Merkel en Rutte: dagboek van een ambassadeur

MarnixKrop 10-8-22
Merkel op bezoek bij Rutte. Kader: Marnix Krop

De Nederlandse diplomaat Marnix Krop beschreef in zijn boek ‘Hart van Europa’ onder meer zijn ervaringen als ambassadeur in Warschau en Berlijn. Krop (1948-2022) overleed op 28 juli onverwacht tijdens zijn vakantie in Portugal. Hieronder enkele licht bewerkte fragmenten uit de ervaringen van Marnix Krop als diplomaat. ‘Angela Merkel ontving Mark Rutte vriendelijk, maar met een zekere reserve.’

Merkel en het gedoogkabinet

Toen na de Tweede Kamerverkiezingen in mei 2010 het kabinet-Rutte werd geformeerd en het ernaar uitzag dat de PVV van Geert Wilders een belangrijke stem in het kapittel zou krijgen, werd de onrust in Duitsland groter. Het toppunt vormde de bondskanselier zelf, die in de Bondsdag zei te betreuren dat VVD en CDA hun minderheidskabinet wilden laten steunen door de PVV. En kort voordat Wilders zelf op 2 oktober 2010 in Berlijn een confronterende rede hield, liet mevrouw Merkel via haar woordvoerder weten dat ‘het niet onze stijl is religies in hun geheel te verwerpen’.

Toen onze nieuwe premier op 19 november 2010 zijn verkiezingsbelofte inloste om als eerste buitenlandse hoofdstad Berlijn te bezoeken, moest allereerst dit probleem uit de weg worden geruimd. Angela Merkel ontving Mark Rutte vriendelijk, maar met een zekere reserve. Hoe zat dat nu met die gedoogsteun van Wilders? Welke invloed zou hij op het Nederlandse regeringsbeleid hebben? Bijvoorbeeld op het migratievraagstuk, maar zeker ook op de Europapolitiek?

Rutte legde uit dat de regeringsvorming geen politiek alternatief had geboden voor deze minderheidsregering met de PVV als gedoogpartner. Omdat VVD en CDA niet het islamstandpunt van de PVV deelden, was hieruit geen meerderheidsregering ontstaan. Voor hen is de islam geen extreme politieke ideologie, maar een godsdienst die, net als andere godsdiensten, de vrijheid van godsdienst geniet. Wat Europa betreft, ook daar liepen de meningen tussen regering en gedoogpartner sterk uiteen, waardoor de PVV dat deel van het regeerakkoord dan ook niet onderschreven had. De Duitse regering kon dus op Nederland blijven bouwen.

Met deze woorden wist de premier de bondskanselier kennelijk gerust te stellen, want Merkel ging met de vaststelling ‘ook ik ben een realist’ over tot de orde van de dag. In de daaropvolgende jaren kwam een zeer hechte band tussen de twee regeringsleiders tot stand.

Merkel, in het geniep gekaapt door Sarkozy

Geheel verrast kon Den Haag niet zijn, want de ambassade in Berlijn had gewaarschuwd – laat, maar toch. Op vrijdag 15 oktober 2010, drie dagen voor deze Frans-Duitse top, hadden de Berlijnse ambassadeurs van de Benelux hun regelmatig weerkerende lunchgesprek met Uwe Corsepius, de Europa-adviseur van bondskanselier Merkel. Als Corsepius sprak, kon je er voor praktisch 100 procent van uitgaan dat mevrouw Merkel dezelfde mening was toegedaan en dat hij namens haar sprak.

In dat gesprek wijdde Corsepius nogal uitvoerig uit over de noodzaak van een verdragswijziging om het euro-noodfonds te ‘legaliseren’. Zijdelings liet hij ook weten dat Duitsland niet meer vasthield aan de noodzaak van automatische sancties voor overtreders van de regels van het Stabiliteitspact van de euro, want dit was voor lidstaten als Frankrijk immers ‘onaanvaardbaar’. Wat Corsepius in het vage liet, was hoe ver deze gedachtegang al concreet Duits beleid was en of Merkel dit na het weekeinde met Sarkozy zou bespreken. Maar zoiets liet zich vermoeden.

