Zorgelijke kieslijsten: Democratie slaagt er niet meer in om de beste mensen op belangrijke posten te brengen.

frentrop
Kati Piri, Tweede Kamerlid voor GroenLinks-PvdA. Beeld: tweedekamer.nl.

Ik denk wel eens: nog tien, vijftien jaar, dan halen de mensen GroenLinks en D66 door mekaar als de twee verdwenen partijen waar je in de vorige eeuw nog wel eens op stemde.

Dat zeg ik niet, dat schreef Jan Blokker, destijds befaamd, in de Volkskrant van 18 maart 2006. Blokker en de hele Volkskrant waren van de PvdA en hadden het niet op GroenLinks.

Tussen verdriet en verongelijktheid

Blokker beschreef in hetzelfde stukje twee net afgetreden Amsterdamse wethouders als: ‘Die waren geen van beiden erg competent, en allebei van GroenLinks. Dat zag je meteen aan ze. Ze hadden allebei de uitstraling van iets dat het midden houdt tussen verdriet en verongelijktheid. Verdriet om het vele sociale, politieke, etnische en ecologische onrecht in de wereld. En verongelijktheid over mensen die dat niet meevoelen.’ 

Blokker had ook een mening over de toenmalige Tweede Kamer-fractieleider, Femke Halsema: ‘Ze is honderd procent GroenLinks, een lichte neiging tot wenen om maatschappelijke bloemen in de knop gebroken [..] een vrouw die principieel in van die typische goedgesitueerde tweedehands mevrouwenwinkels haar kleren koopt, omdat ze voor geen goud in de P.C. Hooftstraat wil worden gezien.’

Dat was bijna twintig jaar geleden. Toen was Nederland uitgekeken op ‘paars’, de combinatie van VVD en PvdA in de regering. Nu fuseren GroenLinks en PvdA omdat Mark Rutte niet én de PvdA én GroenLinks in één kabinet wilde hebben. Alleen als één partij mogen ze meeregeren. Dus gaan ze samen, hoewel ze elkaar niet mogen.

We moeten nog even wachten hoe dat afloopt. Voorlopig is de Tweede Kamer met vakantie. Op 1 september begint men weer, maar slechts eventjes. De maand oktober zijn de dames en heren vrij. Als dan de verkiezingen achter de rug zijn, gaan de her- en gekozen leden anderhalve maand aan de slag tot de kerstvakantie. Kamerleden werken in de tweede helft van 2025 dus maximaal twee en een halve maand, een tijdspanne die vooral in het teken zal staan van kabinetsformatie.

Nevenfunctie

Het is misschien aardig om in herinnering te brengen, hoe dat zo gekomen is. Want zoals de dichter P.C. Hooft schreef: ‘Vaak zorgt voor zich zelven, die schijnt voor anderen te zorgen.’

Toen in Nederland de democratie werd ingevoerd, zag de wet het Tweede Kamerlidmaatschap als een nevenfunctie voor vooraanstaande burgers. Men vond salaris voor de leden onnodig én onwenselijk. Dat zou immers een belemmering voor hun onafhankelijkheid zijn. De grondwet van 1815 bepaalde dan ook dat Kamerleden alleen reis- en verblijfskosten naar en in Den Haag konden declareren.

Beroep

Honderd jaar ging dat goed. Maar de opkomende socialisten konden en wilden zich niet zonder betaling inzetten voor het algemeen belang. Dit leidde tot tumult toen op 16 november 1916 werd gedebatteerd over de nieuwe grondwet. Die herinneren wij ons vooral vanwege de ‘Pacificatie’ (invoering van het algemeen kiesrecht voor mannen en het einde van de schoolstrijd). Maar een kamerlid voor de Vrije Liberalen, de rijke reder Boudewijn Nierstrasz, maakte bezwaar tegen een ander deel van de grondwetswijziging: een vaste ‘schadeloosstelling’ voor Kamerleden. ‘Mijnheer de Voorzitter! Staatsman is in mijn oog geen beroep, maar een belangelooze roeping tot het verrichten van zwaren ernstigen arbeid, niet voor zich zelf, maar voor allen.’

Dat leidde tot verwensingen van Pieter Jelles Troelstra en andere socialisten. Terwijl in de landen om ons heen de Eerste Wereldoorlog werd uitgevochten, viel in de Tweede Kamer de term ‘jij schurk’ en kwam het bijna tot een handgemeen. De handelingen vertellen: ‘De Minister en zeer vele leden omringen den heer Nierstrasz en er ontstaat hevige opgewondenheid in de Kamer. Na door voortdurend hameren tevergeefs getracht te hebben de orde te herstellen, schorst de Voorzitter voor eenigen tijd de vergadering.’

Uiteindelijk zouden Kamerleden volgens de grondwet van 1917 naast hun onkosten een vast bedrag van 3.000 gulden per jaar ontvangen. Daarmee was het Kamerlidmaatschap een beroep geworden.

Van beroep naar ambtenaar

Een getal dat in de grondwet staat is lastig te verhogen. Dus verdween in 1956 het bedrag van de beloning uit de grondwet. De hoogte van het inkomen zou voortaan door de Kamer zelf bij gewone wet worden geregeld en in 1968 gaf men zichzelf een enorme loonsverhoging. Het jaar daarop kwam daar een pensioen- en wachtgeldregeling bij via de ‘Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers’. Maar het blijft pijnlijk om publiekelijk over het eigen inkomen te praten. In 1990 vond men de oplossing. Toen werd de vergoeding voor Kamerleden als een salarisschaal opgenomen in de ‘Wet bezoldiging rijksambtenaren’.

