Mark Rutte is een veel linksere premier dan Joop den Uyl

BOUWMAN180223-joop en mark
Joop den Uyl, hier als oppositieleider in de Tweede Kamerbankjes, 11 oktober 1983. (Foto: Paul Vreeker, ANP)

Recordimmigratie, steeds hogere collectieve lasten, een explosie van ambtenaren, eurofilie, een verwaarloosde krijgsmacht en afbraak van de hypotheekrenteaftrek: het ‘linkse’ kabinet-Den Uyl had er niet op betrapt willen worden. Maar de ‘rechtse’ Mark Rutte dóet het gewoon. Roelof Bouwman zet de twee premiers naast elkaar.

Opeens, bij de publicitaire aftrap van de VVD-campagne voor de aanstaande Provinciale Statenverkiezingen, was hij er weer. ‘Wij moeten in Nederland niet terug naar de dagen van Joop den Uyl,’ waarschuwde premier Mark Rutte in een groot en geruchtmakend interview met De Telegraaf.

Niet vergeten

Joop den Uyl. Alias ‘Ome Joop’, alias ‘de doctorandus uit Buitenveldert’. In 1987 overleed hij en binnenkort is het een halve eeuw geleden dat hij naast koningin Juliana op het bordes van Huis ten Bosch stond, samen met zijn zojuist beëdigde ministersploeg: het meest linkse kabinet uit onze parlementaire geschiedenis.

Het is allemaal lang geleden, maar niet vergeten. Den Uyl was en is onze meest controversiële minister-president ooit en dus een symboolfiguur. Voor linkse Nederlanders een dromer en doordouwer die zo’n beetje alles belichaamde wat politiek groots, mooi en edel kan maken en voor rechtse Nederlanders een nachtmerrie die nooit mag terugkeren.    

Matige volksmenner

De reacties op het Rutte-interview spraken boekdelen. Op sociale media roerden zich zowel fanatieke Den Uyl-fans als fanatieke Den Uyl-haters. Rutte had in De Telegraaf een open zenuw geraakt. Het leek wel 1973 all over again.  

Helaas kwamen de feiten er bekaaid af. Want hoe zit het nou écht met de heldendaden dan wel schurkenstreken van Den Uyl?

Beginnen we bij zijn electorale prestaties. Tussen 1967 en 1986 was Den Uyl zeven keer PvdA-lijsttrekker bij Tweede Kamerverkiezingen. Zijn gemiddelde score was 28,8 procent. Voor de PvdA van nu is dat een astronomisch cijfer, want bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 en 2021 kwam de partij niet verder dan 5,7 procent. Maar in de tijd van Den Uyl waren zijn stembusresultaten niet heel bijzonder.

Ter vergelijking: Willem Drees trad tussen 1946 en 1956 vier keer op als PvdA-lijsttrekker en scoorde gemiddeld 29,0 procent. Wim Kok, de opvolger van Den Uyl, was tussen 1989 en 1998 drie keer lijstaanvoerder en tekende voor gemiddeld 28,3 procent. Ook tussen de electorale hoogtepunten van Den Uyl (53 zetels in 1977), Drees (50 zetels in 1956) en Kok (49 zetels in 1989) zit weinig verschil. 

Vaak in de oppositie

Was het dan misschien zo dat Den Uyl zijn verkiezingsresultaten bij kabinetsformaties bovenmatig goed wist te verzilveren?

Nee, het tegendeel was het geval. De PvdA zat in de tijdperk-Den Uyl meestal in de oppositiebanken, terwijl christendemocraten en liberalen het land regeerden. In slechts twee van de acht kabinetten die Den Uyl als partijleider meemaakte, hadden bewindslieden van de PvdA zitting: in zijn roemruchte eigen kabinet (1973-1977) en in het rampzalige, al na acht maanden gesneuvelde kabinet-Van Agt II (1981-1982). Dat is een opvallend verschil met de PvdA van Drees, die tussen 1946 en 1958 permanent regeringspartij was. Maar ook met de PvdA van Kok, die tussen 1986 en 2002 slechts drie jaar in de oppositie zat.