Het verslag van Corsepius’ uitweidingen ging nog die middag uit en werd naar de meest betrokken ministeries in Den Haag gestuurd. Vooral voor Financiën was het belangrijk, want op die maandag zouden de Europese ministers van Financiën de aanpassing van het Stabiliteitspact verder bespreken.

Om zeker te zijn dat de boodschap niet verloren zou gaan, belde ik die zondagmiddag Ronald van Roeden op. De Europa-adviseur van onze minister-president wandelde juist op het Scheveningse strand. Ja, hij had van het nieuwe Duitse denken ook al wat lucht gekregen, maar nee, Corsepius had hem er niet over benaderd.

De volgende dag zat minister Jan Kees de Jager in Luxemburg in de Ecofin-Raad en stelde vast dat bij de discussie over de automatische sancties zijn Duitse collega zich geheel op de vlakte hield. Totdat het nieuws uit Deauville de Raadszitting bereikte en het waarom van de Duitse zwijgzaamheid iedereen in één klap duidelijk werd. Jan Kees de Jager kon aan deze gang van zaken slechts één conclusie verbinden: om verrassingen voortaan te voorkomen en tegelijk optimale Nederlandse invloed op het eurobeleid te bewerkstelligen, moest hij veel nauwer met Berlijn samenwerken.

Duitsland overvallen door de Grieken

Een goede gelegenheid om de temperatuur van de Duitse regering rond de Griekse eurocrisis te meten kreeg ik begin januari 2010 toen ik een kennismakingsbezoek bracht aan Jörg Asmussen, staatssecretaris van het Duitse ministerie van Financiën.

Asmussen zag begin 2010 het Griekse probleem nog slechts als een specifiek, geïsoleerd geval. Wel zag hij het al als veel meer dan een begrotingsprobleem. Het omvangrijke Griekse tekort was slechts een symptoom. Wat echt op het spel stond was het concurrentievermogen van de Griekse economie. Het jarenlange gerommel met de statistieken voegde een groot geloofwaardigheidsprobleem toe aan de Griekse financieel-economische problematiek.

De druk op Griekenland moest worden opgevoerd, maar zou de Griekse regering de politieke ruimte voor de noodzakelijke maatregelen hebben? De duimschroeven moesten helemaal worden aangedraaid als zou blijken dat Griekenland Europese steun nodig had. Die steun zou slechts op basis van harde, IMF-achtige voorwaarden verleend kunnen worden.

Zou de Griekse kwestie ook niet noodzaken tot veel strakkere economische coördinatie tussen de eurolanden, tot het verschaffen van meer inhoud aan de E van de Economische en Monetaire Unie? Asmussen zag dat niet zo. Meer economische coördinatie zou maar meer Brusselse pottenkijkerij in de Duitse economie opleveren. Ook Frankrijk zou hierover niet enthousiast zijn.

Opvallend aan dit gesprek was dat Duitsland al wel inzoomde op de toestand in Griekenland en ook al dacht aan het opvoeren van politieke druk om hervormingen af te dwingen. De verdere implicaties van het Griekse probleem werden echter niet onderkend.

Zo waren de noodzaak van een steunoperatie, laat staan een gemeenschappelijk fonds, en ook verdergaande Europese coördinatie van nationaal economisch beleid – spoedig de essentie van de aanpak van de eurocrisis – nog niet op de Duitse radar verschenen. De eurocrisis had Duitsland, net als veel andere eurolanden, echt overvallen.

Merkel en Luther

Angela Merkel is de dochter van een dominee die geen dissident was, maar als ‘Christ im Sozialismus’ eerder tegen het SED-regime aanschurkte. Dochter Angela was in de DDR-tijd ook min of meer aangepast, als lokaal bestuurslid van de communistische jeugdorganisatie FDJ in Leipzig en als onderzoeker bij de prestigieuze Akademie der Wissenschaften in het Oost-Berlijnse Adlershof, waar je zonder politieke betrouwbaarheid niet kwam te werken.

