar en de dominee worden steevast aangewezen als de krachten die onze buitenlandse politiek bepalen. Sven Koopmans, buitenlandwoordvoerder van de VVD tussen 2018 en maart 2021, betoogde in een begin dit jaar uitgekomen boek dat aan dit duo de generaal, zinnebeeldend voor de realiteit van de ‘harde’ macht, moet worden toegevoegd. Terecht.

Nog beter is het meteen de dominee uit dit trio te vervangen door de analist die doorgrondt hoe de wereld echt in elkaar zit. Daarbij dienen de belangen van de Nederlandse burgers voorop te staan. Analist en burger, generaal en handelaar moeten waarborgen dat onze buitenlandse politiek voortaan door realiteitszin, belangen en democratische waarden wordt ingegeven.

Nationaal belang en de waarde van de democratie

Voor liberalen dient de staat zich in zijn taken te beperken tot het meest noodzakelijke en vooral dienstbaar aan de burgers te zijn. De burgers zijn er niet om de staat te faciliteren; het behoort andersom te zijn. De burgers zijn er dus ook niet om de zendingsdrang van een buitenlands-politieke elite te financieren, laat staan deze met hun bloed te moeten bekopen. Nee, de buitenlandse politiek is er om de belangen van de burgers te dienen.

Het eerste belang is veiligheid: voorkomen dat Nederland en zijn inwoners geraakt worden door agressie of in de greep komen van een vijandige mogendheid. Hoewel het belangrijk is te beseffen dat wij ook met andere democratische rechtsstaten in conflict kunnen komen, zijn die ons niet ten principale vijandig gezind. Dat zijn dictaturen wel, zeker wanneer zij een agressieve buitenlandse politiek voeren.

Wij hebben dus, naast een geestelijke verwantschap, ook een belang bij het behoud van reeds gevestigde democratische rechtsstaten. Waarden en een wezenlijk belang (veiligheid) gaan hier hand in hand. De geschiedenis laat zien dat landen waarin een democratische rechtsstaat stevig verankerd is, zelden of nooit oorlog met elkaar aangaan. Steun aan andere democratieën wanneer zij worden bedreigd, verbindt dan ook een ideële maar tevens reëel bestaande doelstelling aan ons eerste nationaal belang.

Naast veiligheid is wat onze welvaart ten  goede komt in het belang van de Nederlandse burgers. Waar sommigen menen dat het economisch belang wordt gediend met protectionisme, weten liberalen dat vrijhandel uiteindelijk de inwoners van de deelnemende landen veel meer oplevert.

We mogen daarin echter niet naïef zijn. Wanneer handel voor een dictatoriale mogendheid een middel is om ons afhankelijk te maken of om informatie uit onze bedrijven en andere instellingen te stelen, moet het veiligheidsbelang het zwaarste wegen.

Zo zou artikel 90 van de Grondwet beter kunnen luiden

Mijn voorstel voor de Grondwet is om niet enkel eenvoudigweg de huidige bepaling van artikel 90 te schrappen, maar er een nieuwe formulering voor in de plaats te stellen. Wat dient te verdwijnen is, zo betoogde ik in mijn vorige bijdrage, de bepaling dat de regering de ontwikkeling van de internationale rechtsorde moet bevorderen. Uit mijn betoog hiervoor volgt dat de nieuwe tekst uit twee onderdelen zou moeten bestaan:

‘Lid 1: De Nederlandse regering heeft in de buitenlandse politiek en in de EU-politiek primair tot taak de behartiging van het nationaal belang in strikte zin.

Lid 2: Voor zover dat in haar vermogen ligt en het niet strijdig is aan de in lid 1 neergelegde taak, steunt de Nederlandse regering de vestiging, versteviging en verdediging van vrije, democratische rechtsstaten.’

Zou de buitenlandse politiek op deze twee hoekstenen worden gegrond (meer en consequenter dan nu), dan zal zij aan realiteitszin winnen. Het idealisme moet dan vooral worden gekanaliseerd in steunverlening aan democratische rechtsstaten elders, liefst waar zij reeds zijn gevestigd en verder waar er reële kansen op versterking ervan zijn. De nieuwe grondwetsbepalingen zouden consequenties kunnen hebben voor tal van onderdelen van de buitenlandse politiek. Ik beperk mij, ter illustratie, tot een korte schets op twee terreinen: de Europese integratie en de defensie-inspanningen.