Afnemend ledental

Nog een indicator: het ledental. Wanneer een politieke partij goed in de markt ligt, groeit doorgaans ook het aantal betalende aanhangers. Een mooi voorbeeld is de VVD onder Hans Wiegel. Het liberale ledental explodeerde toen van 40.000 (1971) naar 102.000 (1982). Gebeurde iets dergelijks ook in het tijdperk-Den Uyl? Nee: in 1967 had de PvdA 130.000 leden; in 1986 waren het er 103.000.

Een van de oorzaken van het dalende ledental was dat zich uitgerekend in het tijdperk-Den Uyl een scheuring in de PvdA voltrok. Traditionele sociaaldemocraten, wars van de groeiende invloed van de radicale ‘vernieuwingsbeweging’ Nieuw Links, organiseerden zich onder de vlag van Democratisch Socialisten ’70 (DS’70). Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1971 debuteerde de nieuwe partij met acht zetels; vervolgens mocht ze direct meeregeren in het kabinet van Barend Biesheuvel (ARP). De PvdA van Den Uyl stond – wederom – aan de zijlijn.

Drees weg

Minstens zo pijnlijk was dat tijdens Den Uyls partijleiderschap een einde kwam aan het PvdA-lidmaatschap van de al genoemde Willem Drees. De gelauwerde oud-premier, toonbeeld van fatsoen, zelfbeheersing en daadkracht, koesterde soortgelijke denkbeelden als de oprichters van DS’70, waarvan zijn zoon Willem Drees jr. lijsttrekker was geworden. ‘Senior’ bleef na zijn vertrek bij de PvdA – in 1971 – partijloos, maar steunde DS’70 wel met forse giften.

Weinig opzienbarende verkiezingsresultaten, bijna voortdurend in de oppositie, een per saldo dalend ledental, een scheuring en dan ook nog het vertrek van partijboegbeeld Drees – laten we niet doen alsof het de PvdA onder Den Uyl in alle opzichten voor de wind ging.

Of zijn we nu niet helemaal eerlijk? Wanneer we kunstenaars, componisten en auteurs beoordelen, kijken we bij voorkeur naar de highlights uit hun oeuvre. Zo moeten we dat misschien ook doen bij politici.

Toen: tegen de overbevolking

Bij Den Uyl kom je dan als vanzelf uit bij de naar hem genoemde regeringsploeg. Een kabinet, zo horen we Den Uyl-aanhangers vaak verzuchten, dat dingen presteerde waarbij het ‘neoliberale’ geklungel van VVD-premier Mark Rutte schril afsteekt. Maar wat zijn de feiten?

Nederland, laten we daarmee beginnen, is onder Rutte een immigratieland geworden. Alleen al in 2022 ontvingen we volgens het CBS een recordaantal van 402.000 immigranten. Zodoende telde ons land aan het einde van het jaar na aftrek van de emigratie ruim 17,8 miljoen inwoners.

Toen in 1973 het kabinet-Den Uyl aantrad, waren dat er nog ruim 13 miljoen. Den Uyl en ook de meeste andere linkse politici maakten zich daar destijds grote zorgen over. In Keerpunt ’72, het gemeenschappelijke verkiezingsprogramma van PvdA, D66 en GroenLinks-voorloper PPR, was de angst voor overbevolking (‘een groot probleem voor de verbetering of zelfs het handhaven van de kwaliteit van het leefmilieu’) een belangrijke rode lijn. Daarom werd onder meer gepleit voor ‘een actieve bevolkingspolitiek’, inclusief het beperken van de werving van buitenlandse werknemers. Beter was het om hun werkgelegenheid te bevorderen ‘in de landen van herkomst’.

Dat bleek in 1974 ook het standpunt van Den Uyls kabinet. ‘Wij zijn van oordeel,’ zo heette het, ‘dat op langere termijn noch het belang van de landen waaruit de vreemde werknemers komen, noch de belangen van de vreemdelingen zelf, noch de belangen van de Nederlandse samenleving, met hun komst zijn gediend’.

Van daadwerkelijk beperking van ‘de stroom van vreemde arbeiders’ kwam tijdens Den Uyls regeringsperiode weinig terecht. Maar de intentie bestond wel degelijk. En: de instroom was uiteindelijk veel geringer dan onder Rutte gebruikelijk is geworden.