Dat deze seculiere Merkel na de Wende zo snel bij de Christlich Demokratische Union (CDU) terechtkwam is een van die raadsels van dat onoverzichtelijke Oost-Duitse jaar 1989/1990. Een nog groter raadsel is, dat zij in deze partij zo snel carrière wist te maken. Al doende kwam haar protestantse achtergrond steeds meer bovendrijven, wat in het herenigde Duitsland eerder een plus- dan een minpunt was.

Haar protestantisme is niet van een sterke godsdienstige doorleving, eerder van een soort diepliggend (‘bodenständig’) fatsoen en van een besef van ieders verantwoordelijkheid tegenover God, mens en wereld. Het is een geloof in de kracht van ‘goede werken’, waartoe ze zelf zeker bereid is, maar die ze ook van anderen verwacht.

Als begeleider van premier Rutte bij zijn geregelde ontmoetingen met Angela Merkel werd ik vaak getroffen door de fundamenteel protestantse moraalfilosofie die de Bondskanselier inzake de euro kenmerkte. Natuurlijk was Duitsland tot hulp bereid en natuurlijk stond Duitsland in voor het bijeenhouden van de eurozone, maar bij de probleemlanden moesten daar wel goede wil en verantwoordelijkheidsbesef tegenover staan.

‘Solidariteit zeker, maar niet zonder soliditeit, want die zijn deze landen zowel zichzelf als ons verschuldigd,’ zo placht Merkel in deze gesprekken te zeggen. Voor Merkel is solidariteit ook tweerichtingsverkeer en dat zou Luther zo hebben kunnen zeggen.

Merkel, Rutte en de Britten

Toen ik nog ambassadeur in Polen was, heb ik Merkel in het voorjaar van 2007 een aula vol studenten aan de Universiteit van Warschau horen toespreken en recht uit haar hart horen zeggen hoezeer zij in de Poolse ervaring die van haarzelf in Oost-Duitsland herkende. En dat Brussel niet een ‘tweede Moskou’ is, zoals de toen in Polen regerende gebroeders Kaczynski meenden, maar een garantie voor Polens vrijheid, mits de Polen zich er voor wilden inzetten.

Over Merkel bestaan wel meer misverstanden, zoals dat zij koel, ongevoelig en humorloos zou zijn. Ik behoor niet tot haar intimi, maar heb haar toch zeker vijftien keer meegemaakt, meestal als begeleider van hoog bezoek uit Nederland, in het bijzonder van minister-president Rutte. Bij al die gelegenheden heb ik haar juist ervaren als warm, gevoelig en met een bevrijdende vorm van droge humor (over zichzelf, maar bijvoorbeeld ook over Nicolas Sarkozy).

Het is waar, Merkel is geen uitbundige persoonlijkheid, noch is zij iemand die primair uit hartstocht politiek bedrijft. Zij gaat eerder afstandelijk te werk, verschillende argumenten tegen elkaar afwegend, op zoek naar overtuigende bewijsvoering. Zodra zij eenmaal haar positie bijna wetenschappelijk heeft bepaald, geeft ze die niet gemakkelijk op. Merkel heeft tijdens dit soort gesprekken ook nooit dossieraantekeningen nodig. Ze heeft praktisch alle informatie in het hoofd en over wat ze niet precies weet, laat ze haar medewerkers vrijelijk aan het woord.

Dat Europa het kader is waarbinnen Duitsland opereert is voor haar zonneklaar, en ook dat Duitsland daarin zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Maar dit betekent nog niet dat zij elk idee, elk voorstel dat wordt gelanceerd, bijvoorbeeld om de euro te redden, omarmt.

