Stop met het faciliteren van de in de islam ingebouwde zelfsegregatie

frentrop
Een door de politie georganiseerde iftar-maaltijd in Almere, 24 maart 2025. Beeld: 1almere.nl.

In 2023 beschouwde 6 procent van de Nederlanders zich als moslim. Dat zijn 1 miljoen mensen. De verwachting is dat het aantal moslims in Nederland in 2050 zal zijn toegenomen tot 3 à 4 miljoen. Dat is dan 15 tot 20 procent van een bevolking van 20 miljoen zielen. Oftewel: vrijwel de hele groei van de Nederlandse bevolking tot 2050 zal bestaan uit moslims.

Regeren is vooruitzien. Het beleid van de overheid is erop gericht ervoor te zorgen dat Nederland in 2050 van het gas af is en een klimaatneutrale economie heeft. Ook heeft de overheid doelstellingen voor de gemiddelde temperatuur op aarde in 2050, ons opleidingsniveau dan en ons concurrentievermogen tegen die tijd, de hoeveelheid natuur die dan beschikbaar zal zijn en het terugdringen van roken en obesitas.

Maar ten aanzien van het percentage islam binnen de samenleving anno 2050 is geen enkel beleid geformuleerd: geen streefcijfer, geen subsidies, geen heffingen, geen doelstellingen, geen bewustwordingscampagne, geen budget. Niks.

Twee aannames

Ook niets doen is een keuze. De keuze om niets te doen aan islamisering lijkt – als het niet uit angst is – gebaseerd op twee onuitgesproken aannames die beide onjuist zijn. De eerste betreft immigratie. Daar heerst de misvatting dat het puur toeval zou zijn dat zich zoveel mensen uit islamitische landen bevinden in de totale stroom die wordt binnengelaten.

Ten tweede wordt impliciet aangenomen dat islam erfelijk is. De inheemse islam groeit doordat moslims meer kinderen krijgen dan aanhangers van andere godsdiensten. Dus groeit hun relatieve aantal ‘automatisch’, zo is de gedachte. De misvatting dat religie erfelijk zou zijn is heel oud. Joodse denkers hebben een soort genetica bedacht waarbij iedere joodse vrouw joodse kinderen krijgt. Een joodse man krijgt alleen joodse kinderen bij een joodse vrouw, bij andere vrouwen verwekt hij niet-joodse kinderen. Hele volksstammen geloven dit.

De oorspronkelijk joodse sekte der christenen ging hier niet in mee. Christen word je niet via je moeder maar via de doop. Dit sacrament ontaardde echter in een soort van afpersing, toen in een tijd dat de helft van de zuigelingen zijn tweede jaar niet haalde, werd verkondigd dat wie ongedoopt stierf niet in de hemel zou komen. Ouders die dat geloofden maakten hun kinderen eerder katholiek dan zindelijk.

In onze contreien rees het verzet tegen deze misleiding. De aanhangers van de Friese priester Menno Simons (1496-1561) erkenden ten aanzien van het geloof geen gezag, noch van de staat, noch van de kerk. Zij hechtten aan de vrije keuze die de mens heeft en doopten hun lidmaten pas als zij volwassen waren en in staat om zelfstandig te kiezen tot welke kerk ze toe wilden treden. Deze doopsgezinden werden in de 16de en 17de eeuw (dan ook) harder vervolgd dan alle andere religieuze groeperingen.

De islam huldigt nog steeds het idee dat je zonder inspraak toetreedt. Maar via de vader. Ik heb me laten vertellen dat wanneer een kind wordt geboren de vader een schaap behoort te slachten (twee schapen als het een jongen is). Tijdens het slachten dankt hij Allah en fluistert hij de naam van het kind. Daarna fluistert de vader het kind opnieuw de islamitische geloofsbelijdenis in het oor (het rechteroor, niet het linker). Na deze ceremonie wordt het kind als een lid van de moslimgemeenschap beschouwd. En vastgeklonken. Want op geloofsafval staat straf: de doodstraf volgens velen.

Misvattingen behoeven correctie

Menno Simons indachtig bestaat er in de westerse cultuur geen enkele reden om mee te gaan met waanideeën van joden, christenen of moslims. Vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting impliceren dat iedere burger vrij is om zijn godsdienst te kiezen.

Bij alle godsdiensten worden ouders geacht hun kinderen in de eigen leer op te voeden. Maar dat betekent niet dat alle kinderen eenmaal volwassen het geloof van hun ouders zullen blijven aanhangen. Dat risico onderkennen gevestigde godsdiensten en daarom storten ze zich op het onderwijs. Niet om kinderen te leren nadenken. Eigen onderwijs moet voorkomen dat de kinderen anders gaan denken dan hun ouders.

Zulke indoctrinatie laat een democratie ruimhartig toe. Maar tolerantie kent altijd grenzen. Op alle scholen moeten kinderen lezen, schrijven en rekenen leren, ongeacht de geloofsovertuiging van hun ouders. De vrijheid bij opvoeding is groot, maar geen ouder mag zijn kinderen helemaal buiten de maatschappij houden.

Zelfsegregatie is een oude kwaal

Gelovigen hebben, zolang ze niet de baas zijn, echter de neiging om zich in eigen kring terug te trekken. Deze zelfsegregatie geldt in het bijzonder voor de islam die strakke eisen stelt aan de wijze waarop de maatschappij moet worden ingericht. (Daarom bestaan er zoveel ‘islamitische’ landen.)

Die neiging wordt reeds lang onderkend. Aan het begin van de 17de eeuw zette Spanje alle moslims (Morisken) het land uit. ‘De vraag is waarom Spanje het deed’, schreef de historicus Ferdinand Braudel in het tweede deel van zijn magnum opus De Middellandse Zee.

