Waarom de Fransen niet langer willen werken

KleisJager 14-1-23
Pamflet van de CFDT, de grootste vakcentrale van Frankrijk, tegen een verhoging van de pensioenleeftijd naar 64 jaar. Bron: CFDT

Voor de vijfde keer in dertig jaar tijd waagt een Franse regering zich aan een hervorming van het pensioenstelsel. Alle voorgaande ingrepen gingen gepaard met veel stakingen en massademonstraties. En ook nu weer dreigt het uit te lopen op een zware bevalling.

Terwijl werknemers overal in Europa niet eerder dan met hun 65ste of 67ste mogen stoppen met werken, kan dat in Frankrijk nog steeds met 62 jaar. Veel werknemers – zoals het personeel van spoorbedrijf SNCF, het Parijse vervoersbedrijf RATP of de Franse banken houden er zelfs nog vele jaren eerder mee op.

Begint het leven bij het einde?

Volgens de peilingen is de publieke opinie sterk gekant tegen een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd naar 65 jaar. Daarom opereert president Emmanuel Macron voorzichtig, hij gaat niet verder dan een verhoging naar 64 jaar.

De romancier en essayist Pascal Bruckner heeft veel nagedacht over de vraag waar dit verzet toch vandaan komt. Waarom menen al die dertigers en veertigers dat zij vanaf hun 60ste ‘eindelijk’ van hun vrije tijd kunnen profiteren?

Opmerkelijk veel Fransen geven je het gevoel dat het leven begint bij het einde. Maar het echte leven, dat is hier en nu, schrijft Bruckner in zijn boek Une brève éternité (een korte eeuwigheid) over de gevolgen van de gestegen levensverwachting. Ook al zijn er nog zoveel beperkingen en obstakels.

Katholicisme, aristocratie en anti-kapitalisme

Twee jaar geleden, bij de eerste – mislukte – poging van Macron om het pensioendossier te openen – stelde ik Bruckner een paar vragen.

Als je kerngezonde mensen van tussen de 60 en 65 naar de kant stuurt, zei hij toen, zullen ze na enkele maanden verpieteren. De grote beloning waar ze altijd op hebben gewacht blijkt opeens een straf. Alleen door actief te blijven – in een baan of vrijwilligerswerk – kun je overleven, met alleen vrije tijd kun je geen zin aan een bestaan geven.

Dat er ook veel Fransen zijn die graag veel werken, ontkende hij niet. Maar voor een te groot aantal van zijn landgenoten is arbeid synoniem met lijden, met verstikkende orders en consignes.

Het idee dat je je kunt ontplooien in je werk, dat je waardevolle relaties aanknoopt met anderen, of dat het alleen al de moeite waard kan zijn om andere mensen te zien, ook al is wat je doet niet interessant, is volgens Bruckner zwak ontwikkeld.

De oorzaak van dit alles is, denkt Bruckner, te danken aan drie elementen die grote invloed hebben gehad op de Franse cultuur: het katholicisme, de aristocratie en het antikapitalisme. 

Het katholicisme waardeert werk niet in dezelfde mate als het protestantisme, dat arbeid aanprijst als een manier om de Heere te eren.

Aristocraten vonden werken iets voor horigen en boerenkinkels, de adel wijdde zich aan nobele zaken als de jacht en de oorlog.

Slavernij, maar dan anders

Het antikapitalisme claimt dat we ons niet in de luren moeten laten leggen door het moderne werknemerschap met een cao. Want dat is niets minder dan de voortzetting van de slavernij met andere middelen.

Zo criminaliseer je activiteit, aldus Bruckner. En komt nietsdoen op een hoger plan te staan.

Je kunt ook zeggen dat het oude aristocratische dédain voor arbeid nu algemeen is geworden. Met enige regelmaat duikt er iemand op – zoals onlangs de groene politica Sandrine Rousseau – die het ‘recht op luiheid’ – verdedigt.

Deze ontwikkeling heeft geleid tot een nieuwe paradox, constateert Bruckner: terwijl de meerderheid er nu de neus voor op lijkt te halen, laat de elite laat zich er juist heel erg op voorstaan zich rot te werken. Want tegenwoordig onderstreep je daarmee juist een hoge maatschappelijke status.

Vandaar ook dat werk een valeur de droite is geworden, een rechtse waarde. Wie nu zegt: ‘er moet meer worden gewerkt’, gaat door voor rechts.

‘Laten we staken tot ons pensioen’

In het rijtje katholicisme, aristocratie en anti-kapitalisme weegt de laatste erfenis het zwaarst. De anti-kapitalisten van nu pleiten bijvoorbeeld voor een basisinkomen dat ze willen financieren met een belasting op robots en niet te vergeten de grote vermogens: zo creëer je welvaart zonder arbeid, het toppunt van win win.

Eind 2019 stond er tijdens de pensioenprotesten een prachtige slogan op een muur in Parijs: ‘Laten we staken tot ons pensioen’. Dat vatte de stemming goed samen, vond Bruckner. En het erge is, benadrukte Bruckner, dat de meeste intellectuelen dit sentiment aanmoedigen.