Merkel laat wel eens weten niet helemaal gelukkig te zijn met de wijze waarop de euro oorspronkelijk is vormgegeven, maar dit is voor haar geen reden de handdoek in de ring te gooien. Ze wil juist de grondoorzaken van de europroblematiek uit de weg ruimen, teneinde de Europese integratie succesvoller te maken en verder te verdiepen. Dat Merkel wel degelijk een historisch perspectief op de Europese integratie hanteert, bleek mij in november 2012. De Europese Raad stond toen aan het eind van een intensieve discussie over de meerjarenbegroting van de EU.

Uit overleg met Merkels adviseur Meyer-Landrut bleek mij al dat men overwoog met de 26 overige lidstaten een compromis te vinden en Groot-Brittannië erbuiten te laten. Hierover was overleg met Parijs al gaande. Het zou de tweede keer in één jaar zijn dat zoiets zou gebeuren. Ik liet Meyer-Landrut meteen weten dat Nederland daarin niet mee kon gaan, althans nog niet in deze fase.

Toen Mark Rutte op 17 november naar Berlijn kwam voor bilateraal overleg met Merkel ter voorbereiding van de Europese Raad van december, besprak ik met hem in de auto de te verwachten Duitse poging Groot-Brittannië te isoleren. En ja hoor, al bij het borreltje vooraf peilde Merkel direct bij Rutte hoe hij tegen zo’n scenario van 26 tegen 1 aankeek. Tijdens het werkdiner met delegaties kwam zij er uitgebreider op terug: de Britse premier Cameron had zichzelf toch in een onmogelijke hoek gemanoeuvreerd en met hem konden we toch geen begrotingsakkoord bereiken? Hoe stond Rutte tegenover 26 tegen 1?

Premier Rutte reageerde rustig maar beslist: dat zou niet 26 tegen 1 worden, maar minstens 24 tegen 3. Niet alleen Nederland, maar ook Zweden wilde Groot-Brittannië niet laten vallen. Nu in elk geval nog niet. Er was immers nog wat tijd en we moesten Cameron de kans gunnen zichzelf uit zijn zelfgekozen isolement te bevrijden. Hij moest flexibiliteit herwinnen en wij konden misschien ook nog wat flexibiliteit opbrengen. We hadden Groot-Brittannië toch nodig voor het verdedigen van onze ‘zuinige’ onderhandelingsinzet?

Tijdens Ruttes woorden verschoot Meyer-Landrut van kleur en keek Merkel dromerig voor zich uit. Men stapte over op een ander onderwerp en opeens hield de bondskanselier stil. Ze staarde naar haar bord en zei toen: ‘Tja, Mark, als ik denk aan de Duitse rol in Europa in de eerste helft van de twintigste eeuw – iets waar Nederland ook het nodige van heeft meegekregen –, dan is het toch ondenkbaar dat Duitsland er actief aan zou bijdragen het Verenigd Koninkrijk naar de rand van de Europese Unie te duwen…’ en toen hield ze even stil, om met het volgende haar zin af te ronden: ‘…en dat geldt overigens ook voor Griekenland.’

Meteen maakten de twee leiders de nodige afspraken. Rutte zou Cameron bellen en de weg effenen voor diens gesprek met Merkel. Dit had het gewenste resultaat. Een kwartet, bestaande uit Duitsland, Nederland, Zweden en Groot-Brittannië, nam de touwtjes van de begrotingsonderhandelingen in handen en in februari 2013 bereikte de Europese Raad een compromis dat in hoofdzaak gunstig voor de ‘zuinige’ lijn uitpakte. Dit was een belangrijke uitkomst, maar in zekere zin een detail, vergeleken met de historische woorden die Merkel die novemberavond uitsprak.

Marnix Krop schreef het eerste deel van zijn biografie van Wim Kok en was nog bezig met het tweede, afsluitende deel, toen hij eind juli 2022 plotseling overleed. Bovenstaande fragmenten zijn afkomstig uit Krops boek Hart van Europa (2014), over zijn tijd als ambassadeur in Warschau en Berlijn.

Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar, met nieuws en verrassende inzichten. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!