Nederland niet ondergeschikt maken aan Brussel

Hoewel premier Willem Drees (PvdA) en VVD-voorman Pieter Oud terughoudend waren, kenmerkte de Nederlandse benadering van de Europese integratie zich al gauw door dezelfde zendingsdrift als de rest van de buitenlandse politiek. In ‘Europa’ werd een soort Nederland op grotere schaal gezien.

Dat de Europese Gemeenschap (later ‘Unie’) niet op Nederland zou gaan lijken, en dat andere lidstaten daar ook niet naar hunkerden, maar dat Nederland bij meer integratie zich vaker naar andere landen zou moeten schikken, drong maar moeizaam tot de Nederlandse politiek door.

Sinds VVD-fractievoorzitter Frits Bolkestein midden jaren negentig pleitte voor een buitenlandse politiek die wordt ingegeven door het nationaal belang, is er meer realiteitszin in onze opstelling binnen de EU gekomen. Op onderdelen beseft de regering dat zij moet opkomen voor het Nederlands belang. De eis, naar voren gebracht samen met andere financieel-verstandige lidstaten, dat zuidelijke en oostelijke landen in ruil voor financiële steun hun economie moeten hervormen zoals noordelijke landen dat eerder hebben gedaan, is daarvan een recent voorbeeld.

Maar de oude zendingsdrang is niet uit de Nederlandse politiek verdwenen. Politieke partijen als D66, GroenLinks en nu ook Volt geloven dat méér Europa altijd beter is, ongeacht de inhoud van het beleid. Met hun wens op alle terreinen het vetorecht te vervangen door besluitvorming bij meerderheid, geven zij de mogelijkheid op dat Nederland stevig voor zijn eigen belangen kan blijven opkomen.

De opvatting dat méér Europa altijd beter en handelen vanuit het nationaal belang ‘eng’ zou zijn, is des te vreemder voor een partij die, zoals D66, pretendeert liberaal te zijn alsmede te staan voor meer democratie en rechtsstatelijkheid. In weinig EU-landen is het liberalisme, zowel partijpolitiek als in beleidstradities, zo sterk aanwezig als in Nederland. In Zuid-Europa en grote delen van Oost-Europa, stellen liberale partijen electoraal gezien weinig tot niets voor. De kans dat EU-beleid liberaler zal zijn dan Nederlands beleid, is minimaal.

Méér Europa is voor Nederland niet méér democratie

Meer democratie en rechtsstatelijkheid zal verdergaande Europese integratie ons al evenmin brengen. De jaarlijkse Democracy Index van The Economist bevat een ranglijst, die is gebaseerd op indicatoren van democratie met medeneming van elementen van goed bestuur en rechtsstatelijkheid. Nederland staat in de meest recente lijst op een (met Australië gedeelde) 9e plaats. Slechts vier EU-lidstaten doen het beter (de drie Scandinavische lidstaten en Ierland).

Slechts negen van de 27 EU-lidstaten (Nederland inbegrepen) gelden in deze ranglijst als een ‘volledige’ democratie, dat wil zeggen dat zij een 8 of hoger scoren. Twee-derde van de EU-lidstaten geldt als ‘flawed’, oftewel als democratie met smetten. Dat loopt uiteen van Frankrijk (plaats 24 wereldwijd) via België (plaats 36) tot Hongarije (53) en Roemenië (62).

Meer ‘Europa’ betekent dat Nederland meer smetten op democratie en rechtsstaat binnen haalt. Tel uit je winst. En dat is dan nog los van het matig-democratische gehalte van de Europese besluitvorming en de gebrekkige democratische legitimiteit van het Europees Parlement.

Vechten voor democratie

Na het einde van de Koude Oorlog gaven de meeste Nederlandse politici zich over aan de illusie dat Europa niet langer werd bedreigd. Er werd fors in de krijgsmacht gesneden, en wat ervan overbleef werd meer toegesneden op het uitvoeren van vredesmissies en andere operaties die niet in het hoogste spectrum van militaire geweldsuitoefening plaatsvinden.