Toen: niet zo Europees

Net als nu, was de Europese eenwording ook ten tijde van het kabinet-Den Uyl een belangrijk politiek thema. De premier stond niet bekend als eurofiel. Met grote regelmaat werd Den Uyl ervan beticht – met name door oppositiepartij VVD – dat hij niet pro-Europees genoeg was, dat hij voorwaarden stelde aan de Europese integratie en dat – het gebeurde in 1975 – Europa nauwelijks aan bod kwam in de onder zijn verantwoordelijkheid uitgesproken troonrede.

En inderdaad: uitbreiding en uitbouw van de Europese integratie waren voor Den Uyl geen doel op zich. Eerst en vooral diende het in Europa te gaan over de vraag ‘wat voor soort samenleving wij tot stand willen brengen’. Den Uyl stond daarin zeker niet alleen: eurofilie was in de jaren zeventig een verschijnsel dat voornamelijk opgeld deed bij rechts.

Den Uyl remde de overheidsuitgaven

Als we het financiële beleid van beide premiers vergelijken, valt op dat sinds het aantreden van Rutte in 2010 de collectieve lastendruk – lees: de inkomsten uit belastingen en wettelijke premies uitgedrukt in een percentage van het bruto binnenlands product (bbp) – is gestegen van ruim 34 procent naar bijna 40 procent. Bovendien is sprake van een explosief groeiende overheid. Zo telde het rijk in 2021 ruim 131.000 volledige banen, een toename van bijna 20 procent vergeleken met 2017.

Ook ten tijde van het kabinet-Den Uyl groeide de publieke sector. Maar anders dan onder Rutte ontstond daarover grote bezorgdheid en besloot het kabinet hard in te grijpen: de groei van de collectieve lastendruk werd in 1975 aan een maximum gebonden, het zogenoemde ‘eenprocentbeleid’. Voor het eerst werd zo geprobeerd een rem te zetten op de voortdurende stijging van de overheidsuitgaven – een cesuur van jewelste.

Het is niet moeilijk om nog meer voorbeelden te noemen van Uyliaans regeringsbeleid waarbij Rutte links afsteekt. De Nederlandse krijgsmacht is de laatste jaren stelselmatig verwaarloosd en verkeert in deplorabele staat. Ten tijde van het kabinet-Den Uyl was daarvan geen sprake. Ondanks allerlei linkse retoriek bleven absolute bezuinigingen op defensie achterwege. Daar zorgde PvdA-minister Henk Vredeling wel voor, een houwdegen die bij de militaire top geen kwaad kon doen.

Nog een verschil tussen toen en nu: tijdens het kabinet-Den Uyl, zo werd vorig jaar geconcludeerd in het monumentale, door de parlementaire historici Carla van Baalen en Anne Bos geredigeerde boek Grote idealen, smalle marges, was sprake van een ‘bloeiend klimaat voor eigenwoningbezit’.

Het eigen huis was links

Zo werden vanaf 1974 premiekoopregelingen ingevoerd en bleef de hypotheekrenteaftrek onaangetast. Dat betekende onder meer dat ook de rente op leningen met consumptieve doeleinden (zoals een auto, boot of beleggingsrekening) aftrekbaar was, evenals de rente op een tweede woning. Totaal onvoorstelbaar onder Rutte, onder wiens leiding de hypotheekrenteaftrek stap voor stap wordt afgebroken.

Dat Zwarte Piet in het Nederland van premier Den Uyl een kindervriend was, dat op oudejaarsavonden onbekommerd vuurwerk werd afgestoken en dat diversity officers en sensitivity readers even schaars waren als menstruerende mannen en genderneutrale toiletten, laten we daar maar niet over uitweiden. Want de moraal van het verhaal is misschien ook zo wel duidelijk: Joop den Uyl, onze meest controversiële minister-president ooit, wordt vaak om de verkeerde redenen bewonderd én om de verkeerde redenen verafschuwd.

Met dat laatste zou in elk geval Mark Rutte – in veel opzichten een linksere premier dan Den Uyl – per direct moeten stoppen.

De donateurs vormen het fundament van Wynia’s Week. U maakt het als donateur mogelijk dat ons online magazine 104 keer per jaar verschijnt. Doneren kan op verschillende manieren, kijk HIER. Alvast hartelijk dank!