We willen meer geld voor de zorg, maar anderen moeten het betalen

WimGroot 2-10-21
Het Martini Ziekenhuis in Groningen

Tot verrassing van velen, inclusief mijzelf, kondigde minister-president Rutte vorige week bij het begin van zijn reactie op de Algemene Beschouwingen aan dat het kabinet had besloten om de motie van SP en ChristenUnie uit te voeren waarin werd gevraagd om structurele verhoging van de salarissen van zorgmedewerkers. Eerdere moties van dezelfde strekking waren door het kabinet terzijde gelegd met als argument dat een demissionair kabinet hierover niet kon beslissen. Het demissionaire kabinet vond het nu geen bezwaar om voor deze salarisverhoging € 675 miljoen uit te trekken.

De mededeling van de minister-president leidde niet tot gejuich onder de Kamerleden. Integendeel. Lilianne Marijnissen van de SP, Lilianne Ploumen van de PvdA en Jesse Klaver van GroenLinks vielen over elkaar heen van verontwaardiging.

Verhit debat

Het kabinet wilde de salarisverhoging voor zorgmedewerkers in de ziekenhuizen, de wijkverpleging en bij de huisartsen namelijk financieren door een verhoging van de zorgverzekeringspremies. Als gevolg hiervan zou de premie die we maandelijks aan de zorgverzekeraar betalen met € 13 per jaar omhoog gaan en de inkomensafhankelijke bijdrage die de werkgevers betalen met 0,05%. Maar dat was niet wat de linkse partijen wilden. In de aangenomen motie stond dat de €675 miljoen niet door burgers betaald moest worden, maar door een verhoging van de vennootschapsbelasting voor bedrijven.

Rutte legde tijdens een verhit interruptiedebat uit dat dit volgens de wet niet kon. In de zorgverzekeringswet staat namelijk dat de kosten voor de zorgverzekering voor de helft worden gefinancierd uit de inkomensafhankelijke bijdrage die werkgevers betalen en voor de andere helft uit de nominale premies en het eigen risico die verzekerden betalen.

Financiering via de vennootschapsbelasting kon alleen als de wet zou worden gewijzigd en een wetswijziging is een langdurige en omslachtig proces. Het duurt zeker een jaar voordat dat is gerealiseerd.

Een verontwaardigd links drietal

Marijnissen en Ploumen begrepen het niet of deden alsof ze het niet begrepen. De ‘missionaire Tweede Kamer’, zoals Lilianne Ploumen maar bleef herhalen, had toch besloten dat het moest worden betaald uit een verhoging van de vennootschapsbelasting, nou dan moest dat ook gebeuren. Het demissionaire kabinet moest uitvoeren wat de Tweede Kamer had besloten, vonden Ploumen, Klaver en Marijnissen eensgezind. Daarmee gaven zij blijk van een bijzondere opvatting over het staatsrecht waarbij het kabinet de uitvoerder is van besluiten van de Tweede Kamer en wetten ondergeschikt zijn aan Kamermoties.

Zelfs de uitleg van Rutte dat voor de laagste inkomens de verhoging van de premie met € 13 per jaar bijna volledig wordt gecompenseerd door een verhoging van de zorgtoeslag maakte geen einde aan de verontwaardiging bij het linkse drietal.

Ze kalmeerden pas toen Gert Jan Segers van de ChristenUnie, een van de indieners van de motie, aangaf dat het kabinet toch een eigen verantwoordelijkheid had bij het vinden van dekking voor de € 675 miljoen en Pieter Omtzigt inbracht dat de premieverhoging ook gecompenseerd kon worden door een belastingverlaging.

Hiermee is de discussie niet beëindigd

Als de € 675 miljoen wordt gefinancierd door een verhoging van de zorgpremies, dan kan deze lastenverhoging worden gecompenseerd door een belastingverlaging. Deze lastenverlaging wordt op zijn beurt weer gefinancierd door een verhoging van de vennootschapsbelasting. Uiteindelijk stuurde het kabinet een tweede brief aan de Kamer waarin deze constructie werd bevestigd.