In de tussentijd kwam in de donkerste krochten van de regelgeving ook nog budget beschikbaar voor Kamerleden om eigen personeel in dienst nemen. In dat broeinest kwam ‘de fractiemedewerker’ ter wereld, een functie die goed van de tongriem gesneden jongens en meisjes direct van de schoolbanken de politiek in lepelt, zonder dat ze enige ervaring hebben met de maatschappelijke realiteit.

In een eeuw tijd is zo het Tweede Kamerlidmaatschap veranderd van een nevenfunctie in een beroep met arbeidsvoorwaarden als van een ambtenaar. Dat veranderde ook de omgangsvormen. ‘Het spel van volksvertegenwoordiging, verkiezingen en parlementair debat werd nog tot na 1870 met een aanzienlijke mate van ernst, wellevendheid en waardigheid gespeeld. [..] De volksvertegenwoordigers stamden voor het overgrote deel uit een bepaalde elite, die op rijkdom, geboorte of intellect gebaseerd kon zijn. Ze brachten van huis goede manieren mee. Ze waren gewoon zich behoorlijk en zelfs vormelijk te gedragen.’

Dit schreef de cultuurpessimistische historicus Johan Huizinga in zijn boek Geschonden Wereld. Volgens hem heeft democratie een zeker niveau van beschaving ook nódig: ‘Democratie wordt in zekere zin juist mogelijk door de toevoeging van een aristocratisch element, omdat ze zonder dat steeds gevaar loopt te stranden op de onbeschaafdheid van de massa’s.’

Zelfs de 25 jaar jongere socialistische denker Jacques de Kadt, die niets van de in zijn ogen bekakte Huizinga moest hebben, kon daarin meegaan, maar hij vestigde zijn hoop op een nieuwe elite die zou oprijzen uit de arbeidersklasse. Democratie bood de daartoe benodigde vrijheid en was volgens De Kadt dan ook bij uitstek geschikt om ‘de besten op de belangrijkste plaatsen in de maatschappij te brengen’’.

De kwaliteit van kandidaten die begonnen als fractiemedewerkers

Nu, tachtig jaar later, zullen weinig mensen dat vertrouwen van De Kadt nog delen. We kunnen alleen stemmen op de mensen die op de kieslijsten staan die op dit moment weer worden vastgesteld door organisaties die onze grondwet niet heeft voorzien: politieke partijen. Die slagen er niet in om mensen te rekruteren die kunnen bogen op een eigenstandige persoonlijkheid en maatschappelijke prestaties.

Laat ik twee voorbeelden geven van mensen die zeker op een lijst zullen komen. Ten eerste Kati Piri. Na 6 jaar middelbare school en 9 jaar universitaire studie, werd ze medewerker van de PvdA-fractie in het Europees Parlement. Daarna werd ze in 2014 lid van dat Europese Parlement. In 2021 kwam ze in de Tweede Kamer nadat het partijbestuur haar op de lijst had gezet en 6.330 mensen op haar hadden gestemd. Is dit hoe democratie ‘de besten op de belangrijkste plaatsen in de maatschappij’ brengt?

Of neem Rob Jetten. Na een studie bestuurskunde werkte die even bij ProRail maar hij verruilde die functie al gauw voor die van medewerker van de D66-fractie in de Eerste Kamer. Daarnaast was hij voorzitter van de jongerenbeweging van die partij en gemeenteraadslid in Nijmegen. In 2017 kwam hij op de lijst voor de Tweede Kamer waar hij sindsdien inzit met een tussenpoze als minister zonder portefeuille in het kabinet Rutte IV. Zien we hier de democratie ‘de besten op de belangrijkste plaatsen brengen?’

Democratisch falen blijft niet onopgemerkt. Ieder bestuur heeft legitimiteit nodig om uitoefening van de macht soepel te laten verlopen, zonder al teveel dwang in te hoeven zetten. Politieke legitimiteit hangt vooral af van de kwaliteit die de subjecten aan politici toeschrijven. Bij hoge legitimiteit voegen mensen zich vrijwillig naar de regels. Maar als mensen zien dat de kwaliteit van bestuurders daalt, verandert hun gedrag. Populisme is geen opwelling, maar een reactie op het dalend allooi van politici.

Wat te doen? We kunnen niet terug naar de tijd die Huizinga beschreef en evenmin kunnen we ons nog vastklampen aan het optimisme van De Kadt. We moeten leven met het feit dat politiek een ambtelijk beroep is geworden en dat politieke partijen niet in staat zijn de beste mensen voor dat beroep te vinden.

Benoem mensen via loting

Als een systeem niet de beste kandidaten selecteert, is het verstandig om – net als bij een jury in de Verenigde Staten – mensen te benoemen via loting in plaats van via verkiezingen. Maar dat zullen politici zelf nooit voorstellen. Dus mogen we eind oktober opnieuw stemmen. Op dat ‘feest van de democratie’ zal het aanbod opnieuw bestaan uit een voorgeselecteerde groep mensen wier ambities indrukwekkender zijn dan hun cv dat opvallend vaak begint met een baantje als fractiemedewerker in dienst van het partijbelang.

Slechts een andere uitspraak van de dichter kan ons enige troost bieden. ‘Eigen baat zoeken staat vrij, wanneer ze met het gemeene best gemengd is’, schreef P.C. Hooft die na een eeuw van politieke bemoeienis met het onderwijs nog slechts als straatnaam wordt herinnerd.

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in 2025? Kijk HIER. Hartelijk dank!