Om onze hoge inflatie te dempen, zouden we meer uren moeten gaan werken. Maar wie wil dat?

Tijdens de coronapandemie zijn we overvallen door een tsunami van inflatie. Economen bleken onthutsend weinig van dat proces te begrijpen en er ontstond zelfs bij nog relatief lage inflatie een soort volkswoede. Echte hyperinflatie was daar bepaald niet voor nodig.
Gelukkig is de inflatie inmiddels behoorlijk gedaald ten opzichte van 2021-2022. In de eurozone ligt ze vlak boven de 2 procent-doelstelling van de Europese Centrale Bank (ECB). De onze ligt al enkele jaren boven het gemiddelde in de eurozone. Dat lijkt een structureel patroon. Wat is hier aan de hand?
Eerst maar even de feiten. Vanaf de introductie van de euro in 1999 tot en met 2024 heeft de inflatie bij ons gemiddeld 2,4 procent per jaar bedragen. In de eurozone als geheel was het 2,1 procent. Dat verschil lijkt niet groot, maar over zo’n lange periode tikt het toch aan. Om precies te zijn: 26 jaar na de introductie van de euro is het prijspeil bij ons 86 procent gestegen, tegen 73 procent in de eurozone in zijn geheel.
Beleid met een prijskaartje
Wat daarbij opvalt, is dat het verschil in inflatie zich vooral de laatste jaren heeft gemanifesteerd. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft er onlangs een studie aan gewijd. De auteurs onderscheiden twee periodes: de eerste loopt van 1999 tot en met 2019 en de tweede vanaf 2020. Ik zou de scheidslijn twee jaar eerder leggen. Zoals gezegd beloopt het inflatieverschil tussen Nederland en het totale eurogebied vanaf de invoering van de euro dertien procent (86 min 73). De periode vanaf 2018 is verantwoordelijk voor acht van die dertien procent. Dat werpt de vraag op wat er is gebeurd in de laatste zeven jaar.
Een deel van de verklaring zit hem in het overheidsbeleid. Uit cijfers van het CBS valt af te leiden dat de overheid over de periode 2018-2024 zo’n 2 procent heeft bijgedragen aan de inflatie door accijnzen, heffingen enzovoort. Ook de forse huurstijging in 2024 heeft onze inflatie opgestuwd. Het duidelijkst is de invloed van de overheid op de energieprijzen. De studie van DNB wijst uit dat onze energieprijzen over de periode 1999-2019 gemiddeld 0,2 procent per jaar sneller stegen dan in het eurogebied. Door allerlei heffingen, bedoeld om de transitie naar duurzame energie te bespoedigen, is dat verschil sinds 2020 opgelopen tot 2,8 procent per jaar. Het is het gevolg van het beleid om ‘voorop’ te willen lopen. Prachtig allemaal, maar er hangt wel een prijskaartje aan, nou zeg maar prijskaart.
Ook valt op dat onze economie tijdens de pandemie een minder harde klap kreeg en sterker is hersteld. Eigenlijk begon die sterkere economische groei bij ons ten opzicht van de eurozone al iets voor de pandemie. Soms wordt wel gezegd dat onze economie ‘oververhit’ is. Heel wonderlijk taalgebruik, aangezien ons bbp in volume de laatste twee-en-een-halfjaar in totaal met slechts ongeveer 2 procent is gegroeid. Dan zou ik liever zeggen dat we onder meer door verstikkende regelgeving alle groeidynamiek hebben verloren waardoor de minste of geringste groei al snel omslaat in inflatie.
DNB heeft verder nog een opmerkelijke andere verklaring. Met ASML en alle andere technologiebedrijven die vooral rond Eindhoven zijn gevestigd, onderscheidt onze industriële structuur zich van die in de meeste andere eurolanden. We mogen ons erin verheugen, want het zijn de bedrijven van de toekomst. We zijn er terecht trots op.
Mixed blessing
Kenmerkend voor deze technologiesector is dat er een sterke productiviteitsstijging wordt gerealiseerd. Dat biedt ruimte aan forse loonstijgingen. Die zijn er dan ook en die stijging houdt aan. Aangezien onze arbeidsmarkt heel krap is, wordt de loonstijging elders in de economie meegezogen, want anders kan men daar het personeel niet vasthouden. De productiviteitsstijging buiten de technologiesector laat echter geen ruimte om de loonstijgingen op te vangen. Bedrijven zijn dan gedwongen de loonstijging door te berekenen en hun prijzen te verhogen.
De redenering van DNB klopt theoretisch en is ook in overeenstemming met wat we zien. Dat is dus in zekere zin de keerzijde van de aanwezigheid van onze mooie technologiebedrijven, een mixed blessing zouden de Engelsen zeggen.
Wat is hier nu tegen te doen? Er wordt vaak gesteld dat het beleid van de ECB voor onze economie eigenlijk niet geschikt is. Als we een eigen munt en een eigen centrale bank zouden hebben, zou onze rente hoger zijn dan die van de ECB nu. Vergis u echter niet. Ook toen we de gulden nog hadden was de beleidsruimte van DNB beperkt. We hechtten toen aan stabiliteit van de gulden ten opzichte van de Duitse mark. Dat maakte dat onze rente niet wezenlijk van de Duitse kon afwijken.
Denken in termen van een eigen munt en een eigen monetair beleid is sowieso hypothetisch. Maar er zijn nog wel wat alternatieve mogelijkheden. Ten eerste is het van belang dat er voldoende concurrentie in de economie is. Daarop toezien is een taak van de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Misschien kunnen die hier en daar een tandje bijschakelen, want of je nou naar supermarktketens, verzekeraars of banken kijkt, het stikt van de oligopolies.
Naast het versterken van de concurrentie zou het fijn zijn als de overheid stopt met het veroorzaken van inflatie. Waarom moet Nederland koploper binnen Europa zijn met allerlei heffingen om ons gedrag te beïnvloeden?
Meer uren werken
Een andere mogelijkheid is om via het begrotingsbeleid de economie wat af te remmen. Dat lijkt me een uitstekend idee, maar voorlopig zit dat er niet in. Er liggen nogal wat ambities die een hoop overheidsgeld gaan kosten en ik zie politici daar nog niet zo snel op terugkomen.
Een laatste mogelijkheid is het arbeidsaanbod vergroten. Nu is het deel van de bevolking dat in het arbeidsproces betrokken is heel hoog in internationaal perspectief, maar we zijn ook wereldkampioen deeltijd werken. Als we nu eens wat meer uren zouden werken, zou dat al geweldig helpen.
Het is duidelijk dat onze inflatie de laatste jaren hoger ligt dan in de eurozone als geheel. Dat dreigt een structureel verschijnsel te worden. Er zijn diverse oorzaken. Simpel gesteld zijn de overheid, beperkte concurrentie en onze industriële structuur in combinatie met een zeer krappe arbeidsmarkt de belangrijkste. Indachtig de uitspraak van president Kennedy, ‘Don’t ask what your country can do for you, ask what you can do for your country’, zou ik zeggen dat meer uren werken kan helpen. Maar of we daar zin in hebben?
Eerlijk gezegd is het ook een ietwat wonderlijke propositie: ga meer uren werken om de loonstijging af te remmen. Er wordt wel gezegd dat een volk de leiders krijgt die het verdient. Misschien krijgt een volk ook de inflatie die het verdient.
Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!