Zorgmedewerkers gaan er door de motie gemiddeld zo’n € 25 netto per maand op vooruit. Dat is minder dan waar veel zorgmedewerkers op hadden gerekend. Volgens de vakbonden is dit nog maar het begin. De vakbond voor zorgpersoneel NU’91 eist € 2,5 miljard om de salarissen te verhogen en de werkdruk te verminderen, de FNV vindt dat € 2,25 miljard nodig is. Verwacht dus niet dat met dit extra geld de discussie over hogere salarissen in de zorg ten einde is.

De Kamermotie om de zorgsalarissen te verhogen is een goed voorbeeld van het probleem waarmee de zorg kampt. We willen meer geld voor de zorg, maar vinden dat vooral anderen voor deze extra kosten moeten opdraaien. Meer geld voor hogere salarissen is goed, zolang we het maar niet zelf hoeven te betalen. Politieke partijen houden graag de schijn op dat zorg gratis is en willen wel meer geld voor de zorg maar geen hogere premies.

‘Scherpe keuzes’ nodig

Het debat over salarisverhoging voor zorgpersoneel viel samen met het verschijnen van een lijvige studie van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) waarin werd gesteld dat de kostenstijging in de zorg onhoudbaar is. De WRR berekende dat als we niets doen, we binnen dertig jaar driehonderd miljard euro aan de zorg zullen uitgeven, een kwart van de beroepsbevolking in de zorg zal moeten werken en alle ruimte voor koopkrachtverbetering zal opgaan aan de stijgende zorgkosten.

De boodschap van de WRR was dat er ‘scherpe keuzes’ moeten worden gemaakt om de stijging van de zorgkosten te beteugelen. Welke keuzes gemaakt moeten worden, zei de WRR er helaas niet bij. Wel vindt de WRR dat de politiek meer grip moet krijgen op de kosten van de zorg. Aan de andere kant moet de politiek zich volgens de WRR niet langer bemoeien met de vraag welke geneesmiddelen en behandelingen al dan niet in het vergoedingenpakket moeten zitten. Dat moeten deskundigen bepalen. De politiek moet alleen op hoofdlijnen aangeven waar de grenzen liggen aan wat we collectief willen betalen.

Jeugdzorg

De politiek laten bepalen hoeveel geld er aan zorg wordt besteed en deskundigen laten bepalen op welke zorg we recht hebben, is vragen om moeilijkheden. Politici zullen altijd minder geld beschikbaar stellen dan nodig is om alle zorg van te betalen. De beheerders van het verzekerde pakket, de deskundigen, zullen altijd meer vergoed willen hebben dan er geld is.

De jeugdzorg is daar een goed voorbeeld van. De Rijksoverheid bepaalt hoeveel geld er naar de jeugdzorg gaat, de gemeenten bepalen welke jongeren jeugdzorg krijgen. Jaar in jaar uit blijkt dat de gemeenten meer geld uitgeven aan jeugdzorg dan dat de Rijksoverheid hiervoor aan de gemeenten geeft. De gemeenten roepen dan ook voortdurend dat er meer geld bij moet. En zij krijgen ook steeds hun zin.

Vorig jaar kregen de gemeenten al €300 miljoen extra, volgend jaar komt daar nog eens € 1,3 miljard bovenop. Want dat is een andere les die de WRR kennelijk niet geleerd heeft: kabinet en Tweede Kamer kunnen de roep om meer geld voor de zorg nooit weerstaan. Meer zeggenschap van de politiek over de uitgaven aan zorg, leidt in de praktijk vooral tot meer uitgaven.

Personeelstekort als uitgavenbeheersing

Minister Hugo de Jonge nam het WRR-rapport in ontvangst. Hij sprak daarbij de hoop uit dat een volgend kabinet keuzes zou maken, want zoals hij zei: ‘Niets doen is ook een keuze.’ Daarmee gaf De Jonge ook een bondige beschouwing over zijn eigen beleid van vier jaar nietsdoen.

Waarschuwingen dat de zorg onbetaalbaar dreigt te worden, zijn door minister De Jonge en zijn ambtenaren vier jaar lang afgedaan door te zeggen dat voordat de zorg onbetaalbaar zou worden, het tekort aan zorgmedewerkers al een rem op de uitgaven zou zetten. Het personeelstekort als uitgavenbeheersing. Dat dit een foute veronderstelling is, bleek vorige week: het tekort aan zorgmedewerkers leidt tot extra salarisverhoging en daardoor tot hogere kosten.