Zijn antwoord luidt: ‘De belangrijkste reden was dat de Morisken zich niet lieten assimileren. De handelswijze van Spanje werd niet ingegeven door rassenhaat, maar door een diepe afkeer van de Moorse cultuur en religie. De uitbarsting van deze haatgevoelens, oftewel van de verbanning, was een bewijs van onvermogen, namelijk dat de Morisken na een, twee of soms zelfs drie eeuwen de Moor van weleer waren gebleven, met zijn eigen klederdracht, godsdienst, taal, kloosterachtige, voor de buitenwereld ontoegankelijke huizen en Moorse baden. Ze weigerden de westerse beschaving te accepteren, en daar lag de oorzaak van het conflict. [..] Diep in hun hart maakten de Morisken nog steeds deel uit van een onmetelijk rijk dat zich uitstrekte tot het verre Perzië, zoals men in Spanje maar al te goed wist, van een wereld met ongeveer dezelfde huizen en zeden en identieke geloofsopvattingen. De belangrijkste grief tegen de Morisken was, zoals kort samengevat door de kardinaal van Toledo, dat zij “echte mohammedanen net als die in Algiers zijn”. Op dit punt kunnen wij de kardinaal laken om zijn intolerante houding, maar dat hij de waarheid geweld aandeel valt hem niet te verwijzen.’

Aldus Braudel in 1979, het jaar waarin de verhouding tussen de islam en het Westen een historische wending nam in ‘het verre Perzië’, waar de regering van de Sjah tot dan toe met harde hand de Westerse cultuur invoerde.

Daar greep ayatollah Khomeini op 1 februari 1979 de macht en zijn ‘Islamitische Republiek’ ging de strijd aan met het Westen, met name met de bondgenoten van zijn voorganger: de grote Satan (de Verenigde Staten) en de kleine Satan (Israël). En op 20 november 1979 veroverden islamitische fundamentalisten de grote moskee in Mekka. Slechts met de grootst mogelijke moeite wist de Saoedische regering hen te verslaan. Om de ideologische medestanders van deze fanatici de wind uit de zeilen te nemen, voerde de Saoedische regering striktere islamitische wetgeving in, terwijl ze de eigen fundamentalisten de ruimte gaf om ver in het buitenland, tot in Indonesië toe, de islam te propageren.

Tien jaar later, op 14 februari 1989, verplaatste ook Khomeini het ideologische front van de strijd naar het Westen met zijn doodvonnis over de in Engeland wonende Britse staatsburger Salman Rushdie wegens geloofsafval. Vanaf toen werd ook in Israël de tot dan toe op nationalisme gestoelde strijd van de Palestijnen voor zelfbestuur opeens onder de banier van de islam gevoerd. (In 1990 bekeerde de christelijke mevrouw Arafat zich tot de islam.)

Militair en ideologisch antwoord

Inmiddels kan Israël – existentieel bedreigd –  de onophoudelijke agressie van Hamas vanuit Gaza, Hezbollah vanuit Libanon en de ayatollahs vanuit Iran niet langer tolereren en slaat het terug. Israël doet daar militair het vuile werk voor het Westen.

Aan het ideologische front weigert het Westen om zelf het benodigde werk op te knappen. Daar was de strijd tegen islamitische zelfsegregatie altijd al weinig energiek en in West-Europa is deze rond het jaar 2000 zelfs volledig opgegeven. Sinds ‘integratiebeleid’ overduidelijk faalde, huldigen vrijwel alle politieke partijen een beleid van ‘appeasement’: het concessies doen aan de vijand om een conflict te voorkomen.

Ook dat werkt niet. Iedereen ziet dat onder (jongere) moslims sinds 2000 sprake is van toenemende orthodoxie. Daarbij speelt culturele afzondering een belangrijke rol. Geloof fungeert als drager van de identiteit. Kleding, scholen, datingsites helpen allemaal mee.

De in de islam ingebouwde zelfsegregatie wordt echter gefaciliteerd door onder meer: Het organiseren van ‘íftars’ door de politie. Het toestaan van hoofddoekjes in publieke functies. Het beschikbaar stellen van gebedsruimten in publieke gebouwen. Aandacht schenken aan ‘ramadan’ door de publieke omroep. Het aanbieden van aan religie aangepaste maaltijden in scholen, ziekenhuizen en gevangenissen. En vooral door het niet durven bekritiseren of bespotten van die ene religie.

Dit zijn allemaal ideologisch terugtrekkende bewegingen, die de vrije keuze dwarsbomen die de doopsgezinden al zo belangrijk vonden en die de basis is gaan vormen van de moderne Westerse cultuur. In 2014 is wel het verbod op ‘smalende godslasteringen’ verdwenen, maar niemand durft art. 137c van het Wetboek van Strafrecht dat ‘groepsbelediging’ verbiedt af te schaffen, hoewel dat even fnuikend is voor godsdienstkritiek.

Schrap art. 137c WvS

Deze ideologische concessies en nalatigheid worden dikwijls verdoezeld door te wijzen op de noodzaak tot respect. Respect voor wat? Respect voor ouders is de basis van beschaving. Maar kinderen zijn niet verplicht om alle ideeën van hun ouders over te nemen en hebben baat bij open discussie over die ideeën. Daarom moet art. 137c WvS zo spoedig mogelijk verdwijnen.

Overigens valt mij op dat iedereen die het woord ‘respect’ in de mond neemt, enkele zinnen later steevast het woord ‘moeten’ gebruikt. En ‘moeten’ is het tegenovergestelde van vrijheid.

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee? Kijk HIER. Hartelijk dank!