Nog maar tien jaar geleden werden de laatste tanks wegbezuinigd. Indien linkse partijen hun zin hadden kunnen doordrijven, zou Nederland ook zijn vrij unieke (hoewel piepkleine) onderzeebootvloot kwijt zijn geraakt.

Maar anders dan breed werd geloofd, wordt Europa wel degelijk bedreigd: door terrorisme, door voortdurende cyber-aanvallen, door Russische spionage en pogingen tot destabilisatie, door Chinese spionage en pogingen ons afhankelijk te maken. Intussen blijven de meeste Europese landen hun defensie schromelijk verwaarlozen.

Hameren op internationale afspraken, maar bij de Navo?

Ook Nederland blijft helaas nog ver onder de in 2014 in Navo-verband aangegane verplichting ten minste 2% van het BBP aan defensie-uitgaven te besteden. Als internationale afspraken voor ons land zo heilig zijn, waarom wordt deze afspraak dan stelselmatig met de voeten getreden?

De kaalslag in onze krijgsmacht is zo groot dat Nederland niet in staat is zijn eigen grondgebied naar behoren te verdedigen en zijn bondgenootschappelijke verplichtingen na te komen. Nederland zou zijn defensie-inspanningen beter kunnen concentreren, naast op taken in het kader van nationale bijstand, op de verdediging van het bondgenootschappelijk grondgebied en op de mogelijkheid bijstand te verlenen aan andere democratische rechtstaten.

De Baltische staten ondergaan al jarenlang cyberaanvallen en andere militaire provocaties vanuit Rusland. Estland, Letland en Litouwen zijn Navo-bondgenoten die na 1991 de overgang naar stabiele democratische rechtsstaat in vergaande mate hebben weten te maken.

Het is om minstens drie redenen van groot belang dat de Navo en Nederland  stevige militaire bijstand aan deze staten kunnen verlenen als de aanvallen vanuit Rusland verder worden opgevoerd. Ideëel gezien gaat het om behoud van landen waar democratie en rechtsstaat zich hebben gevestigd.

Daarbij komt dat het lot van deze kleine landen, in bevolkingstal nog een stuk kleiner dan Nederland, ons extra na aan het hart zou mogen gaan. En last but not least: verdediging van deze Navo-bondgenoten is in ons eigen belang. Zou de Navo die wezenlijke taak verzuimen, dan zal geen enkele lidstaat zich immers nog veilig onder Navo-paraplu weten; ook Nederland niet.

Directe territoriale dreigingen vanuit China ondergaat Nederland niet. Zij zijn wel een grote bron van zorg voor landen in Oost-Azië. Maar laat ons niet de fout van de Britse premier Neville Chamberlain uit 1938 herhalen, die het niet nodig vond democratisch Tsjechoslowakije bij te staan tegen Hitler-Duitsland omdat het een ‘far away country’ betrof.

Communistisch China bedreigt democratisch Taiwan

Communistisch China heeft Hongkong momenteel feitelijk ingelijfd maar heeft uiteindelijk zijn zinnen gezet op de verovering van Taiwan: een land dat direct onder Nederland staat in de Democracy Index.

Of de onafhankelijkheid van Taiwan, democratisch China, zo nodig zal worden verdedigd hangt uitsluitend af van de Verenigde Staten. Indien Nederland echter niet alleen over moreel hoogstaande politiek wil praten maar deze ook wenst te bedrijven zelfs in risicovolle omstandigheden, dan zou ons land – mocht dat gewenst zijn – militaire bijstand kunnen verlenen bijvoorbeeld in de vorm van het sturen van luchtverdedigingseenheden en/of onderzeeërs. Daartoe moet onze krijgsmacht dan wel in staat zijn.

En bovenal moet Nederland de wil hebben in plaats van te praten over een internationale rechtsorde te vechten voor een vrij democratisch bestuurd volk. Waar de huidige formulering van artikel 90 Gw illusoire dromen aanwakkert, zou de door mij voorgestelde tekst ondersteuning bieden aan het op de bres staan voor concrete Nederlandse belangen en voor de waarde van de democratische rechtsstaat.

Patrick van Schie is directeur van de TeldersStichting, het wetenschappelijk bureau ten behoeve van het liberalisme, gelieerd aan de VVD. Bovenstaand pleidooi is een vervolg op een artikel over hetzelfde onderwerp, vorige week in Wynia’s Week.