Rechtsstaat versus democratie (1): de linkse partijdigheid van de gevestigde orde zit burgers steeds vaker in de weg

Er zijn twee verschillende soorten democratie. De ene soort is waar Nederlandse scholieren les over krijgen. Dat is de democratie waarin de wil van het volk doorslaggevend is: burgers bepalen ‘met z’n allen’ wat het beleid moet zijn, rekening houdend met de belangen van minderheden. In deze democratie zijn weliswaar wetten en volksvertegenwoordigers nodig – en natuurlijk kan niemand altijd zijn zin krijgen – maar iedereen heeft gelijke rechten en gelijke inspraak.
Het is een mooi sprookje, maar het is in de loop der jaren doeltreffend onderuit gehaald door talloze grondige onderzoeken. Zo toonden Wouter Schakel en Daphne van der Pas in 2020 aan dat het Nederlandse beleid vrijwel volledig bepaald wordt door de bevoorrechte klasse van hoogopgeleiden. De rest van Nederland heeft weinig of geen invloed. Het is dus geen wonder dat veel Nederlanders zich niet vertegenwoordigd voelen, zoals het rapport van de Commissie Remkes in 2018 al uitwees.
Vinger op de zere plek
Toch hebben velen de mond vol van onze democratie, die blijkbaar beschermd moet worden tegen allerlei bedreigingen. Na de verkiezingsoverwinning van de PVV in november 2023 regende het bezorgde artikelen over de Grondwet en de grondrechten. Veelzeggend was een NRC-artikel van Folkert Jensma, die schreef wat volgens hem bedreigd werd: ‘het gedachtegoed dat de Grondwet belichaamt en daarmee de dominante politieke cultuur.’
Daarmee legde Jensma onbedoeld de vinger op de zere plek. Deze ‘dominante politieke cultuur’ is niet de democratie, maar het systeem waarin de bevoorrechte klasse van hoogopgeleiden het beleid bepaalt. Volgens vertegenwoordigers van die klasse is dit de ware democratie, en die moet met alle middelen beschermd worden tegen dat deel van het volk dat er nog primitieve ideeën op nahoudt over gelijke rechten en gelijke inspraak voor iedereen.
In deze ware democratie was het in 2023 ondenkbaar dat de leider van de grootste partij – anderhalf keer zo groot als de tweede partij – de premier zou leveren, want zijn naam was Geert Wilders. Bij partijleiders van de VVD, het CDA, D66 of GroenLinks-PvdA zou dat geen punt zijn geweest, want die zijn wél acceptabel. Zelf schendingen van de Grondwet – denk aan het toeslagenschandaal – hebben deze partijen niet ongeschikt gemaakt om de premier te mogen leveren.
De weerstand tegen de PVV ging zelfs zó ver dat de partij pas een coalitie kon vormen na het ondertekenen van een verklaring over rechtsstatelijkheid. In die verklaring stonden grote woorden over ‘het waarborgen van de Grondwet, de grondrechten en de democratische rechtsstaat’. Natuurlijk werd de nadruk gelegd op maatregelen die de PVV wilde nemen tegen de islam en tegen criminaliteit, maar het is opvallend dat de verklaring ook sprak over het respecteren en beschermen van ‘instituties die de rechtsstaat dragen’.
Sommige instituties zijn zo langzamerhand heilig verklaard. Toen vicepremier Mona Keijzer (BBB) het waagde om een advies van de Raad van State naast zich neer te leggen, werd zij om de oren geslagen met zware termen als ‘constitutioneel/rechtsstatelijk vandalisme’ (emeritus hoogleraar Aalt Willem Heringa, Montesquieu Instituut), ‘ondermijning van de rechtsstatelijkheid’ (John Bijl, directeur Periklesinstituut), en ‘ongehoord verkiezingspopulisme’ (hoogleraar staatsrecht Wim Voermans).
Wie deze termen hoort, zou denken dat Keijzer iets vreselijks had gedaan. Maar waar ging het eigenlijk over? De minister wilde een voorrangsregeling voor statushouders afschaffen waardoor de wachttijden voor sociale huurwoningen ver zijn opgelopen. Zij maakte een andere politieke keuze dan de Raad van State. Dat de Raad dit ongrondwettelijk noemde, is een mogelijke interpretatie, maar de minister ziet dat anders.
Rechtsstatelijkheid als verkiezingsleus
Natuurlijk grepen politici van andere partijen dit aan om hun eigen ‘rechtsstatelijkheid’ nog wat op te poetsen en zich af te zetten tegen de gebrandmerkte concurrent. Zoals Henri Bontenbal (CDA) tegen NU.nl zei: ‘Ik zie bewindspersonen die constant in talkshows de grenzen van de rechtsstaat opzoeken en als bewindspersoon nota bene de Raad van State onder de bus gooien.’ Die Mona Keijzer toch. Gelukkig maar dat Henri Bontenbal wél de Raad van State respecteert. Rechtsstatelijkheid als verkiezingsleus.