Pensioen voor de doden

De historicus Pierre Rosanvallon klaagde bijvoorbeeld dat er een enorme ongelijkheid bestaat ten opzichte van de langere levensverwachting, in Frankrijk 85,7 voor vrouwen en 79,8 voor mannen. En dat we daarom absoluut tegen de hervorming moeten zijn.

Ook nu weer wordt ongelijkheid in stelling gebracht. Het linkse dagblad Libération publiceerde onlangs een grafiek waaruit blijkt dat armen eerder sterven: ‘Bij het bereiken van de huidige pensioengerechtigde leeftijd van 62 jaar is 25 procent van de armen al overleden.’

‘Werk, betaal je premies, hou je mond en vertrek naar het kerkhof voor je van je rechten gebruik kunt maken’, twitterde de groene senator Mélanie Vogel. ‘Dàt is de maatschappijvisie van deze regering.’

Op de eerste actiebijeenkomst tegen de hervorming in Parijs afgelopen dinsdag, borduurden linkse leiders voort op het thema kerkhof. ‘Deze hervorming zou je het pensioen voor de doden moeten noemen’, zei de socialist Boris Vallaud.

Een permanente klaagzang

Mathilde Panot, fractieleidster van de grootste linkse partij (La France Insoumise) kreeg een donderend applaus met haar constatering dat Macron voor mensen die altijd hebben gewerkt twee alternatieven heeft: armoede of de dood.

Alsof er bij de levensverwachting niet veel andere factoren meespelen zoals erfelijkheid en de vraag hoe iemand leeft.

Bovendien: een laagopgeleide vrouw die te maken heeft met moeilijke arbeidsomstandigheden leeft, volgens het Insee, het Franse CBS, langer dan een hoogopgeleide man met een leidinggevende functie.

Maar daar zul je Libération, of Vogel, Vallaud of Panot niet over horen. Alles wordt altijd negatief benaderd, zei Bruckner al. Om steeds maar te kunnen vertellen dat eigenlijk alleen de rijken een lang en goed leven hebben en dat armen jong sterven.

‘Wij verkeren in een staat van collectieve ontkenning’, sloot Bruckner af. ‘En wij geven ons massaal over aan een permanente klaagzang: het leven is loodzwaar, mensen lijden en zijn ongelukkig.’

Een bescheiden oplossing

Maar wat zijn de kansen van Macron om nu wel te slagen?

De peilingen zeggen niet alles. Een meerderheid wil niets van een later pensioen weten, dat is zeker. Maar is de stemming in het land explosief of juist gelaten? Is de actiebereidheid groot of zegt men: protesteren heeft toch geen zin?

Niemand die het weet. En in de zes maanden die nu volgen tot de stemming in het parlement zal dit klimaat van onzekerheid nog gevolgen hebben voor de opbrengst van de maatregel.

Waarschijnlijk is de regering bereid tot concessies op het gebied van de definitie van ‘zwaar werk’ en het aantal pensionado’s dat in aanmerking komt voor een verbeterd minimaal pensioen (bij een complete loopbaan) van 1.200 euro.

Al met al zal Macrons werkstuk een bescheiden oplossing zijn voor het probleem.

En dat probleem is dat als er niets gebeurt, er over 25 jaar een tekort ontstaat van 600 tot 900 miljard euro. Wie bedenkt dat de Franse staatsschuld nu al 3000 miljard euro bedraagt – 113 procent van het bruto binnenlands product – begrijpt dat niets doen geen optie is, ook al beweren alle vakbonden van wel.

Nederland moet zich zorgen maken

Met de geleidelijke verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd naar 64 jaar zou het pensioensysteem – een omslagstelsel, waarbij de werkenden de pensioenen betalen van de niet-actieven – voorlopig zijn gered.

Maar vanaf 2030 schiet de pensioenkas alweer in de rode cijfers.

Hierbij is niet eens rekening gehouden met een veelbesproken ‘verborgen tekort’ bij de ambtenarenpensioenen en de speciale vertrekregelingen voor onder andere machinisten.

Want elk jaar past de staat zo’n 30 miljard bij om de meestal gunstiger oudedagsvoorzieningen van deze groepen te garanderen. Deze subsidie wordt nooit betrokken in de toekomstscenario’s van de pensioenraad, de Conseil dorientation des retraites (COR).

Met andere woorden, Frankrijk hervormt op zijn Frans, dat wil zeggen met kleine stapjes. Zo blijft het een schuldenland, samen met Italië, Spanje, Portugal en Griekenland.

Veel prikkels om deze groep te verlaten zijn er niet. Zolang de Europese Centrale Bank de rente kunstmatig laag houdt, of onvoldoende verhoogt, zitten de Fransen goed. Want met een hoge inflatie zien zij hun schulden verdampen.

Voor het Nederlandse, kapitaalgedekte pensioenstelsel is het ondertussen een groot nadeel dat de inflatie onvoldoende wordt bedwongen, omdat die tot waardevermindering leidt.

Kleis Jager bericht maandelijks voor Wynia’s Week uit Parijs. Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar, twee keer per week. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!