Inmiddels mengde de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) zich in de verkiezingsstrijd, met een rapport over de programma’s van de politieke partijen. Sinds 2012 onderwerpt de advocatenorde bij elke verkiezing de programma’s aan een rechtsstatelijke toets. En dit keer was volgens hen bij twaalf van de vijftien partijen sprake van voorstellen ‘die strijdig zijn met beginselen van rechtsstatelijkheid’. Inmiddels is DENK weer in genade aangenomen, waardoor nu volgens de orde vier partijen ‘binnen de grenzen van de rechtsstaat’ blijven.
Wie het overzicht bekijkt dat NRC hierover publiceerde, zal meteen iets opvallen. Als de partijen nauwkeurig van politiek links naar politiek rechts gerangschikt waren, zou dat vrijwel dezelfde volgorde opgeleverd hebben. Zoals Wim Voermans tegen één van de opstellers van dit rapport zei: ‘Het rapport staat vol met allerlei dingen die volgens mij helemaal niks met rechtsstaat te maken hebben. U juicht programma’s toe die meer overheidsbemoeienis, meer regulering, en meer regie op de markt hebben. Dat krijgt dan een dikke groen. Wat heeft dat met de rechtsstaat te maken?’
Daar sloeg Voermans de spijker op de kop. De politieke kleur van de partijen leek bepalender voor hun score dan de voorstellen die ze deden. Inmiddels hebben diverse mensen twitterdraadjes gemaakt en stukken geschreven, waaruit blijkt dat de orde nogal selectief te werk is gegaan. De advocaten hebben vooral groene vinkjes gegeven hebben aan partijen waarmee zij zich blijkbaar verwant voelen, en rode vinkjes aan partijen die hen tegenstaan. Soms voor precies dezelfde punten.
Tegelijkertijd claimen deze mensen dat zij de autoriteit zijn op dit gebied. Zij zijn de ‘experts’ die beoordeeld hebben of partijen wel binnen de grenzen van de rechtsstaat blijven. En hun rapport wordt door veel media als gezaghebbend gepresenteerd. Maar zoals Wim Voermans waarschuwde: ‘Als je van de rechtsstaat een soort speelbal maakt van een politieke minderheid – of een politiek correcte minderheid – die dat de hele tijd inroept voor mogelijkerwijs hun eigen belangen, dan maak je de rechtsstaat politiek.’
Kiezersrevolte
Is dit niet wat al veel langer gaande is? De bevoorrechte groep die alles zo goed voor elkaar had, is een koers gaan varen die steeds meer weerstand opriep. Degenen die zich niet vertegenwoordigd voelden, kregen steeds meer te maken met de gevolgen van dat beleid. De belofte van democratie was zo sterk, dat deze mensen bleven proberen om via de stembus invloed te krijgen. Maar al hun pogingen liepen dood op het machtsmonopolie van de bevoorrechte klasse.
Twee jaar geleden was de onvrede zo hoog opgelopen dat er een ware kiezersrevolte plaatsvond. In maart 2023 werd BBB uit het niets de grootste partij bij de Provinciale Statenverkiezingen. In november 2023 boekte de PVV een overwinning die geen peiling had voorzien. Maar het resultaat was geen regering die eindelijk een koerswijziging kon bewerkstelligen, het resultaat was een patstelling tussen de officiële macht en de macht van al die instituties waar de bevoorrechte klasse het nog steeds voor het zeggen had.
Hoe meer de machteloosheid van de nieuwe regering bleek, hoe harder gestreden werd over de schuldvraag. Lag de mislukking aan het amateurisme van de regeringspartijen? Lag het aan de tegenwerking vanuit het establishment? Voor allebei zijn argumenten aan te voeren, maar het sterkste argument is toch wel dat blunderende klunzen in vorige regeringen nog altijd meer voor elkaar kregen dan tamelijk competente bewindslieden in dit kabinet. Onderschat de macht achter de schermen niet.
Angst voor echte democratie
Wie even nadenkt, weet wat een belangrijk aspect van die macht achter de schermen is: het is de autoriteit van de gevestigde orde. Het is de structuur van de Nederlandse democratie, die gezag heeft uitbesteed aan instituties die boven de burger staan. Die structuur is onmisbaar. In een moderne maatschappij is het niet meer mogelijk om met elkaar op het dorpsplein de zaken te regelen, we hebben een fijnmazige organisatie nodig. Maar die organisatie, die hiërarchie, brengt met zich mee dat mensen macht krijgen als ze op de juiste plek zitten.
Degenen die zich in die macht bedreigd voelen – bijvoorbeeld door groeiende politieke invloed van de ‘verkeerde’ mensen – hebben de instrumenten voor het grijpen. Zij hebben de kennis en de macht, zij hebben de autoriteit. Zij kunnen ervoor kiezen om kritischer op de aanstormende populisten te zijn dan ze ooit geweest zijn op de politici van de gevestigde partijen. Mark Rutte was dan wel een aalgladde opportunist, maar hij was nooit een bedreiging voor de status quo. De populisten zijn dat wel.
De plotselinge liefde voor rechtsstatelijkheid lijkt meer op angst voor echte democratie dan op bescherming van de democratische rechtsstaat.
Wynia’s Week brengt broodnodige, onafhankelijke berichtgeving: drie keer per week, 156 keer per jaar, met artikelen en columns, video’s en podcasts. Onze donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!